MEDIA EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
Voorafgaande opmerking:
Naar aanleiding van mijn brief aan John Crombez kreeg ik een reactie die
ik u niet wil onthouden: Pieter Knapen; baas van de Raad voor de
Journalistiek (RvdJ) liet mij weten dat ik in mijn brief aan John Crombez ons
gesprek over de geloofwaardigheid van de media verkeerd weergaf. Ik schreef :
"dat de RvdJ zeer bekommerd is over de geringe geloofwaardigheid van de
media." Volgens Knapen zou hij dat niet gezegd hebben maar wel "dat de
Raad voor de Journalistiek en ikzelf uiteraard groot belang hechten aan de
geloofwaardigheid van de media."
Hiermee toont meneer Knapen opnieuw aan dat de RvdJ heel gevoelig is voor
mogelijke kritiek vanwege zijn opdrachtgevers die uiteraard niet willen
geweten hebben dat de media weinig betrouwbaar zijn. Een onwelkome waarheid.
________________________________
Het
hoogstaand debat over nationaliteitsbeleving tussen Bart De Wever en Etienne
Vermeersch (Canvas) leerde veel over de noodzaak aan burgerschap/burgerzin. Ik
vroeg hen of een legerdienst daar ook bij hoort.
Wat Bart De Wever en Etienne Vermeersch denken over de
legerdienst is vooral interessant wanneer we hun mening kaderen in een globale
analyse. Daarom deze poging om het personeelsbeleid van defensie te beoordelen
als een onderdeel van hun gedeelde visie over burgerschap en burgerzin.
Defensie is toe aan een grondige evaluatie en minister
Vandeput (N-VA) heeft de opdracht om een blauwdruk voor de toekomst te
schrijven. Een van de aandachtspunten zal ongetwijfeld de
personeelsproblematiek zijn. Het was een gelegenheid om – zij het ongevraagd –
via een reeks artikels
enkele aanbevelingen te doen; onder meer over het personeel. Deze bijdrage
hoort bij deze reeks.
Gemeenschapszin
Het debat tussen De Wever en Vermeersch ging uiteraard veel
breder dan defensie. Ondanks al die hooggestemde overwegingen kunnen we echter
niet anders dan vaststellen dat de gemeenschapszin tegen een hoog tempo afbrokkelt
en elke individuele inspanning afgewenteld wordt op ‘de overheid’. Er
ontwikkelde zich een geloof in de zaligmakende staat en tegelijk groeide de
nood aan een efficiëntere staat, wegens onbetaalbaar. Maar dat is slechts een
surrogaat voor de solidariteit die we gelukkig nog wel terugvinden bij de vele
vrijwilligers die zich inzetten in diverse organisaties en vrijwillig doen wat
politici niet meer durven eisen van iedereen.
Wanneer we dus een vraag stellen over de legerdienst, dan
staat deze vraag en de antwoorden erop ook voor een veel omvangrijker
maatschappelijk fenomeen.
Het antwoord van N-VA voorzitter Bart De Wever
Hoewel een legerdienst
zeker een gemeenschapsvormend aspect in zich draagt, ben ik geen voorstander
van een herinvoering van de dienstplicht.
Allereerst uit financiële
overwegingen. Het Belgische leger heeft de laatste decennia geleden onder een
enorme besparingsdrift. Een dergelijke capaciteitsverhoging kan het momenteel
niet aan. Bovendien werd de legerdienst toentertijd door Leo Delcroix ook
afgeschaft omwille van die budgettaire meerkost. Al speelde het einde van de
Koude Oorlog ook een rol.
Maar vooral: wij hebben
nood aan een professioneel leger dat klein en wendbaar is, maar zeer goed
uitgerust en onmiddellijk inzetbaar. Willen wij onze internationale slagkracht
verhogen en de binnenlandse veiligheid garanderen, hebben wij nood aan
gemotiveerde, professionele militairen die hun vak kennen en een bijzondere
expertise hebben.
Het antwoord van professor Em. Vermeersch
In een wereld waar zinvolle wensen werkelijkheid worden, zou ik het heel positief vinden mochten alle
jonge mensen m/v opgeroepen worden om gedurende een bepaalde periode, van een
half tot een geheel jaar een burgerdienst te verrichten. Een gedeelte van dat
contingent zou een militaire opleiding kunnen krijgen en een ander gedeelte
(o.m. de ‘gewetensbezwaarden’) een andere dienst op het vlak van
gezondheidszorg en andere zinvolle bijdragen tot het maatschappelijk leven.
Ik zeg ‘in een ideale
wereld’ omdat ik vrees dat een dergelijk project in de huidige context niet
meer politiek (zeg maar ‘electoraal’) haalbaar is. Ikzelf heb 15 maanden
legerdienst gedaan als brancardier en tijdelijk verpleger in het militair
hospitaal. Ik heb daar heel veel geleerd. Ik denk dat de meeste jonge mensen
dat niet meer zien zitten.
Denk bv. aan de mensen
die niet gaan stemmen en zelfs aan degenen die - eenmaal in hun leven –
weigeren te zetelen in een stemlokaal. Niets belet echter die gedachte nu en
dan te verspreiden in de hoop dat er ooit een kentering komt.
De omgekeerde wereld
Kijkend naar de evolutie van de gewapende conflicten waar
ook Belgische militairen aan deelnamen, kunnen we alleen maar vaststellen dat
de rol van niet-militairen in deze conflicten crescendo gaat. In bepaalde
bloedige conflicten staat de wereld zelfs helemaal op zijn kop: burgers die
mekaar met alle mogelijke wapens naar het leven staan en militairen die
proberen de gemoederen te bedaren om de vrede al of niet gewapenderhand te
herstellen. Militairen die gebonden zijn door de Conventie van Geneve (het oorlogsrecht),
maar wel blootgesteld worden aan de niets en niemand ontziende brutale
verkrachting van diezelfde regels door gewapende burgers en huurlingenbenden.
De genocide in Rwanda waar onze Para’s onmachtig dienden toe te kijken, was
zo’n verschrikkelijke ervaring.
Tegenover wereldwijd verspreide conflicten waar iedereen
soldaat is, staat een moreel ontwapend West-Europa (dat geldt nog niet in
dezelfde mate voor de ex-Warchaupact landen) waar niemand nog soldaat wil zijn.
Aan de ene kant een leger van jonge vrijwilligers die van heide en verre komen
om voor hun godsdienst te vechten. Aan de andere kant ons groot gebrek aan
burgerschap/burgerzin waar zowel De Wever als Vermeersch nochtans belang aan
hechten.
Oh ja, we hebben nog gemotiveerde vrijwilligers om
universele waarden te verdedigen: de vrijwilligers van Artsen zonder Grenzen,
van het Rode Kruis, van de talrijke niet-gouvernementele organisaties die soms
met meer moed dan kennis een rol spelen in bloedige burgeroorlogen. Maar toen
de krijgsmacht opdracht kreeg om naar Somalië te trekken had men zelfs moeite
om voldoende (beroeps)militaire geneesheren te vinden die ‘wilden meegaan’. Wat
dacht u wel: ze konden niet gemist worden in het ziekenhuis waar ze, ondanks
hun volle wedde als militair geneesheer, het grootste deel van hun tijd
werkten.
Maar toegegeven, voor jongeren zoals Bart De Wever, die het
soldatenleven niet zelf beleefden, zijn dergelijke overwegingen misschien
oubollig. Het klinkt eigentijdser om onze veiligheid uit te besteden aan een
gespecialiseerde firma. Zo lang het maar niet te veel kost.
We sturen de militairen wel nog naar conflictengebieden,
zolang ze onze pret niet bederven op de Kortrijkse Paasfoor, de Antwerpse
Sinksenfoor of de Gentse Feesten. ‘Ze’ worden er goed voor betaald en dat mag
volstaan. Trouwens, zonder dit manna zou snel blijken dat bij velen ook hun
enthousiasme en burgerzin niet volstaan. En dat is terecht, want het zijn
tenslotte ‘onze jongens’ niet meer. Misschien zou het nog efficiënter zijn om
onze defensie gewoon uit te besteden aan een privéfirma, zodat we zelfs geen
bodybags meer hoeven te vrezen, hooguit werkongevallen. En nu we toch aan de
toekomst denken, waarom geen resultaatsverbintenis eisen, no cure, no pay? De
realiteit kan soms zo cynisch zijn.
Strategische keuzes
Na de publicatie van een artikel
over de keuze tussen legerdienst en ‘civil servants’ - waarin ik opteer voor
een oplossing met ‘civil servants’ - kreeg ik enkele reacties die het grote
belang van een legerdienst voor de persoonlijke ontwikkeling en het
gemeenschapsgevoel benadrukken. Ook in de antwoorden van De Wever en Vermeersch
valt het op dat dit aspect niet onbelangrijk is. Maar in de zakelijke aanpak
van De Wever weegt dat voordeel duidelijk minder zwaar.
Men mag beweren dat de herinvoering van de legerdienst
electoraal niet meer haalbaar is, het tegendeel is evenmin bewezen. Tegenover
de gelatenheid van Vermeersch staat de dadendrang van De Wever die kiest voor
een andere weg en dat ook duidelijk zegt. Over die visie kan en moet het debat
gaan. Maar dit valt buiten het bestek van dit artikel. Daarvoor verwijzen we
naar het dossier op De
Bron
Het is evident dat een veralgemeende legerdienst zeer duur
is. Het past al helemaal niet in de strategische keuze van het Westen (de VS)
die vooral gericht is op minder bodybags. De inspanningen van de wapenindustrie
focussen op technologische wapens die direct vijandelijk contact moeten
voorkomen; het risico maximaal verminderen. Informatie verzamelen (meestal door
eigen of gehuurde burgers) en uitschakelen van de doelwitten van op een veilige
afstand, zijn de belangrijkste nagestreefde capaciteiten geworden voor het
leger van de toekomst. Tot de potentiële tegenstanders evenwaardige
capaciteiten ontwikkeld hebben, waarna de wapenwedloop een volgend rondje kan
draaien.
Vrede als streefdoel voor de toekomst van defensie
Bij deze evolutie waar ook N-VA voor kiest, zijn echter twee
bedenkingen te maken:
De dominantie van de partij die zonder zelf gevaar te lopen
de tegenstander kan uitschakelen zorgt voor een enorme frustratie en zet aan
tot al even ‘lafhartige’ acties: terreur door onherkenbare daders tegen
onschuldigen. Daar kan zelfs het best uitgeruste leger niet tegen op. Nochtans
zou de VS uit het Vietnam-debacle kunnen geleerd hebben dat een overmacht aan
‘gunpower’ niet volstond om de Vietcong-guerilla klein te krijgen. Daarenboven
zit er een contradictie in deze evolutie: terwijl het minder riskant wordt voor
militairen neemt het gevaar voor burgerslachtoffers (door terreur) zelfs in
eigen land toe.
Laat mij een voorbeeld geven van hoe belangrijk een moedig
militair optreden kan zijn: Onze Para’s die in het zuiden van Somalië (regio
Kismayo) patrouille liepen, droegen bij momenten zelfs geen scherfwerende vest.
Uit gesprekken met ‘wise elders’ (gerespecteerde ouderen) bleek dat precies dit
moedig gedrag van onze para’s zorgde voor respect en minder agressie. In
Mogadishu echter, waar de Amerikanen alom tegenwoordig waren werkte hun zware
bewapening en allerhande beschermingsmaatregelen als een rode lap op een stier.
De les die ik er leerde: Een overmacht aan wapengekletter schrikt af maar
veroorzaakt tegelijk meer agressiviteit. Is het niet die wereldwijde
demonstratie van hun absolute militaire dominantie die zorgt voor grote
agressiviteit ten aanzien van de VS? Zal de frustratie en de terreur afnemen
door deze evolutie of net niet?
Eveneens in Somalië stelden de Amerikanen voor om een tot
‘gunship’ omgebouwd C130 vliegtuig in te zetten in onze sector. Na een interne
bespreking werd een tegenvoorstel gedaan: in plaats van raids waarna ze terug
verdwenen stelden we voor om een detachement permanent ter beschikking te
stellen. Einde verhaal.
Tijdens een toespraak in het Pentagon voor studenten van het
NAVO Defensie College in 1994 verklaarde de toenmalige ‘Voorzitter van de Chef
Staven’, Generaal David Shalikashvili dat na de brutale moord op een
helikopterbemanning in Mogadishu de VS maar één optie meer hadden: overal de
absolute overmacht hebben. Desnoods een compagnie op elk kruispunt.
De tweede bedenking is moeilijker te omschrijven. In
conflicten zoals we die de laatste tijd kennen moet elke militaire inzet niet
noodzakelijk gericht zijn op het behalen van een tactische overwinning, maar
afgemeten worden aan het nut voor het bereiken van het uiteindelijk doel:
vrede. En dat doel wordt niet noodzakelijk sneller en gemakkelijker bereikt
door hypergesofistikeerde wapens en ‘zero bodybags’. Het zou daarom gepast zijn
om in het debat over de toekomst van defensie eveneens te discussiëren over
vredesopbouwende capaciteiten.
Daar is ongetwijfeld een rol weggelegd voor burgers om samen
met gewapende militairen datgene te doen wat helaas alle Westerse legers tot op
heden al te zeer nalieten te doen. Hun snelle kortstondige interventies met
heel veel machtsvertoon maar zonder een exit strategie zorgen meestal alleen
voor chaos nadien en in sommige gevallen voor nog meer ellende dan voordien.
Kunnen we in een democratisch debat over defensie ook daarover praten? Kunnen
deze gecombineerde capaciteiten de vredesactivisten verzoenen met een degelijke
militaire organisatie, die het uiteindelijk strategisch streefdoel niet
opoffert voor een tactische overwinning? Laat staan voor de grootheidswaan van
militaire strategen en de belangen van het militair-industrieel complex.
Pjotr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten