24 februari 2015

Waarom de journalistiek ongeloofwaardig werd



MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN



 
Naar aanleiding van het artikel over de falende ‘kwaliteits’-media  vroegen enkele lezers mij waar ze terecht konden met hun klachten. Daarvoor is er toch een Raad voor de Journalistiek, dacht ik.


Twee klachten

Er zijn twee steeds weerkerende klachten over de ‘kwaliteitspers’ en dito televisie (VRT/Canvas): dat sommige informatie onderbelicht blijft of zelfs genegeerd wordt en dat de lezers/kijkers vinden dat de informatie veelal eenzijdig (politiek en maatschappelijk gekleurd) is. Deze twee klachten, die duidelijk leven bij veel lezers en kijkers, blijven onbeantwoord en vertalen zich in een steeds verder dalende geloofwaardigheid van de media. Dat laatste is geweten want gemeten.

Over deze twee klachten kan u meer lezen in een ‘Open brief aan de ombudsman van DS’ en ‘Waarom de kwaliteitspers faalt’ Een recent voorbeeld van selectieve berichtgeving door de Vlaamse media, TV en kranten, was te lezen op Newsmonkey (hier lezen).

Directe aanleiding tot deze analyse was de reactie van een lezeres op de laatste publicatie: ‘Wat u hier aanklaagt, klagen vele mensen al zo lang aan... Vind u het niet vreemd dat er geen enkele officiële instantie bestaat waar we onze klachten kwijt kunnen, terwijl heel veel van die media met ons geld (gedeeltelijk) gefinancierd worden?’

Daarom richtte ik mij tot de Raad voor de Journalistiek (rvdj) die zich online presenteert als een ‘onafhankelijke instelling voor zelfregulering van de media’. De belangrijkste opdracht staat helemaal vooraan: ‘U kan bij ons terecht met vragen en klachten over de journalistieke beroepsethiek.’ Hier ben ik dus aan het juiste adres.


Een ontgoochelende ervaring



De rvdj werd opgericht door de Vlaamse journalistenverenigingen, de uitgevers en de mediahuizen. Zelfregulering dus door een orgaan dat enkel bestaat bij de gratie van de oprichters. Het kan daarom moeilijk anders – ook mijn eigen ervaring  - dat de rvdj niet onafhankelijk genoeg is.

Op mijn schriftelijke vragen kreeg ik als reactie dat men liever mondeling antwoordde, omdat ‘een gesprek meer kans tot nuancering’ geeft. Dat gesprek kwam er, maar wat hij vertelde was blijkbaar enkel bedoeld voor mezelf en mocht ik met niemand delen. Dat dergelijke reactie mijn vertrouwen niet bepaald opkrikte, behoeft geen verder commentaar. Na enkele ongeruste telefoontjes omdat ik de informatie toch wilde verspreiden, kreeg ik te elfder ure nog een schriftelijk antwoord op mijn vragen.   

Vragen aan de raad van de journalistiek (rvdj)



‘De kranten publiceren veel opiniestukken waarvoor ze geen verantwoordelijkheid nemen. Dat is begrijpelijk vermits een opiniestuk goedkoper is en per definitie de mening is van de auteur waarvoor anderen niet verantwoordelijk kunnen gesteld worden. Niettemin heeft de redactie de keuze om een opinie al of niet te publiceren en betekent een publicatie dat men oordeelt dat het opiniestuk kan, ook al voldoet het niet aan de deontologische regels waaraan bijdragen geschreven door journalisten wel moeten voldoen. Daarom heb ik enkele vragen:
 Hoe ziet u de niet-toepassing van deze deontologische regels wanneer een journalist een opiniestuk schrijft?
Is hij op dat moment geen journalist maar enkel een 'opiniemaker' waarvoor deze regels niet gelden?
Schrijft hij deze opinie tegen betaling of maakt deze opinie deel uit van zijn werk waarvoor hij betaald wordt als journalist?
En wat met een hoofdredacteur die zichzelf 'opiniërend hoofdredacteur' noemt (cfr De Standaard)? Ook in dit geval  heb ik dezelfde vragen als hiervoor gesteld.’


De reactie van de rvdj



Hoewel ik uit het mondeling gesprek begrepen had dat er wel een zekere normering was om het onderscheid tussen opinie en analyse duidelijk te maken aan de lezers, bleek uit het schriftelijk antwoord dat de journalistieke code hierover slechts algemene principes bevat: De Raad voor de Journalistiek geeft wel de algemene principes weer, en journalisten en media kunnen bij de toepassing daarvan rekening houden met hun eigen aanpak en specifieke format.” Voorts is er ook geen exclusieve verplichting om opiniestukken (van journalisten) expliciet via een vermelding van ‘opinie’ te onderscheiden van hun analyses, duiding of commentaar. Met ander woorden de krant en de journalisten hebben alle vrijheid om te kiezen hoe ze hun lezers daaromtrent al of niet informeren.

De rvdj is enkel bekommerd om het onderscheid tussen de feiten en het commentaar en niet om het onderscheid tussen de eigen mening (opinie) van een journalist en een waarheidzoekende analyse of afstandelijke duiding: Een voorwaarde is wel dat het onderscheid tussen feitelijke berichtgeving en commentaar of opinie voor het publiek voldoende duidelijk is. Dat onderscheid kunnen media op verschillende manieren duidelijk maken. Het kan door de opiniebijdragen in een aparte rubriek onder te brengen of een specifiek label te geven, zoals bijvoorbeeld standpunt, opinie of column. Maar ook met een ander label of zonder een specifiek label kan het duidelijk zijn dat het gaat om standpunten, opiniebijdragen of columns. Overigens kan een journalist ook binnen één bijdrage zowel feitelijke informatie als een mening geven, als het onderscheid tussen beide maar duidelijk is. Hij kan dat op vele manier duidelijk maken door bijvoorbeeld stijlkenmerken, tussentitels, enz. Of het onderscheid voldoende duidelijk is, moet geval per geval beoordeeld worden.”

De volledige tekst van de journalistieke code kan u hier lezen. Artikel 8 heeft het specifiek over dit onderwerp: “8. – Als auteur van een opiniebijdrage, een column of cartoon geniet de journalist een grotere mate van vrijheid om zijn mening te geven en om conclusies te trekken uit de feiten dan in zijn feitelijke berichtgeving.”

Hieruit kan ik enkel besluiten dat de lezer zelf moet uitmaken of de bijdrage journalistiek werk is of de mening van een opiniemaker. Wanneer de lezer de verkeerde conclusie trekt - dat wil zeggen een andere dan de redactie of de journalist - dan  is dat zijn fout en hoeft hij dus niet naar de rvdj te stappen.


Geloofwaardigheid is ook onze doelstelling



Tijdens het gesprek hadden we het eveneens over de lage geloofwaardigheid van de media. Hij deelde mijn bekommernis en verklaarde dat het verbeteren ervan ook een doel was van de rvdj. Maar uit de ontvangen antwoorden kan ik enkel concluderen dat de rvdj zich niet bevoegd verklaart voor de twee grootste oorzaken van dit gebrek aan geloofwaardigheid. Redacties en individuele journalisten die zelf mogen beslissen waarover ze niet schrijven (zelfcensuur) of zonder enige aanwijzing waarheidzoekende journalistiek ruilen voor het zoveel gemakkelijker eigen commentaar.

Het is treurig om vast te stellen, maar -  als het over het inhoudelijke gaat -  meer dan lippendienst bewijzen aan de oprichters doet de Raad van de Journalistiek niet. Deze instelling is al te zeer onderdeel van het ‘ons-kent-ons’-systeem om geloofwaardig te kunnen zijn.


Maak van kwaliteit de norm



Kwaliteitsjournalistiek kan nochtans een belangrijk verkoopsargument zijn. Dat bewijst onder meer de Neue Zürcher Zeitung dag na dag. Ook sommige journalisten beseffen dat kwaliteit voorop zou moeten staan. Oosterbaan en Wansink, twee Nederlandse beroepsjournalisten, schreven in 2008 hierover een boek ‘De krant moet kiezen’. Daarin houden ze een pleidooi voor meer kwaliteit. Omdat enkel kwaliteit de geloofwaardigheid kan verbeteren. Investeren in kwaliteit kost helaas geld en rendeert slechts op langere termijn. Blijkbaar heeft de pers geen van beide op overschot.   

Het zou alvast getuigen van minder arrogantie mochten de redacties en journalisten zichzelf durven in vraag stellen en geen ombudsman betalen om de lezers te paaien. Hoofdredacteur van DS, Bart Sturtewagen verklaarde ooit (Doorbraak, september 2010) dat hij nooit zou toegeven dat het vroeger beter was. En ook de rvdj is overtuigd dat het nu beter is; dank zij de talrijker commentaren, analyses en opiniebijdragen.

Het was gewezen hoofdredacteur van DS, Peter Vandermeersch, zelf die het probleem kernachtig weergaf (DS 15 okt 2003):

‘Media zijn dus al lang geen neutrale toeschouwer in het maatschappelijk debat (…) Ze zijn daarenboven niet de minste speler. Want ze maken het spel moeilijker en ondoorzichtiger omdat ze, sedert de ontzuiling van de media, niet langer een herkenbaar shirt aan hebben’.

Ik kijk alvast met spanning uit naar controleerbare argumenten die bewijzen dat dank zij de ‘onherkenbare’ journalisten de kwaliteit zou verbeterd zijn. Overigens, hoe onafhankelijk zijn journalisten die aanpappen met politici? Of waarvan een naast familielid aangeworven werd als kabinetsmedewerker van een socialistisch minister? Is het niet mogelijk dat persoonlijke aversies van journalisten ten aanzien van sommige politici of partijen de berichtgeving beïnvloeden? Natuurlijk wel, en waarom zouden ze zich inhouden, want blijkbaar niemand bekommert zich nog terdege om de kwaliteit.

Wanneer kranten opiniemakers aan het woord laten (dat doen ze vooral omdat het goedkoper is dan kwaliteitsjournalistiek) kan de lezer uit de tegenstellingen inderdaad iets leren. Op voorwaarde dat er een evenwicht is in de opiniebijdragen. Ook dat is echter niet het geval - zoals de ombudsman van DS ooit zelf toegaf. Waaraan dat te wijten is, kan men afleiden uit een universitair onderzoek (UGent) waaruit blijkt dat er een groot onevenwicht bestaat inzake de politieke overtuiging van de individuele journalisten (overwegend ‘Links’). Dat de pers het label van ‘Links’ krijgt is dus niet uit de lucht gegrepen. Het beeld van media als het speeltje van een politiek-correct groepje blijft hangen. Daarbij lijkt de opdracht als kritische ‘Vierde Macht’ eerder vervelend dan een bron van inspiratie.

Bij zoveel kritiek kreeg ik toch ook signalen dat het wel kan: verschillende lezers zijn overgestapt naar De Tijd en vinden die krant kwalitatief beter. Minder trivialiteiten, maar wel beursnoteringen die even gemakkelijk online te raadplegen zijn.


Kiezen voor alternatieven


Beste lezers, mag ik u één goede raad geven: lees vooral online nieuwssites die aan ‘slow journalism’ doen. Burgerjournalisten die de tijd nemen om hun bijdragen te onderbouwen met degelijke argumenten. Die zichzelf niet overschatten en daarom hun bijdragen eerst laten nalezen door anderen vooraleer ze te publiceren. Daar wordt nog een poging gedaan om aan ‘waarheidszoekende’ journalistiek te doen. Ook al zijn het maar ‘burgerjournalisten’.  

Mocht u echter toch nog geloven dat de kranten bereid zijn om uw klachten ernstig te nemen, dan moet u vooral één ding doen: Zeg uw abonnement op. Dat is de enige taal die een uitgever verstaat en de rvdj overbodig maakt.


Pjotr