28 april 2015

Bart De Wever en Etienne Vermeersch over legerdienst




MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN




Voorafgaande opmerking:
Naar aanleiding van mijn brief aan John Crombez kreeg ik een reactie die ik u niet wil onthouden: Pieter Knapen; baas van de Raad voor de Journalistiek (RvdJ) liet mij weten dat ik in mijn brief aan John Crombez ons gesprek over de geloofwaardigheid van de media verkeerd weergaf. Ik schreef : "dat de RvdJ zeer bekommerd is over de geringe geloofwaardigheid van de media." Volgens Knapen zou hij dat niet gezegd hebben maar wel "dat de Raad voor de Journalistiek en ikzelf uiteraard groot belang hechten aan de geloofwaardigheid van de media." 

Hiermee toont meneer Knapen opnieuw aan dat de RvdJ heel gevoelig is voor mogelijke kritiek vanwege zijn opdrachtgevers die uiteraard niet willen geweten hebben dat de media weinig betrouwbaar zijn. Een onwelkome waarheid.

________________________________
 
 Het hoogstaand debat over nationaliteitsbeleving tussen Bart De Wever en Etienne Vermeersch (Canvas) leerde veel over de noodzaak aan burgerschap/burgerzin. Ik vroeg hen of een legerdienst daar ook bij hoort.
 
Wat Bart De Wever en Etienne Vermeersch denken over de legerdienst is vooral interessant wanneer we hun mening kaderen in een globale analyse. Daarom deze poging om het personeelsbeleid van defensie te beoordelen als een onderdeel van hun gedeelde visie over burgerschap en burgerzin.
 
Defensie is toe aan een grondige evaluatie en minister Vandeput (N-VA) heeft de opdracht om een blauwdruk voor de toekomst te schrijven. Een van de aandachtspunten zal ongetwijfeld de personeelsproblematiek zijn. Het was een gelegenheid om – zij het ongevraagd – via een reeks artikels enkele aanbevelingen te doen; onder meer over het personeel. Deze bijdrage hoort bij deze reeks.

Gemeenschapszin


 

Het debat tussen De Wever en Vermeersch ging uiteraard veel breder dan defensie. Ondanks al die hooggestemde overwegingen kunnen we echter niet anders dan vaststellen dat de gemeenschapszin tegen een hoog tempo afbrokkelt en elke individuele inspanning afgewenteld wordt op ‘de overheid’. Er ontwikkelde zich een geloof in de zaligmakende staat en tegelijk groeide de nood aan een efficiëntere staat, wegens onbetaalbaar. Maar dat is slechts een surrogaat voor de solidariteit die we gelukkig nog wel terugvinden bij de vele vrijwilligers die zich inzetten in diverse organisaties en vrijwillig doen wat politici niet meer durven eisen van iedereen.
 
Wanneer we dus een vraag stellen over de legerdienst, dan staat deze vraag en de antwoorden erop ook voor een veel omvangrijker maatschappelijk fenomeen.

 

Het antwoord van N-VA voorzitter Bart De Wever

 

Hoewel een legerdienst zeker een gemeenschapsvormend aspect in zich draagt, ben ik geen voorstander van een herinvoering van de dienstplicht.
 
Allereerst uit financiële overwegingen. Het Belgische leger heeft de laatste decennia geleden onder een enorme besparingsdrift. Een dergelijke capaciteitsverhoging kan het momenteel niet aan. Bovendien werd de legerdienst toentertijd door Leo Delcroix ook afgeschaft omwille van die budgettaire meerkost. Al speelde het einde van de Koude Oorlog ook een rol.
 
Maar vooral: wij hebben nood aan een professioneel leger dat klein en wendbaar is, maar zeer goed uitgerust en onmiddellijk inzetbaar. Willen wij onze internationale slagkracht verhogen en de binnenlandse veiligheid garanderen, hebben wij nood aan gemotiveerde, professionele militairen die hun vak kennen en een bijzondere expertise hebben.

 

Het antwoord van professor Em. Vermeersch

 

In een wereld waar zinvolle wensen werkelijkheid worden, zou ik het heel positief vinden mochten alle jonge mensen m/v opgeroepen worden om gedurende een bepaalde periode, van een half tot een geheel jaar een burgerdienst te verrichten. Een gedeelte van dat contingent zou een militaire opleiding kunnen krijgen en een ander gedeelte (o.m. de ‘gewetensbezwaarden’) een andere dienst op het vlak van gezondheidszorg en andere zinvolle bijdragen tot het maatschappelijk leven.
 
Ik zeg ‘in een ideale wereld’ omdat ik vrees dat een dergelijk project in de huidige context niet meer politiek (zeg maar ‘electoraal’) haalbaar is. Ikzelf heb 15 maanden legerdienst gedaan als brancardier en tijdelijk verpleger in het militair hospitaal. Ik heb daar heel veel geleerd. Ik denk dat de meeste jonge mensen dat niet meer zien zitten.
 
Denk bv. aan de mensen die niet gaan stemmen en zelfs aan degenen die - eenmaal in hun leven – weigeren te zetelen in een stemlokaal. Niets belet echter die gedachte nu en dan te verspreiden in de hoop dat er ooit een kentering komt.

De omgekeerde wereld


 

Kijkend naar de evolutie van de gewapende conflicten waar ook Belgische militairen aan deelnamen, kunnen we alleen maar vaststellen dat de rol van niet-militairen in deze conflicten crescendo gaat. In bepaalde bloedige conflicten staat de wereld zelfs helemaal op zijn kop: burgers die mekaar met alle mogelijke wapens naar het leven staan en militairen die proberen de gemoederen te bedaren om de vrede al of niet gewapenderhand te herstellen. Militairen die gebonden zijn door de Conventie van Geneve (het oorlogsrecht), maar wel blootgesteld worden aan de niets en niemand ontziende brutale verkrachting van diezelfde regels door gewapende burgers en huurlingenbenden. De genocide in Rwanda waar onze Para’s onmachtig dienden toe te kijken, was zo’n verschrikkelijke ervaring.
 
Tegenover wereldwijd verspreide conflicten waar iedereen soldaat is, staat een moreel ontwapend West-Europa (dat geldt nog niet in dezelfde mate voor de ex-Warchaupact landen) waar niemand nog soldaat wil zijn. Aan de ene kant een leger van jonge vrijwilligers die van heide en verre komen om voor hun godsdienst te vechten. Aan de andere kant ons groot gebrek aan burgerschap/burgerzin waar zowel De Wever als Vermeersch nochtans belang aan hechten.
 
Oh ja, we hebben nog gemotiveerde vrijwilligers om universele waarden te verdedigen: de vrijwilligers van Artsen zonder Grenzen, van het Rode Kruis, van de talrijke niet-gouvernementele organisaties die soms met meer moed dan kennis een rol spelen in bloedige burgeroorlogen. Maar toen de krijgsmacht opdracht kreeg om naar Somalië te trekken had men zelfs moeite om voldoende (beroeps)militaire geneesheren te vinden die ‘wilden meegaan’. Wat dacht u wel: ze konden niet gemist worden in het ziekenhuis waar ze, ondanks hun volle wedde als militair geneesheer, het grootste deel van hun tijd werkten.
 
Maar toegegeven, voor jongeren zoals Bart De Wever, die het soldatenleven niet zelf beleefden, zijn dergelijke overwegingen misschien oubollig. Het klinkt eigentijdser om onze veiligheid uit te besteden aan een gespecialiseerde firma. Zo lang het maar niet te veel kost.
 
We sturen de militairen wel nog naar conflictengebieden, zolang ze onze pret niet bederven op de Kortrijkse Paasfoor, de Antwerpse Sinksenfoor of de Gentse Feesten. ‘Ze’ worden er goed voor betaald en dat mag volstaan. Trouwens, zonder dit manna zou snel blijken dat bij velen ook hun enthousiasme en burgerzin niet volstaan. En dat is terecht, want het zijn tenslotte ‘onze jongens’ niet meer. Misschien zou het nog efficiënter zijn om onze defensie gewoon uit te besteden aan een privéfirma, zodat we zelfs geen bodybags meer hoeven te vrezen, hooguit werkongevallen. En nu we toch aan de toekomst denken, waarom geen resultaatsverbintenis eisen, no cure, no pay? De realiteit kan soms zo cynisch zijn.

 

Strategische keuzes


 

Na de publicatie van een artikel over de keuze tussen legerdienst en ‘civil servants’ - waarin ik opteer voor een oplossing met ‘civil servants’ - kreeg ik enkele reacties die het grote belang van een legerdienst voor de persoonlijke ontwikkeling en het gemeenschapsgevoel benadrukken. Ook in de antwoorden van De Wever en Vermeersch valt het op dat dit aspect niet onbelangrijk is. Maar in de zakelijke aanpak van De Wever weegt dat voordeel duidelijk minder zwaar.
 
Men mag beweren dat de herinvoering van de legerdienst electoraal niet meer haalbaar is, het tegendeel is evenmin bewezen. Tegenover de gelatenheid van Vermeersch staat de dadendrang van De Wever die kiest voor een andere weg en dat ook duidelijk zegt. Over die visie kan en moet het debat gaan. Maar dit valt buiten het bestek van dit artikel. Daarvoor verwijzen we naar het dossier op De Bron
 
Het is evident dat een veralgemeende legerdienst zeer duur is. Het past al helemaal niet in de strategische keuze van het Westen (de VS) die vooral gericht is op minder bodybags. De inspanningen van de wapenindustrie focussen op technologische wapens die direct vijandelijk contact moeten voorkomen; het risico maximaal verminderen. Informatie verzamelen (meestal door eigen of gehuurde burgers) en uitschakelen van de doelwitten van op een veilige afstand, zijn de belangrijkste nagestreefde capaciteiten geworden voor het leger van de toekomst. Tot de potentiële tegenstanders evenwaardige capaciteiten ontwikkeld hebben, waarna de wapenwedloop een volgend rondje kan draaien.

Vrede als streefdoel voor de toekomst van defensie


 

Bij deze evolutie waar ook N-VA voor kiest, zijn echter twee bedenkingen te maken:
 
De dominantie van de partij die zonder zelf gevaar te lopen de tegenstander kan uitschakelen zorgt voor een enorme frustratie en zet aan tot al even ‘lafhartige’ acties: terreur door onherkenbare daders tegen onschuldigen. Daar kan zelfs het best uitgeruste leger niet tegen op. Nochtans zou de VS uit het Vietnam-debacle kunnen geleerd hebben dat een overmacht aan ‘gunpower’ niet volstond om de Vietcong-guerilla klein te krijgen. Daarenboven zit er een contradictie in deze evolutie: terwijl het minder riskant wordt voor militairen neemt het gevaar voor burgerslachtoffers (door terreur) zelfs in eigen land toe.
 
Laat mij een voorbeeld geven van hoe belangrijk een moedig militair optreden kan zijn: Onze Para’s die in het zuiden van Somalië (regio Kismayo) patrouille liepen, droegen bij momenten zelfs geen scherfwerende vest. Uit gesprekken met ‘wise elders’ (gerespecteerde ouderen) bleek dat precies dit moedig gedrag van onze para’s zorgde voor respect en minder agressie. In Mogadishu echter, waar de Amerikanen alom tegenwoordig waren werkte hun zware bewapening en allerhande beschermingsmaatregelen als een rode lap op een stier. De les die ik er leerde: Een overmacht aan wapengekletter schrikt af maar veroorzaakt tegelijk meer agressiviteit. Is het niet die wereldwijde demonstratie van hun absolute militaire dominantie die zorgt voor grote agressiviteit ten aanzien van de VS? Zal de frustratie en de terreur afnemen door deze evolutie of net niet?
 
Eveneens in Somalië stelden de Amerikanen voor om een tot ‘gunship’ omgebouwd C130 vliegtuig in te zetten in onze sector. Na een interne bespreking werd een tegenvoorstel gedaan: in plaats van raids waarna ze terug verdwenen stelden we voor om een detachement permanent ter beschikking te stellen. Einde verhaal.
 
Tijdens een toespraak in het Pentagon voor studenten van het NAVO Defensie College in 1994 verklaarde de toenmalige ‘Voorzitter van de Chef Staven’, Generaal David Shalikashvili dat na de brutale moord op een helikopterbemanning in Mogadishu de VS maar één optie meer hadden: overal de absolute overmacht hebben. Desnoods een compagnie op elk kruispunt.
 
De tweede bedenking is moeilijker te omschrijven. In conflicten zoals we die de laatste tijd kennen moet elke militaire inzet niet noodzakelijk gericht zijn op het behalen van een tactische overwinning, maar afgemeten worden aan het nut voor het bereiken van het uiteindelijk doel: vrede. En dat doel wordt niet noodzakelijk sneller en gemakkelijker bereikt door hypergesofistikeerde wapens en ‘zero bodybags’. Het zou daarom gepast zijn om in het debat over de toekomst van defensie eveneens te discussiëren over vredesopbouwende capaciteiten.
 
Daar is ongetwijfeld een rol weggelegd voor burgers om samen met gewapende militairen datgene te doen wat helaas alle Westerse legers tot op heden al te zeer nalieten te doen. Hun snelle kortstondige interventies met heel veel machtsvertoon maar zonder een exit strategie zorgen meestal alleen voor chaos nadien en in sommige gevallen voor nog meer ellende dan voordien. Kunnen we in een democratisch debat over defensie ook daarover praten? Kunnen deze gecombineerde capaciteiten de vredesactivisten verzoenen met een degelijke militaire organisatie, die het uiteindelijk strategisch streefdoel niet opoffert voor een tactische overwinning? Laat staan voor de grootheidswaan van militaire strategen en de belangen van het militair-industrieel complex.
 
Pjotr

   

 

   

23 april 2015

Open brief aan John Crombez




MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

In zijn reactie op Zuhal Demir’s aanklacht over de onterecht uitbetaalde werklozensteun, verweet John Crombez mevrouw Demir in Terzake (Canvas) te liegen en blind te focussen op dit bedrag.

Bang voor het debat


 

Een gekende truc om een debat volledig te laten ontsporen is om er een ander debat van te maken. Hoe Crombez en de medeplichtige politiek correcte media hierin slaagden kunt u lezen in een artikel van Gerard De Beuckelaer.
 
Deze open brief gaat ook naar Pieter Knapen, baas van de Raad voor de Journalistiek, die mij nog niet zo lang geleden verzekerde dat de RvdJ zeer bekommerd is over de geringe geloofwaardigheid van de media. Mocht dat werkelijk zo zijn, zou het dan geen hoog tijd worden dat de RvdJ zich buigt over de kritiekloze gedoogsteun van de media aan bepaalde politici? Wanneer die media klakkeloos voor waar verkopen wat sommige politici beweren, zijn ze ver af van hun controlerende functie. Dan geldt voor hen, net als voor misleidende politici de retorische vraag “Wie gelooft die mensen nog?”.
 
En mag het duidelijk zijn dat zowel de voor- als tegenstanders van om het even welke politieke keuze (zoals hier de uitbetaling van werklozensteun via de vakbonden) het recht hebben om door de media op een gelijkwaardige manier behandeld te worden. Daar zou de RvdJ veel meer belang aan kunnen hechten dan aan de verdediging van zijn aandeelhouders en het behandelen van individuele klachten ‘om erger te voorkomen’. Quod non.  

Brief aan John Crombez


 

Na het debat stuurde ik op vrijdag 17 april een mail aan meneer Crombez (sp.a) met afschrift voor Zuhal Demir (N-VA):
 
Geachte heer Crombez,
 
Naar aanleiding van uw deelname aan het debat op Canvas met Zuhal Demir wil ik u graag enkele vragen stellen:
 
Systemen tussen landen vergelijken is geen eenvoudige opgave. Wanneer u zegt dat de uitbetaling van de uitkeringen via vakbonden in ons land goedkoper is dan onder meer in Nederland, dan wil ik dat wel geloven maar zo lang ik niet alle parameters ken is dat geen afdoende bewijs. Hoe komt u tot deze vergelijking, en zijn de taken wel vergelijkbaar? Wordt daar ook de foutenlast bij gerekend?
 
Wanneer u met cijfers aantoont dat de ene vakbond goedkoper is dan de andere, kunt u mij dan verklaren waarom sp.a niet kiest voor die ene goedkopere vakbond om alle werkloosheidsuitkeringen te betalen? Dat zou toch efficiënter zijn?
 
Idem voor de ziekenfondsen. Daar zijn ook verschillen en zo kan een gehandicapte in Oostende een rolstoel huren aan een goedkopere prijs in de CM winkel in Oostende dan een lid van de liberale ziekenkas die voor een rolstoel naar Brugge moet. Waarom niet de goedkoopste ziekenkas met de beste dienstverlening voor alle gehandicapten en zieken? Of gaat u akkoord met een verschillende behandeling van deze mensen in functie van een politiek-ideologische opdeling? 

Geen antwoord is ook een antwoord


 

Na vijf dagen en herhaling van de vraag blijven we wachten op een antwoord, maar menen wij evenwel dat het antwoord schuldig blijven ook een antwoord is.

Nabeschouwingen


 

In afwachting van zijn antwoord vroeg ik enkele Nederlandse vrienden of die vergelijking opgaat. En hoewel ik dat niet zelf kon nagaan, blijkt toch wel duidelijk dat de  sociale dienstverlening in Nederland anders georganiseerd is en het uitbetalen van werkloosheidsteun onderdeel is van een pakket diensten waaronder ook taken die hier door de RVA worden ingevuld. Meer dan een vermoeden is dat niet maar het zou toch wel belangrijk zijn mochten we ooit te weten komen of zijn uitspraak inderdaad klopt of fout is.
Op mijn twee volgende vragen, over de goedkoopste en beste dienstverlening, hoef ik zelfs geen antwoord. Immers, hijzelf wees tijdens het debat op de verschillen in kostprijs naargelang de vakbond die de uitbetaling doet.
Door dergelijke organisatie in stand te houden volgden de traditionele politieke partijen die de regeringen leverden een kromredenering: Ze gebruiken het argument van de grotere aantallen (schaalvoordelen) om de sociale zekerheid Belgisch te houden. Omdat een Vlaamse organisatie minder schaalvoordelen oplevert. Maar tegelijk verwerpen ze datzelfde argument om de sociale zekerheid grootschaliger te maken door deze ‘onpartijdig’ te organiseren. Om de politiek-ideologisch scheidsmuren te slopen.
Waarom dan geen grootschalige apolitieke Vlaamse organisatie voor de uitbetaling van allerlei uitkeringen en de terugbetaling van medische kosten, die iedereen dezelfde dienstverlening en voordelen biedt, ongeacht hun politieke overtuiging, godsdienst … Is de huidige opdeling geen (zachte) vorm van discriminatie? Of misschien de concurrentie volop te laten spelen?
Anders gelezen: dit debat toonde opnieuw aan hoezeer de Belgische ziekte ons beleid en de media aangetast heeft.

Pjotr

05 april 2015

Onschuldig tot in de dood



 

MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

Wanneer het gerecht een bekend politicus doorverwijst naar de rechtbank, doet het dat niet lichtzinnig. Sommige vrienden van Stevaert blijken minder moeite te hebben om iemand te veroordelen.

 

Over de doden


 
Over de doden geen kwaad woord. Uit medeleven voor de familie en uit respect voor de overledene. Maar dat respect van zoveel politici die al lang de smeuïge verhalen – uiteraard achter de hand uitgesproken – kennen, klonk bijwijlen zo onoprecht dat een mens er zich eerder zou voor schamen dan erdoor getroost te zijn. Misschien zullen sommigen zich ook wel geviseerd voelen door de beschuldiging van machtsmisbruik.

 

Maar laten we even stilstaan bij een opmerkelijke reactie van een goede vriend van Stevaert: Willem Elias, decaan van de faculteit psychologie en educatiewetenschappen aan de VUB, postte op Facebook volgend bericht:

 

 DECAAN Elias over Steve Stevaert.jpg

 

Volgde een eerste bericht op DS online: ‘Steve was gewoon een zeer goede vriend, die in het water zien springen vind ik niet leuk. Meer moet men achter deze bekentenis onder vrienden niet zien. Wie daar niet kan mee leven moet zich maar ontvrienden. Facebook blijft onder ons.’
 
In een tweede aansluitend bericht klinkt het ietwat anders: ‘Wat ik heb geschreven, is een aanbeveling aan vrouwen om toch geen drie jaar te wachten om aangifte te doen. Stevaert was géén verkrachter. Ik neem die uitspraak niet terug’.
 
Men kan dan wel overtuigd zijn van de onschuld van een vriend, dan nog is het een totaal overtrokken stap om de aanklager/het slachtoffer te beschuldigen de oorzaak te zijn van zijn zelfmoord. Komende uit de mond van een psycholoog is dat onbegrijpelijk. Daarenboven is deze morele veroordeling door een decaan psychologie des te bevreemdend omdat ze voorbijgaat aan de melding dat het slachtoffer zich na de (toegegeven) feiten medisch liet onderzoeken en géén drie jaar wachtte zoals hij suggereert.

Het socialisme zal gezellig zijn of niet   


 

‘Steve’ stond bekend om zijn oneliners. Alleen was deze oneliner over gezelligheid niet zo gelukkig. Het socialisme van Stevaert was duidelijk niet voor iedereen zo gezellig. Eigenlijk is het kenmerkend voor een generatie politici die zich opwerpen als de verdedigers van de vrijheid en blijheid. De vrijgevochten jongens en meisjes die zich wat graag afzetten tegen het paternalisme van de kerkelijke preken. Zijn zwak voor de vrouwen – geen liefde, louter seks om de seks - mag dan al begrijpelijk zijn en zelfs niet uitzonderlijk, toch blijft het voor iemand die zich opwerpt als het symbool van een sociaal gemotiveerde politieke beweging een teken van zwakte. En zwakte is gevaarlijk wanneer iemand zoveel macht bezit.

Vooraanstaand en hoogstaand


 

De manier waarop hij blijkbaar omging met het zwakke geslacht toont eens te meer aan dat ‘vooraanstaand’ niet hetzelfde is als ‘hoogstaand’. Wanneer men iemand de eretitel van minister van staat toekent, zou dat laatste belangrijker moeten zijn. Vooral omdat nog andere ministers van staat weinig blijken van een hoogstaande levenswandel konden voorleggen.
 
Gelukkig heeft men begrepen dat hij zijn recht verspeelde om aanspraak te kunnen maken op een staatsbegrafenis. Het voorkomt dat koning Filip een vertegenwoordiger zou moeten sturen. Hoewel, zijn vader misschien?

 

Pjotr

29 maart 2015

Schabouwelijk politiek theater




MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

Het samenspel van het politiek-correct denken bij de traditionele partijen en de roodgroen geïndoctrineerde media, leverde opnieuw een schabouwelijk spektakel op. Met dank aan een arrogante elite.

Ter inleiding


 

Met De Standaard gaat het de goede kant op, dank u. We lazen in DS van 9 maart “Oud hoofdredacteur Lode Bostoen, die vorige week gestorven is …'. De juiste datum van zijn overlijden was blijkbaar niet zo belangrijk want tenslotte ging het slechts over een oud hoofdredacteur … die DS wel gered heeft van het faillissement. Het stond niet in de hoofdkrant maar in ‘DS2’ op blz 39. Omdat de huidige generatie het niet zo begrepen heeft op hun voorgangers van AVV VVK. Het kort artikeltje eindigt met een sarcastische noot: Redacteuren die hem de jongste jaren gingen bezoeken, troffen hem steevast aan bij het lezen van De Standaard of Het Nieuwsblad.”
 
Mark Deweert zelf gewezen hoofdredacteur van DS schreef een veel uitgebreider bijdrage over Lode Bostoen in Doorbraak. Daarin staat te lezen: “Meer nog dan voorheen had hij nu tijd om te lezen: boeken over geschiedenis en politiek uit de rijk gevulde bibliotheek in zijn woning in Bertem, en The Economist, zijn lijfblad van jaren her – en uiteraard ook ‘zijn’ kranten, waarvan hij bepaalde ontwikkelingen met bezorgdheid volgde maar nooit in het openbaar bekritiseerde.” 
 
Terwijl in 'zijn' krant DS enkel een gortdroog commentaar te lezen is, blijkt uit de bijdrage van Deweerdt hoezeer Bostoen succesvol was, ook inzake oplage, maar vooral begaan was met de kwaliteit van de krant. Een citaat: “Correct informeren, en indien nodig uitleggen, maar nooit beleren of moraliseren – want lezers zijn volwassen mensen (van de columns en allerindividueelste expressies van allerindividueelste emoties die tegenwoordig zo welig in de kranten tieren, had hij dan ook geen hoge dunk).”

De intellectuele souplesse van De Standaard


 

Er zijn combinaties die men gerust uitzonderlijk mag noemen. Deze van opiniemaker en ombudsman van eenzelfde krant, is er zo een. Het vergt inderdaad intellectuele souplesse maar ook een (ongezonde) rugdekking. 
 
Ik heb een intrigerende vraag: Stel nu even dat een kritische lezer een lezersbrief stuur naar Tom Naegels, de ombudsman, omdat hij vindt dat het opiniestuk dat Tom Naegels schreef de allerindividueelste expressie van allerindividueelste emotie is en een fout beeld geeft van de werkelijkheid. Wat zal de ombudsman daarop antwoorden?
 
Neem nu even het opiniestukje dat Tom Naegels schreef in DS van 24 maart. De titel voldoet alvast aan de leuze van de krant (verwacht het onverwachte): “Natuurlijk heeft het migratiebeleid gefaald.”
 
Een citaat: Als het migratie- of integratie- of inburgeringsbeleid ‘gefaald’ heeft, dan is het omdat elk van de maatregelen die de afgelopen vijftig jaar genomen zijn, in de eerste plaats gericht was op het verminderen van een ongemak voor de autochtone elite. Er was geen groot ideologisch plan, multicultureel of anders, er was pragmatiek.”
 
Dat net een opiniemaker die gedurende jaren elke aanzet tot een realistische benadering van het migrantenprobleem negeerde, en dus als één van de politiek-correcte (zelfverklaarde) elite, mee zorgde voor een maatschappelijk draagvlak voor dit totaal ontspoorde migrantenbeleid, zal alleen nog hijzelf en zijn medestanders betwisten. Zijn columns die hij jarenlang in DS schreef en waarin hij telkens de allochtonen beschermde en ‘wij’ met de beschuldigende vinger aanwees als de boosdoeners, zijn daar – behoudens een verdwaalde zin – een voldoende bewijs voor. Waar was hij overigens, als kritische pen, om dat funest beleid - waarvan hij nu beweert dat het nooit bestond - aan te klagen?
 
Waar was DS toen Daniël Termont, de socialistische burgemeester van Gent de Roma’s stigmatiseerde? Vermits een ombudsman regelmatig de berichtgeving in de krant onderzoekt moet het slechts een kleine moeite zijn om de aandacht  die DS schonk aan de uitspraken (en vooral de interpretatie ervan) van Termont en De Wever te vergelijken. Niet aarzelen, doen!

Spelen met het rechtvaardigheidsgevoel


 

Het parlementair kabaal en het mediacircus draaide meerdere dagen op volle toeren. Aanleiding was het interview (in Terzake) met Bart De Wever over het mislukte immigratiebeleid. De ganse hetze was zo oneerlijk dat zelfs een doorwinterde politoloog, Carl Devos, meende te moeten reageren (eveneens in Terzake). Vanuit zijn rechtvaardigheidsgevoel sprak hij zijn afkeer uit over dergelijke onterechte aanvallen. ‘Louter Wetstraatgetetter’, zoals hij het typeerde. De doodsteek voor die bedriegers was de daarbij getoonde opname, waarop Patrick Dewael toegaf dat hij het interview niet eens gezien of gehoord had.
 
Maar laten we wel zijn, de intellectuele oneerlijkheid van de andere N-VA-ciritici - is al even groot. Van de oppositiepraat zal niemand wakker liggen. Maar het werd echt beschamend toen ook de meerderheidspartijen, na een bewust selectieve lezing van het interview, afstand namen van De Wever zijn uitspraken. Hoe kan men na dergelijk hypocriet gedrag en intellectuele oneerlijkheid nog respectabel zijn?
 
Ik vraag mij iets af.
 
Wanneer Patrick De Wael, Koen Van den Heuvel, Bart Tommelein en Co de morgen nadien in de spiegel keken, zouden ze dan gedacht hebben ‘we hebben hem eens goed bij zijn pietje gehad? Of voelden ze enige wroeging?
 
De Morgen publiceerde wel een reactie van Siegfried Bracke waarin hij vooral de socialisten herinnert aan de eigen discriminerende standpunten en op internet circuleerden uitspraken van Bart Somers die al even politiek incorrect waren, maar toch niet onder vuur werden genomen door de politiek correcte elite. De Standaard doet aan dergelijke evenwichtsoefeningen niet mee. Integendeel, daar konden we nog andere artikels lezen die de uitspraak van De Wever bekritiseren. Of deze selectieve aandacht ook intellectueel eerlijk is?
 
En het kan niet op in De Morgen. Er verscheen nog een artikel, ditmaal van de Chinese Yumi Ng die Bart De Wever verdedigt en onder meer het volgende schrijft: “Racisme is verwerpelijk, onaanvaardbaar en moet aangepakt worden. Punt. Maar kunnen we aub ook gewoon toegeven dat Chinezen inderdaad veel minder last hebben van racisme en dat De Wever dus ook gelijk heeft? Dat Chinezen geen machocultuur hebben? Dat zij vooral bezig zijn met hard werken om een Mercedes te kopen? Dat zij scheiding van kerk en staat normaal vinden? Dat zij kortgerokte meisjes op straat niet uitmaken voor hoer? Dat zij er een erezaak van maken om nooit een dag te stempelen? En dat dit nou net maakt dat Chinezen overal ter wereld makkelijker hun weg vinden en inderdaad minder te maken hebben met discriminatie?”
 
En ze eindigt met een niet mis te verstane sneer naar onze elitaire beunhazen: “O ja, ik ben absoluut niet nederig en ik schop wél keet als ik iets onrechtvaardigs zie gebeuren maar vooral: ik ben een fiere Belg die van haar land houdt en met lede ogen aanziet hoe laffe politici en burgers zich verschuilen achter hypocriete en nutteloze politieke correctheid in plaats van de dingen te benoemen.”
 
Voor weldenkende lezers alvast een gouden raad van Lode Bostoen: kijk en luister zelf naar het interview hier. Misschien is daar een verklaring te vinden waarom De Wevers mening gedeeld wordt door zoveel Vlamingen. Een integratiebeleid zonder de Vlamingen te beschuldigen van racisme. En de roodgroene elite? Negeren.

 

Pjotr