02 juli 2008

Geachte Heer Vandermeersch

Vilvoordse lezers dienen Peter Vandermeersch van antwoord.

Wat u NIET kunt lezen in De Standaard leest u in A.N.

Mijnheer Vandermeersch,

Ik ben 62 jaar en geboren in Vilvoorde. In de jaren 60 sprak iedereen er Vlaams op uitzondering van de notaris en de dokter en enkele andere notabelen wanneer die op zondagmorgen samenkwamen in Café Luminor op de Grote Markt te Vilvoorde.
Groot was onze belangstelling toen in onze straat een Franstalige familie kwam wonen in het huis van de beenhouwer. Gewone mensen zoals wij : een vader en moeder en een beeldige dochter! Iedereen deed zijn best om deze mensen te helpen en we gebruikten ons beste schoolfrans opdat ze zich langzaam zouden kunnen integreren in onze gemeenschap.
Bijna 50 jaar later wonen die mensen er nog, ze zijn gepensioneerd en spreken nog steeds geen woord Vlaams. De dochter, opgevoed in Franstalige scholen in het Brusselse, is zelfs "fière" geen woord Vlaams te spreken. Haar kinderen gaan nu ook naar een Franstalige school : ze worden 's morgens opgehaald en 's avonds teruggebracht door een bus van de communauté francophone. Integratie : nul ! Integendeel : mocht u meemaken op welke hautaine manier deze Franstalige families, want nu komen er steeds meer afgezakt uit Brussel, de Vlaamse mensen van Vilvoorde behandelen, dan zou u toch wel andere commentaren schrijven.
Ik ben fier over de moedige beslissing van het Stadsbestuur van Vilvoorde. Dit is geen provocatie van de Franstalige gemeenschap maar een antwoord op hun manifeste onwil
(onkunde?) om Vlaams te spreken. Zij vinden het zelfs normaal dat wij Frans spreken, dat getuigt immers van haute culture! Respect voor onze Vlaamse cultuur ? Laat me niet lachen! Ik zal me hier onthouden van hun ronduit vijandige uitspraken omdat ik dit epistel beleefd wil houden maar u vindt ze wel op de website van het FDF.
Ik ben nooit een flamingant geweest maar nu voel ik me stilaan in een bezet gebied : ik wil mijn lief Vlaams land en haar mensen terug. En als het niet anders kan dan maar in een onafhankelijk Vlaanderen !
Met achtingsvolle groeten,
A.D. (Vilvoorde, naam bekend bij A.N.)


Geachte Heer Vandermeersch,

Naar aanleiding van uw artikel in DS van vorige donderdag wou ik graag het volgende kwijt. Ik beschik niet over een krant om mijn mening aan eenieder kond te doen. Ik vind het ook niet nuttig om een lezersbrief te schrijven omdat de kans dat deze gepubliceerd wordt bijzonder klein is en men in het geval van publicatie niet eens zeker is dat de dwingelandij van de kolomlengte de tekst niet verminkt. Daarom gebruik ik liever de e-post als direct middel.

Laat me beginnen met in te stemmen met uw stelling dat het bereiken van een taalzuivere Vlaamse gemeenschap een illusie is. Ik denk trouwens dat we in die mening door menigeen gevolgd worden. Maar iedere gemeenschap heeft een lingua franca nodig om te kunnen functioneren. Laat nu het Nederlands de lingua franca zijn in Vlaanderen. Dat is bij wet vastgelegd en daar horen de burgers zich naar te schikken tot er een democratische meerderheid gevonden wordt om die wet te wijzigen, tenzij ze een revolutie ontketenen.

U kunt zich toch ook niet van de indruk ontdoen dat sommige van onze medeburgers zich niet bij deze wet willen neerleggen en er alles aan doen om in hun contacten met de overheid niet de streektaal maar wel hun eigen taal op te leggen. Het manifest weigeren om zich de streektaal eigen te maken heeft als logische afgeleide dat ook de contacten met de andere medeburgers van de lokale gemeenschap moeilijk verlopen of helemaal niet ontstaan. We kunnen natuurlijk onze schouders ophalen en zeggen: “Dan maar elk voor zich.” Daar zit je dan met je verscheidenheid aan culturen, elk in zijn verkavelingstuintje of op het achterkoertje van zijn eigen rijhuisje met quasi geen interactie. Een steriele en apathische samenleving zonder ziel of karakter. En dan maar kankeren op de overheid die voor alles moet instaan wat vroeger spontaan onder buren werd gedaan. De grondwet garandeert de vrijheid van vereniging en dus ook het recht om in splendid isolation te leven. Dus integreren is geen wettelijke verplichting, maar het gezond verstand en hoffelijkheid ten opzichte van de gastgemeenschap zouden een normaal mens wel moeten aanzetten om in deze een kleine inspanning te leveren. Want een straat is meer dan een verzameling huizen en een gemeente meer dan een verzameling straten. Sommigen van onze anderstalige medeburgers worden door elementen buiten onze gemeenschap aangemoedigd om zeker geen inspanningen voor enige integratie te leveren. Deze politici verruimen immers zo hun markt (kiezerspotentieel). Dat ze op die manier lokale gemeenschappen ontwrichten deert hen niet want deze gemeenschappen liggen buiten het gebied waarvoor ze bestuursverantwoordelijkheid dragen. Laat nu net zij die WEL bestuursverantwoordelijkheid dragen in die belaagde lokale gemeenschappen het zich wel aantrekken en maatregelen nemen om integratie te bevorderen. Je hebt er enkele voorbeelden van opgesomd.

Uw analyse dat dergelijke maatregelen “het beeld van een bang, onverdraagzaam en zelfs racistisch Vlaanderen” bevorderen deel ik niet. Deze maatregelen worden gebruikt als aanleiding om een dergelijk beeld van Vlaanderen op te hangen. U zit in de industrie die daaraan meewerkt. Waarom probeert u een schuldgevoel aan te praten en stelt u voor: “Laat ons hen open en gastvrij bejegenen en hen uitnodigen deel te nemen aan onze taal en cultuur.” Hebben we dat dan niet gedaan? Werden er zelfs geen faciliteiten verleend om het hen nog gemakkelijker te maken? Zijn we geen vreemden geworden in onze eigen gemeenten, in onze eigen hoofdstad?

Niemand in Vilvoorde gelooft dat de maatregel op zich de verfransing zal tegenhouden. Maar het is duidelijk (zelfs u vond het nodig om er enige aandacht aan te wijden) dat het probleem daardoor weer op de agenda komt. Het punt is eenvoudig dat de Vlamingen in Nederlandstalig gebied willen blijven leven. Aan de media en de opiniemakers of –verkopers om de wereld uit te leggen dat iedereen hier van harte welkom is, dat hij daarvoor niet zijn cultuur moet opgeven maar wel de onze moet respecteren, dat onze gemeenschap bereid is om van haar welvaart af te staan indien het noodlot hem treft, dat onze samenleving solidariteitsmechanismen kent waaraan iedereen die hier leeft bijdraagt.

Mochten de media er niet in slagen om het valse beeld te corrigeren dat malafide milieus over onze gemeenschap proberen op te hangen en onze contreien toch zo’n walgelijke reputatie krijgen dat iedereen ze ontvlucht, dan is het probleem natuurlijk ook van de baan. Maar vanuit die optiek is het blijkbaar toch nog niet zo slecht gesteld met onze reputatie want ze maken zelfs amok om een te renoveren sociale woning te mogen kopen.

Neen, mijn waarde heer Vandermeersch, het taalexamen is geen afschrikkingmiddel. Het is een etiquettevoorschrift voor onbeschofte inwijkelingen die niet weten hoe ze zich moeten gedragen in een gemeenschap die hen welkom heette en hen kansen gaf.

Mag ik u uitnodigen om deze maatregel op die manier aan uw lezersschare uit te leggen, om ze in de salons waarin u uw anderstalige collega’s ontmoet te verdedigen. Ze leveren u dan ongetwijfeld boeiende insteken op die uw productie een nieuw elan kunnen geven zodat u zich niet meer moet beperken tot het beaat bewandelen van het pad dat een machtscenakel heeft uitgetekend.

Met beleefde groeten,
G.G. (Vilvoorde, naam bekend bij A.N.)