28 april 2015

Bart De Wever en Etienne Vermeersch over legerdienst




MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN




Voorafgaande opmerking:
Naar aanleiding van mijn brief aan John Crombez kreeg ik een reactie die ik u niet wil onthouden: Pieter Knapen; baas van de Raad voor de Journalistiek (RvdJ) liet mij weten dat ik in mijn brief aan John Crombez ons gesprek over de geloofwaardigheid van de media verkeerd weergaf. Ik schreef : "dat de RvdJ zeer bekommerd is over de geringe geloofwaardigheid van de media." Volgens Knapen zou hij dat niet gezegd hebben maar wel "dat de Raad voor de Journalistiek en ikzelf uiteraard groot belang hechten aan de geloofwaardigheid van de media." 

Hiermee toont meneer Knapen opnieuw aan dat de RvdJ heel gevoelig is voor mogelijke kritiek vanwege zijn opdrachtgevers die uiteraard niet willen geweten hebben dat de media weinig betrouwbaar zijn. Een onwelkome waarheid.

________________________________
 
 Het hoogstaand debat over nationaliteitsbeleving tussen Bart De Wever en Etienne Vermeersch (Canvas) leerde veel over de noodzaak aan burgerschap/burgerzin. Ik vroeg hen of een legerdienst daar ook bij hoort.
 
Wat Bart De Wever en Etienne Vermeersch denken over de legerdienst is vooral interessant wanneer we hun mening kaderen in een globale analyse. Daarom deze poging om het personeelsbeleid van defensie te beoordelen als een onderdeel van hun gedeelde visie over burgerschap en burgerzin.
 
Defensie is toe aan een grondige evaluatie en minister Vandeput (N-VA) heeft de opdracht om een blauwdruk voor de toekomst te schrijven. Een van de aandachtspunten zal ongetwijfeld de personeelsproblematiek zijn. Het was een gelegenheid om – zij het ongevraagd – via een reeks artikels enkele aanbevelingen te doen; onder meer over het personeel. Deze bijdrage hoort bij deze reeks.

Gemeenschapszin


 

Het debat tussen De Wever en Vermeersch ging uiteraard veel breder dan defensie. Ondanks al die hooggestemde overwegingen kunnen we echter niet anders dan vaststellen dat de gemeenschapszin tegen een hoog tempo afbrokkelt en elke individuele inspanning afgewenteld wordt op ‘de overheid’. Er ontwikkelde zich een geloof in de zaligmakende staat en tegelijk groeide de nood aan een efficiëntere staat, wegens onbetaalbaar. Maar dat is slechts een surrogaat voor de solidariteit die we gelukkig nog wel terugvinden bij de vele vrijwilligers die zich inzetten in diverse organisaties en vrijwillig doen wat politici niet meer durven eisen van iedereen.
 
Wanneer we dus een vraag stellen over de legerdienst, dan staat deze vraag en de antwoorden erop ook voor een veel omvangrijker maatschappelijk fenomeen.

 

Het antwoord van N-VA voorzitter Bart De Wever

 

Hoewel een legerdienst zeker een gemeenschapsvormend aspect in zich draagt, ben ik geen voorstander van een herinvoering van de dienstplicht.
 
Allereerst uit financiële overwegingen. Het Belgische leger heeft de laatste decennia geleden onder een enorme besparingsdrift. Een dergelijke capaciteitsverhoging kan het momenteel niet aan. Bovendien werd de legerdienst toentertijd door Leo Delcroix ook afgeschaft omwille van die budgettaire meerkost. Al speelde het einde van de Koude Oorlog ook een rol.
 
Maar vooral: wij hebben nood aan een professioneel leger dat klein en wendbaar is, maar zeer goed uitgerust en onmiddellijk inzetbaar. Willen wij onze internationale slagkracht verhogen en de binnenlandse veiligheid garanderen, hebben wij nood aan gemotiveerde, professionele militairen die hun vak kennen en een bijzondere expertise hebben.

 

Het antwoord van professor Em. Vermeersch

 

In een wereld waar zinvolle wensen werkelijkheid worden, zou ik het heel positief vinden mochten alle jonge mensen m/v opgeroepen worden om gedurende een bepaalde periode, van een half tot een geheel jaar een burgerdienst te verrichten. Een gedeelte van dat contingent zou een militaire opleiding kunnen krijgen en een ander gedeelte (o.m. de ‘gewetensbezwaarden’) een andere dienst op het vlak van gezondheidszorg en andere zinvolle bijdragen tot het maatschappelijk leven.
 
Ik zeg ‘in een ideale wereld’ omdat ik vrees dat een dergelijk project in de huidige context niet meer politiek (zeg maar ‘electoraal’) haalbaar is. Ikzelf heb 15 maanden legerdienst gedaan als brancardier en tijdelijk verpleger in het militair hospitaal. Ik heb daar heel veel geleerd. Ik denk dat de meeste jonge mensen dat niet meer zien zitten.
 
Denk bv. aan de mensen die niet gaan stemmen en zelfs aan degenen die - eenmaal in hun leven – weigeren te zetelen in een stemlokaal. Niets belet echter die gedachte nu en dan te verspreiden in de hoop dat er ooit een kentering komt.

De omgekeerde wereld


 

Kijkend naar de evolutie van de gewapende conflicten waar ook Belgische militairen aan deelnamen, kunnen we alleen maar vaststellen dat de rol van niet-militairen in deze conflicten crescendo gaat. In bepaalde bloedige conflicten staat de wereld zelfs helemaal op zijn kop: burgers die mekaar met alle mogelijke wapens naar het leven staan en militairen die proberen de gemoederen te bedaren om de vrede al of niet gewapenderhand te herstellen. Militairen die gebonden zijn door de Conventie van Geneve (het oorlogsrecht), maar wel blootgesteld worden aan de niets en niemand ontziende brutale verkrachting van diezelfde regels door gewapende burgers en huurlingenbenden. De genocide in Rwanda waar onze Para’s onmachtig dienden toe te kijken, was zo’n verschrikkelijke ervaring.
 
Tegenover wereldwijd verspreide conflicten waar iedereen soldaat is, staat een moreel ontwapend West-Europa (dat geldt nog niet in dezelfde mate voor de ex-Warchaupact landen) waar niemand nog soldaat wil zijn. Aan de ene kant een leger van jonge vrijwilligers die van heide en verre komen om voor hun godsdienst te vechten. Aan de andere kant ons groot gebrek aan burgerschap/burgerzin waar zowel De Wever als Vermeersch nochtans belang aan hechten.
 
Oh ja, we hebben nog gemotiveerde vrijwilligers om universele waarden te verdedigen: de vrijwilligers van Artsen zonder Grenzen, van het Rode Kruis, van de talrijke niet-gouvernementele organisaties die soms met meer moed dan kennis een rol spelen in bloedige burgeroorlogen. Maar toen de krijgsmacht opdracht kreeg om naar Somalië te trekken had men zelfs moeite om voldoende (beroeps)militaire geneesheren te vinden die ‘wilden meegaan’. Wat dacht u wel: ze konden niet gemist worden in het ziekenhuis waar ze, ondanks hun volle wedde als militair geneesheer, het grootste deel van hun tijd werkten.
 
Maar toegegeven, voor jongeren zoals Bart De Wever, die het soldatenleven niet zelf beleefden, zijn dergelijke overwegingen misschien oubollig. Het klinkt eigentijdser om onze veiligheid uit te besteden aan een gespecialiseerde firma. Zo lang het maar niet te veel kost.
 
We sturen de militairen wel nog naar conflictengebieden, zolang ze onze pret niet bederven op de Kortrijkse Paasfoor, de Antwerpse Sinksenfoor of de Gentse Feesten. ‘Ze’ worden er goed voor betaald en dat mag volstaan. Trouwens, zonder dit manna zou snel blijken dat bij velen ook hun enthousiasme en burgerzin niet volstaan. En dat is terecht, want het zijn tenslotte ‘onze jongens’ niet meer. Misschien zou het nog efficiënter zijn om onze defensie gewoon uit te besteden aan een privéfirma, zodat we zelfs geen bodybags meer hoeven te vrezen, hooguit werkongevallen. En nu we toch aan de toekomst denken, waarom geen resultaatsverbintenis eisen, no cure, no pay? De realiteit kan soms zo cynisch zijn.

 

Strategische keuzes


 

Na de publicatie van een artikel over de keuze tussen legerdienst en ‘civil servants’ - waarin ik opteer voor een oplossing met ‘civil servants’ - kreeg ik enkele reacties die het grote belang van een legerdienst voor de persoonlijke ontwikkeling en het gemeenschapsgevoel benadrukken. Ook in de antwoorden van De Wever en Vermeersch valt het op dat dit aspect niet onbelangrijk is. Maar in de zakelijke aanpak van De Wever weegt dat voordeel duidelijk minder zwaar.
 
Men mag beweren dat de herinvoering van de legerdienst electoraal niet meer haalbaar is, het tegendeel is evenmin bewezen. Tegenover de gelatenheid van Vermeersch staat de dadendrang van De Wever die kiest voor een andere weg en dat ook duidelijk zegt. Over die visie kan en moet het debat gaan. Maar dit valt buiten het bestek van dit artikel. Daarvoor verwijzen we naar het dossier op De Bron
 
Het is evident dat een veralgemeende legerdienst zeer duur is. Het past al helemaal niet in de strategische keuze van het Westen (de VS) die vooral gericht is op minder bodybags. De inspanningen van de wapenindustrie focussen op technologische wapens die direct vijandelijk contact moeten voorkomen; het risico maximaal verminderen. Informatie verzamelen (meestal door eigen of gehuurde burgers) en uitschakelen van de doelwitten van op een veilige afstand, zijn de belangrijkste nagestreefde capaciteiten geworden voor het leger van de toekomst. Tot de potentiële tegenstanders evenwaardige capaciteiten ontwikkeld hebben, waarna de wapenwedloop een volgend rondje kan draaien.

Vrede als streefdoel voor de toekomst van defensie


 

Bij deze evolutie waar ook N-VA voor kiest, zijn echter twee bedenkingen te maken:
 
De dominantie van de partij die zonder zelf gevaar te lopen de tegenstander kan uitschakelen zorgt voor een enorme frustratie en zet aan tot al even ‘lafhartige’ acties: terreur door onherkenbare daders tegen onschuldigen. Daar kan zelfs het best uitgeruste leger niet tegen op. Nochtans zou de VS uit het Vietnam-debacle kunnen geleerd hebben dat een overmacht aan ‘gunpower’ niet volstond om de Vietcong-guerilla klein te krijgen. Daarenboven zit er een contradictie in deze evolutie: terwijl het minder riskant wordt voor militairen neemt het gevaar voor burgerslachtoffers (door terreur) zelfs in eigen land toe.
 
Laat mij een voorbeeld geven van hoe belangrijk een moedig militair optreden kan zijn: Onze Para’s die in het zuiden van Somalië (regio Kismayo) patrouille liepen, droegen bij momenten zelfs geen scherfwerende vest. Uit gesprekken met ‘wise elders’ (gerespecteerde ouderen) bleek dat precies dit moedig gedrag van onze para’s zorgde voor respect en minder agressie. In Mogadishu echter, waar de Amerikanen alom tegenwoordig waren werkte hun zware bewapening en allerhande beschermingsmaatregelen als een rode lap op een stier. De les die ik er leerde: Een overmacht aan wapengekletter schrikt af maar veroorzaakt tegelijk meer agressiviteit. Is het niet die wereldwijde demonstratie van hun absolute militaire dominantie die zorgt voor grote agressiviteit ten aanzien van de VS? Zal de frustratie en de terreur afnemen door deze evolutie of net niet?
 
Eveneens in Somalië stelden de Amerikanen voor om een tot ‘gunship’ omgebouwd C130 vliegtuig in te zetten in onze sector. Na een interne bespreking werd een tegenvoorstel gedaan: in plaats van raids waarna ze terug verdwenen stelden we voor om een detachement permanent ter beschikking te stellen. Einde verhaal.
 
Tijdens een toespraak in het Pentagon voor studenten van het NAVO Defensie College in 1994 verklaarde de toenmalige ‘Voorzitter van de Chef Staven’, Generaal David Shalikashvili dat na de brutale moord op een helikopterbemanning in Mogadishu de VS maar één optie meer hadden: overal de absolute overmacht hebben. Desnoods een compagnie op elk kruispunt.
 
De tweede bedenking is moeilijker te omschrijven. In conflicten zoals we die de laatste tijd kennen moet elke militaire inzet niet noodzakelijk gericht zijn op het behalen van een tactische overwinning, maar afgemeten worden aan het nut voor het bereiken van het uiteindelijk doel: vrede. En dat doel wordt niet noodzakelijk sneller en gemakkelijker bereikt door hypergesofistikeerde wapens en ‘zero bodybags’. Het zou daarom gepast zijn om in het debat over de toekomst van defensie eveneens te discussiëren over vredesopbouwende capaciteiten.
 
Daar is ongetwijfeld een rol weggelegd voor burgers om samen met gewapende militairen datgene te doen wat helaas alle Westerse legers tot op heden al te zeer nalieten te doen. Hun snelle kortstondige interventies met heel veel machtsvertoon maar zonder een exit strategie zorgen meestal alleen voor chaos nadien en in sommige gevallen voor nog meer ellende dan voordien. Kunnen we in een democratisch debat over defensie ook daarover praten? Kunnen deze gecombineerde capaciteiten de vredesactivisten verzoenen met een degelijke militaire organisatie, die het uiteindelijk strategisch streefdoel niet opoffert voor een tactische overwinning? Laat staan voor de grootheidswaan van militaire strategen en de belangen van het militair-industrieel complex.
 
Pjotr

   

 

   

Geen opmerkingen: