16 oktober 2013

De ware schuldigen aanpakken


 

MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

Lampedusa was geen echt drama


 
Onder de vele commentaren over de dramatische verdrinking van een grote groep vluchtelingen nabij het Italiaanse eiland Lampedusa, verwijs ik naar een bijdrage in DS (07/10), waarin Tinneke Beeckman de ervaringen van  Rony Brauman aanhaalt. Diens ontslag als voorzitter van Artsen zonder Grenzen, was het gevolg van zijn persoonlijke terreinervaringen. Beeckman schrijft hierover het volgende: “Tijdens de Ethiopische hongersnood eind jaren tachtig bouwde Brauman tentenkampen en veldhospitalen. Tot hij besefte dat de Ethiopische regering onder het mom van een humanitaire ramp gedwongen volksverhuizingen organiseerde, en mensen ertoe aanzette hun land te verlaten. Toen Brauman die stalinistische logica inzag, meende hij dat zijn goed bedoelde hulp was ontaard in medewerking aan massaal georganiseerd geweld. Voortwerken betekende de objectieve bondgenoot worden van criminelen. Brauman wou zijn verantwoordelijkheid niet langer ontlopen. Die kampen verder uitbouwen impliceerde elk kritisch denken opschorten en de verantwoordelijkheid doorschuiven naar een hoger, abstracter niveau (de Verenigde Naties, de Europese Unie)”. Beeckman besluit haar bijdrage met volgende uitspraak: “Wie er dus van overtuigd is door acties het probleem van het kwaad te ontlopen, dreigt een jonge Brauman te worden: met de beste bedoelingen participerend aan een criminele logica, die de idealistische activist slechts ter plekke begrijpt. Zelfs voor wie wegkijken geen morele optie vindt, blijft doordacht handelen een aartsmoeilijke opdracht”.
 
Indien drama’s zoals Lampedusa wel echte drama’s zouden zijn, dan zouden ze veel meer teweegbrengen dan een kortstondige mediatieke opstoot. Dan zouden alle voorgaande drama’s al ten minste gezorgd hebben voor een debat ten gronde. Een debat dat de oorzaken blootlegt. Waarom zoveel mensen zulke grote risico’s nemen om hun land en familie te verlaten. Hierover valt heel veel te schrijven, maar toch even aandacht voor enkele cruciale aspecten waar een taboe op rust.

 
Culturele verschillen aanvaarden

 
De risico’s op overlijden worden door Europeanen die een welvarend leven leiden ervaren als dramatisch. Veel erger dus dan voor sukkelaars die nauwelijks iets te verliezen hebben. Het verklaart de emotionele maar tegelijk vrijblijvende reacties op drama’s zoals Lampedusa. Het enige waar we vanuit onze luxueuze situatie toe in staat waren en blijven, is financiële steun geven om aan symptoombestrijding te doen via humanitaire hulp. Indien we zouden aanvaarden dat de dood in veel Afrikaanse landen een alledaags feit is, dan zouden we ook beter begrijpen waarom mensen die risico’s nemen. Dan zouden we misschien ook beseffen dat ze heel goed weten dat ze zichzelf in gevaar brengen en het ons niet kwalijk nemen wanneer het verkeerd loopt. Het negeren van dit cultuurverschil is ook de oorzaak waarom beleidsverantwoordelijken enkel de mensenhandelaars viseren die grof geld verdienen aan deze vluchtelingen. Terwijl ze nauwelijks durven ingaan tegen de leiders van die landen, de ware schuldigen. Integendeel door hen geld toe te stoppen (ontwikkelingsgelden!), verworden onze politieke leiders – in het beste geval - tot wat ooit de jonge Brauman was: een misbruikte idealist die meewerkt aan de toenemende  exodus. In het slechtste geval is het puur kolonialisme ter verdediging van de economische (staats)belangen.

Dweilen met de kraan open


 
Toen het Schengen-akkoord een binnenlandse ruimte zonder grenzen creëerde, werd de last van de immigratie afgewenteld op de ‘grensstaten’. Schengen werd een schaamlap om bij elke ramp met onbegrip te reageren op de situaties in deze landen. Oostenrijk werd na de val van de Berlijnse muur overspoeld door economische vluchtelingen uit het Oostblok. Het resulteerde in de opkomst van extreem rechts. In Griekenland doet zich nu hetzelfde fenomeen voor en toch slagen de landen die door dit akkoord minder problemen kennen, waaronder België, er enkel in om met opgeheven vingertje de racistische opstoten in die probleemregio’s te bekritiseren. Herinner u de hetze die buitenland minister Michel en defensieminister Flahaut ontketenden omdat de Oostenrijkse bevolking het aangedurfd had om voor extreem rechts te kiezen.

Vanzelfsprekend moeten bootvluchtelingen in nood geholpen worden. De vraag is echter wat we met de geredden moeten doen: opnemen of ze terugsturen. In het eerste geval stimuleren we de aan gang zijnde exodus, in het tweede geval – hoe erg ook – kunnen we deze onmenselijke martelgang ontmoedigen. Dat is naar mijn aanvoelen de uiterst moeilijke keuze waar we voor staan. Onafgezien deze keuze, blijft het dweilen met de kraan open zolang de Afrikaanse corrupte regimes niet voor hun verantwoordelijkheid worden geplaatst.
 
Naast de desastreuze economische situatie in Afrika, wordt Oostelijk en Centraal Afrika bedreigd door een fundamentalistische islamisering. Nochtans zou het stilaan bij iedereen moeten dagen dat een clash met de Islamfundamentalisten beter aangepakt wordt vóór ze zich volledig meester maken van nog meer landen en hun natuurlijke rijkdommen.  Rijkdommen die vandaag vanuit een kortzichtig opportunisme reden zijn voor het wegkijken.

Blijf er weg of doe iets ten gronde


 
Er zijn niet veel mogelijkheden om duurzame oplossingen te vinden voor dit allesomvattend maatschappelijk probleem. Maar één ding staat vast: willen we nog meer drama’s vermijden, dan kunnen we niet langer de uitzichtloze situatie in verschillende Afrikaanse landen negeren. We hebben er allemaal belang bij dat deze landen een menswaardig bestaan kunnen bieden aan hun inwoners. En als we niets ten gronde willen doen, dan blijven we er beter helemaal weg. Beter dan het blijven pamperen van de hoofdverantwoordelijken voor de onmenselijke situatie.
  
Twee factoren zouden op zijn minst kunnen bijdragen tot een duurzame oplossing:
(1) de cultuurverschillen aanvaarden zonder ons te verliezen in opgeklopte oppervlakkigheid. Emotionele reacties omwille van de gruwelijke beelden leiden nergens toe. Dat zou de les moeten uit de interventies in Somalië, anno 1993 en volgende jaren.
(2) Het stimuleren van het besef dat wie kiest voor een potentaat achteraf niet  moet klagen over verdrukking en dat wie een burgeroorlog wil  er ook de doden moet bij nemen.
 
Tegenover het wegblijven staat een alternatief: een actieve desnoods agressieve politiek voeren tegen elk bewind dat oorzaak is van de exodus. Dictators die de democratie geweld aandoen hebben geen recht op diezelfde democratische regels om hun misdaden tegen de mensheid ongemoeid te laten. Extremistische (islamitische) regimes mogen geen vrije baan krijgen. Er zijn oorlogen gevoerd voor veel minder nobele doelen.

 

Citaten van de week


 
Rik Torfs in dS 15/10) naar aanleiding van het boek geschreven door gewezen ACW-minister Steven Vanackere: “Op een aantal gebieden vind ik de oud-minister te mild voor de politieke wereld. Zo brengt hij veel begrip op voor partijtucht. ‘Partijen hebben wel degelijk hun nut als bewakers van ideologische coherentie’, schrijft hij. Van ideologische belangstelling heb ik in de politiek nooit veel gemerkt, Steven Vanackere behoort bij de gelukkige uitzonderingen. Laten we toch gewoon toegeven dat partijtucht door machtsargumenten is ingegeven. … De particratie verhindert waarachtige participatie. Bij verkiezingen gaan mensen niet gewoon stemmen, maar geven ze hun stem af aan politieke partijen wier interne besluitvorming niet transparant en niet democratisch is. Iedereen voelt dat. Maar de moed ontbreekt om daar iets aan te doen. Bij alle partijen overigens, niet alleen bij de traditionele. Beseft Steven Vanackere dat?”
 
Dirk-Jan van Baar op 14 oktober in Dagelijkse Standaard.NL: Ik ben een liefhebber van absurdistische ideeën, maar niet voor het landsbestuur. Daarom raak ik altijd snel geïrriteerd door Vlaamse intellectuelen, die die dingen graag door elkaar halen. Het zal best dat de wereld (en vooral België) absurd in elkaar zit, maar dat wil nog niet zeggen dat elk streven naar orde vergeefs is. Mij stoort de quasi-diepzinnigheid van (linksige) Vlamingen die zich met hun 'anarchisme' zowel boven België als boven Vlaanderen stellen. Volgens mij leidt dat tot elitair nihilisme. Elitair nihilisme, de duistere keerzijde van populisme. En eigenlijk een veel ernstiger ziekte, want intellectuele en politieke elites hebben de pretentie het beter te weten. Dat maken ze met hun leuke, speelse, grillige en absurdistische ideetjes allerminst waar. Ondertussen snakt het Nederlandse volk naar ernst en helder leiderschap, dat gezag uitstraalt en geen mallotige willekeur. We zijn hier het land van Kuifje niet...”
 
dS weet niet goed raad met de eigen peiling
Peter De Lobel (12/10 in dS): ‘De N-VA blijft de grootste partij.’ Zo zou een optimistische N-VA-militant de uitslag van de nieuwe peiling van De Standaard en VRT kunnen samenvatten. En ja, die vaststelling klopt, maar ‘de N-VA krijgt lelijke oplawaai’ ligt toch net iets dichter bij de waarheid. Want de partij van Antwerps burgemeester annex partijvoorzitter Bart De Wever verliest maar liefst 4,2 procent ten opzichte van de vorige DS/VRT-peiling en strandt op 27,9 procent. Tegenover de peiling van oktober 2012 moet de N-VA zelfs 8,4 procent prijsgeven.
 
Bart Sturtewagen (14/10 in dS): De jongste peiling van De Standaard/VRT katapulteert ons terug naar 2010. Althans wat de cijfers betreft. Want de interpretatie is totaal anders. Statistisch gezien scoort de N-VA precies even hoog, terwijl de drie traditionele partijen samen nog steeds minder dan de helft van de kiesintenties halen. Maar de lezing is dat de partij van Bart De Wever, in vergelijking met eerdere peilingen, lood in de vleugels heeft en dat de Vlaamse partijen die federaal meebesturen met Elio Di Rupo daar stilaan vruchten van plukken.
Anders gelezen, is het toch opvallend dat de grote individuele winnaar Maggie De Block is. Met een beleid dat probeert het totaal mislukte immigratiebeleid van de eigen voorgangers (Paars) recht te trekken. Wie dus denkt dat er geen stemmen te winnen zijn met het migrantenprobleem zit er ferm naast.  
 
Willly Claes bij het overlijden van Wilfried Martens op de Radio: "Wilfried, je bent Premier geworden omwille van je Flamingantisme en je bent het gebleven omdat je het tegenovergestelde gedaan hebt". Yves Leterme had minder geluk.
 
Pjotr



 

 

 

 

 

 

09 oktober 2013

Di Rupo, een politiek kunstenaar


 

MEDIA EN POLITIEK   ANDERS GELEZEN


 

Wanneer verleiding misleiding wordt


 
Het gastcollege georganiseerd door hoogleraar Carl Devos, UGent wordt dank zij de toenemende media-aandacht steeds belangrijker. De VRT en enkele kranten zorgden ervoor dat iedereen de spreker online kon zien en beluisteren.  Het is een waarachtig propagandamoment geworden voor wie er mag spreken. Dat beseft Devos wel degelijk, want voor het vorig gastcollege op 26 september 2012, nauwelijks één week voor de gemeenteraadsverkiezingen, liet hij terecht alle zeven Vlaamse partijvoorzitters aan bod komen. Dit jaar, ver genoeg van de verkiezingen van mei 2014, kreeg eerste minister Elio Di Rupo de volle aandacht om zichzelf en zijn regering in een positief daglicht te zetten. Daarvoor schuwde hij geen enkele truc. Meteen goed voor een knappe uiteenzetting waarin de kunst van de verleiding echter vergleed tot de kunst van de (politieke) misleiding.
 
Dat de premier in zijn toespraak België vergelijkt met andere landen en daaruit afleidt dat we het beter doen, is een aloude truc. Het volstaat immers telkens die landen te selecteren die het in het vergeleken domein minder goed doen.
 
Een grafiek waar het BBP per inwoner wordt afgemeten aan de fiscale last bewijst weinig zolang men de vergeleken landen (134 in totaal) enkel door een zwart bolletje zonder verdere indicaties aanduidt. Dat België hoge belastingen heeft klopt alvast maar welke zijn de landen die het beter doen? Voor Di Rupo volstond het om te bewijzen dat we voor de hoge belastingen ook veel terugkrijgen.
 
Het gebruik van selectieve informatie verklaart waarom de goed nieuws show van Di Rupo aan de UGent geen foute informatie bevat, maar toch schril afsteekt bij de eveneens op officiële cijfers gebaseerde ‘stand van het land’ door N-VA politicus Siegfried Bracke. De al even officiële cijfers van VOKA, nauwelijks enkele dagen na de presentatie door Di Rupo,  spoorden al evenmin met deze van de premier. Teveel belastingen waarvoor we veel te weinig terugkrijgen, luidt daar de conclusie.
 
Di Rupo wees er ook op dat de grootste stijging van de staatsschuld er kwam in de periode 1981-88, zonder socialisten in de regering. De waarheid heeft zijn rechten zo voegde hij eraan toe. Applaus op de banken. Een vooraanstaand editorialist stuurde mij hierover een  kort bericht: “Di Rupo vertelt onzin”. Alain Mouton schreef in Trends (21/08/2012) over de stijging van de staatschuld in de jaren tachtig: “Het overleden PS-kopstuk Guy Spitaels was een van de hoofdverantwoordelijken voor de fenomenaal hoge Belgische staatsschuld en de overheidstekorten die in de jaren zeventig en tachtig steeds groter werden.” Met zijn misleidende uitspraak stapt Di Rupo in de voetsporen van een illustere partijgenoot, Guy Mathot, die beweerde ‘dat de staatsschuld er vanzelf gekomen was en ook vanzelf zou verdwijnen’.
 

Premier negeert regionale werkelijkheid

 
Met een grafiek stelde Di Rupo dat in België en Nederland de ongelijkheid tussen arm en rijk afneemt terwijl ze toeneemt in Frankrijk en Duitsland. Voor socialisten is dat ongetwijfeld een belangrijk aspect. Maar wat betekenen deze cijfers voor België wanneer men weet dat de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië zo groot zijn? Groter zelfs dan het aangegeven verschil tussen België en de andere landen? De onwil van de federale regering om ons te informeren over de interne verschillen maakt dat elke informatie over België op zich al misleidend is. De regionale werkelijkheid wordt echter verzwegen omdat Di Rupo en de PS zich dan zouden moeten verantwoorden voor hun decennia onafgebroken socialistisch beleid in Wallonië en Brussel dat enkel maar meer armoede en meer afhankelijkheid opleverde. Dan pas zou de bevolking zelf kunnen vaststellen dat de meerwaarde van België voor de regio’s heel verschillend is.

Bestuurder wist het niet 


Opmerkelijk was de presentatie van het begrotingsresultaat in procent van het bruto binnenlands product. In zijn verklaring bij de grafiek heeft Di Rupo het over de stijging van het ‘deficit’ met 6 procent (te wijten aan de bankencrisis) terwijl de geprojecteerde grafiek geen stijgende maar een dalende lijn vertoont. Wat ten minste bij de onoplettende toeschouwer de indruk wekt dat het ‘deficit’ daalt. Deze wordt op de grafiek ook als een negatief getal weergegeven, min 5,6 procent. Schitterend stukje misleiding. Overigens, het feit dat deze stijging volgens Di Rupo volledig te wijten is aan de bankencrisis, klopt slechts ten dele. Men had door accurate maatregelen dit deficit kunnen opvangen in plaats van de factuur door te schuiven naar de volgende regering. Problematisch wordt het wanneer hijzelf op een vraag over DEXIA het – als gewezen bestuurslid die zijn vergoeding nooit weigerde - heeft over een ‘vreemde’ gang van zaken. CD&V met Yves Leterme op kop, die de onwetendheid van de bestuurder mocht rechttrekken, zal het graag horen.
 
Di Rupo pronkt terecht met de fors gedaalde prijs voor elektriciteit en feliciteerde daarvoor zijn regeringsvrienden van SP.A. Maar deze daling was enkel mogelijk omdat de federale regering, met PS en SP.A, decennialang een veel te hoge prijs tolereerde. Waarom  zorgden ze daar geen twintig jaar eerder voor? Het blijft trouwens raden waarom hij de actuele prijs in België vergelijkt met het gemiddelde van de buurlanden, Frankrijk, Nederland en Duitsland, in plaats van de cijfers voor elk land afzonderlijk te geven.
 

Kritiekloze klankversterkers

Zouden de toehoorders binnen en buiten de aula deze trucs doorzien, zoals Carl Devos mij liet weten? Ik betwijfel het. Tijdens de komende colleges kan professor Devos hierover wel nog verder doorpraten met zijn studenten en hen wijzen op de manier waarop Di Rupo omging met de cijfers. Wetenschappelijke nabesprekingen zijn hier zeker op hun plaats, zo niet blijft het misleidende propaganda onder een wetenschappelijke dekmantel.
 
Maar wie zorgt ervoor dat de vele duizenden buiten de aula deze propaganda  kunnen doorzien? Is dat niet de rol van de media? Het zou in elk geval goed zijn mochten ze niet alleen dienst doen als klankversterker, maar ook een kritische stem laten horen.
 
Het college was, zoals voorgaande jaren, een succes voor Devos én de UGent. Dat bleek onder meer uit het stralend enthousiasme van de zopas verkozen rector, professor Anne De Paepe. Maar toch zag ik Carl Devos wel eventjes ongemakkelijk schuifelen op zijn stoel. Toen Di Rupo bij zijn pleidooi voor een federale kieskring verwees naar zijn lidmaatschap van de PAVIA-groep. Voor alle duidelijkheid: de PAVIA-groep ‘stelt voor een federale kieskring in te richten voor de Kamer, met 15 zetels, dubbele stem en 9/6 verdeling tussen de taalgroepen’. Dat was terecht een moeilijk moment voor de professor, want een politoloog die publiekelijk pleit voor één bepaalde politieke keuze valt moeilijk te verenigen met een professor die afstandelijkheid moet betrachten.
 
Een federale kieskring die geen verschuiving mogelijk maakt van de ene naar de andere taalgroep is een hybride maatregel die niet strookt met een volwaardig federaal concept. Het bewijst alvast dat ook voor de PAVIA-groep dit België kampt met een democratisch tekort. Enkel wie België als staat laat voorgaan op de democratische grondregels van een natie, kan hier brood in zien.
 
Dit artikel verscheen eveneens in De Bron
 


Citaten van de week


 
Rik Van Cauwelaert in DT over Perin en de regeringsonderhandelingen onder leiding van Tindemans in 1974: Een cruciaal gesprek was de nachtelijke tête-à-tête tussen François Perin en Jos Chabert, toen nog een sterke man bij de CVP en een mogelijke invaller voor Tindemans, mocht die alsnog mislukken. Tussen Chabert en Perin ging het over Brussel en een gebiedsruil van kleine stukjes Vlaams grondgebied, een deeltje van Vilvoorde en van de faciliteitengemeente Linkebeek, in ruil voor een stukje Wallonië.
Bij het openvouwen van de stafkaarten van Brussel en omgeving merkte Chabert meteen dat op het stukje Linkebeek dat bij Brussel moest worden aangehecht de boerderij van zijn tante Mathilde gevestigd was. Tante Mathilde met haar erf en veestapel bij Brussel! Daar kon geen sprake van zijn. De twee onderhandelaars trokken terug naar de onderhandelingstafel, waar Tindemans ze opwachtte met de vraag die op ieders lippen brandde: 'En?' Waarop Perin schouderophalend zuchtte: 'Tante Mathilde ne veut pas.'
 
Gerard De Beuckelaer, redacteur De Bron  : If you don't read the newspaper you are uninformed, if you do read the newspaper you are misinformed. -- Mark Twain Toen dus ook al… Maar ja, Mark Twain leefde in de tijd toen onze dierbare vorst Leopold II door lasterlijke geruchten in de Britse en Amerikaanse kranten over een mensonterend massamoordend uitbuitersregime in centraal Afrika werd geplaagd. Niemand sprak van genocide –  ze gooiden toen nog niet zo met dat woord – maar het was zo ook al erg storend. Onze koning pakte de zaak heel subtiel en typisch Belgisch aan met passende ‘geschenken’ aan enkele invloedrijke Angelsaksische journalisten. Daarop verbeterde de situatie in Congo merkbaar, ten minste in de pers. (…) Ik vertel dat enkel maar om diegenen die menen dat men mensen voor de daden van hun voorvaderen verantwoordelijk kan maken een beetje tot bedachtzaamheid te motiveren. Immers; gezien ‘s mans levenswandel, wie kan helemaal zeker zijn dat Leopold II niet toch ergens in zijn stamboom zit?
 
Jean-Pierre Rondas in Doorbraak (over het nut van de G1000 groep van David van Reybrouck): Twee nuttige vragen had de G aan de opgekomen burgers kunnen stellen. De eerste had moeten luiden: WAAR speelt zich het democratische gesprek af? Op welk forum, in welke arena? De G1000 heeft het niet aangedurfd deze vraag te stellen. Dit verzuim is de belangrijkste reden waarom dit initiatief een stille maar snelle dood zal sterven.
De tweede nuttige vraag was niet zozeer een overwegingsvraag, dan wel een beslissingsvraag geweest. Ze had moeten luiden: ‘Bent u van mening, ja dan nee, dat een soeverein Vlaanderen 500 dagen op een regering had moeten wachten?’ Of, nog anders gesteld, maar dan in de vorm van een controlevraag bij een quiz: ‘Hoeveel dagen, denkt u, zouden de Vlaamse partijen onderling nodig hebben gehad om een regering te vormen? Kies: zes, zeven of acht dagen?’
 
Rudi Vervoort Brussels minister-president (PS° in DT 7/10): “In 2014 zit de N-VA op haar hoogtepunt, maar een compromis zullen ze nooit kunnen sluiten. Tegen de volgende verkiezingen van 2014 zullen ze dan ook geen geloofwaardig discours meer hebben. Ze zullen dan afgedaan worden als babbelaars. Een partij die snel groeit, valt ook snel weer uit elkaar.”

Theo Francken, burgemeester Lubbeek, N-VA in DS: “Het Lubbeeks Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap (PWA) heeft nog acht werknemers en vijftien klanten, maar ook twaalf bestuurders waaraan de gemeente 3.500 euro aan zitpenningen moet betalen”.
 
Pjotr

03 oktober 2013

Weg met het archaïsch ambtenarenbeleid

Beste lezers,

De niet altijd 'dagvaste' publicatie kan voor sommigen storend zijn. Weet echter dat een mailtje via de reactieknop volstaat om de nieuwsbrief (met bijkomend voorwoord) rechtstreeks te ontvangen.

MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN

 
Door het ballonnetje dat staatssecretaris voor ambtenarenzaken Hendrik Bogaert opliet in De Morgen (01/10) krijgt een modern personeelsbeleid voor ambtenaren opnieuw wat media-aandacht. Blijft het weer bij een wensdroom?
 
Met de storende slordigheid die de kwaliteitskranten in toenemende mate kenmerkt, wordt het moeilijker om  een correct beeld te krijgen van wat nu juist gezegd en bedoeld wordt. Voor zowel DS als DM is het duidelijk: binnen twee à drie weken bestaan er geen vastbenoemde ambtenaren meer. Een journalist die zoiets schrijft heeft alvast geen last van enige kennis terzake en voert zijn journalistieke opdracht wel heel slordig uit. Het duurde trouwens niet lang vooraleer ook de reactie van de vakbonden gepubliceerd werd en er van het voornemen van de staatsecretaris nog weinig overbleef: dat ambtenaren na twee negatieve evaluaties kunnen ontslagen worden is immers nu ook mogelijk.
 
Maar juist daarom is de denkoefening van Hendrik Bogaert en zijn kabinet niet minder relevant én noodzakelijk. Alleen getuigt ze niet van de nodige moed om eindelijk de taboes te doorbreken zodat een oplossing ten gronde mogelijk wordt. Immers, een modern personeelsbeleid vraagt veel meer dan de aanpassing van het sanctiebeleid en de invoering van tijdelijke medewerkers. Een globale visie begint met de erkenning van alle bestaande pijnpunten. Hieronder enkele die niet aan bod kwamen – noch bij Bogaert noch bij andere ‘middenveldspelers’ - en nochtans tot de meest essentiële behoren om een efficiënt ambtenarenapparaat uit te bouwen.

 

Politieke benoeming is een ziekte

 

Het eerste en belangrijkste pijnpunt is de politisering van de topfuncties in de ambtenarij én de druk vanuit de politieke partijen om zoveel mogelijk (lager) personeel uit de eigen regio aan te werven.
 
Het enige argument voor de veralgemeende politisering van de topambtenaren - wat geen enkele partij openlijk durft toe te geven - is dat politici ervan uitgaan dat niet-partijgebonden ambtenaren niet in staat zijn om het beleid van ‘hun’ regering correct uit te voeren. Dat is onaanvaardbaar, want onbewezen. Ondertussen woekert de overtuiging, dat politieke benoemingen noodzakelijk, zijn als een kanker binnen de ambtenarij en is de voornaamste oorzaak van het intern wantrouwen en een partijpolitiek geïnspireerde besluitvorming. Een kaakslag voor al wie werkelijk een modern management vooropstelt. Zolang geen enkele partij het aandurft om dit taboe te doorbreken zal een modern personeelsbeleid nauwelijks meer zijn dan een verkiezingsslogan. Lippendienst aan het electoraat en dat geldt voor alle partijen.
 
Voor de politieke partijen met regeringsverantwoordelijkheid was het openbaar ambt vooral een tewerkstellingsmachine. Dat vooral Franstalige politici hiervan een erezaak maakten, kon ik zelf vaststellen in het departement Defensie. Indertijd voegde de defensieminister op de aanvraag van een werkster uit zijn kieskring, gericht aan de personeelsdirecteur, volgende kleine notitie toe, ‘je me permets d’insister’. Een voorbeeld uit de duizenden die schering en inslag waren. Interventies als deze zijn nu enkel wat subtieler geworden. Vandaag worden alleen partijgenoten binnen de administratie aangesproken om hun ‘partijpolitiek personeelsbeleid’ erdoor te drukken. Een kanker die men nodig heeft om de eigen mensen te kunnen bevoordelen.
 
In dergelijke omstandigheden moet men ook vraagtekens plaatsen bij een objectieve evaluatie. Immers, het risico is niet denkbeeldig dat de minst gepolitiseerde of meest kritische medewerkers de eerste slachtoffers van strengere evaluaties zullen worden. 
Wat we alvast weten is dat het huidig systeem precies daarom weinig negatieve evaluaties toeliet. Wordt het een maat voor niets?

Vakbonden zijn conservatieve bastions

 

Vakbonden die in de eerste plaats oog hebben voor het algemeen belang bestaan niet. Vakbonden willen vooral zoveel mogelijk personeel kunnen bevoordelen en zo weinig mogelijk afremmende ‘autoriteit’. Hun overdadige macht binnen de administratie werkt reeds lange tijd verlammend. Onder het motto van ‘hoe meer leden’ hoe meer invloed, werken ze elke modernisering tegen die het aantal leden zou kunnen verminderen. Het zou toch voor iedereen duidelijk moeten zijn dat zonder het kortwieken van de vakbondsmacht een modern personeelsbeleid onmogelijk blijft.
 
Ook het corporatisme zorgt voor een krakkemikkig ambtenarenbeleid. Elke administratie heeft vanuit een corporatistische reflex een metershoge muur opgetrokken rond de eigen administratie. Flexibiliteit is een idee dat volgens de vakbonden en andere conservatieve krachten met de grootste kracht moet bestreden worden. Nochtans zijn er binnen bepaalde administraties duizenden hogeropgeleiden die onnodig werk doen terwijl er andere administraties slecht functioneren bij gebrek aan personeel van hetzelfde opleidingsniveau. Zolang het taboe op flexibiliteit en corporatisme blijft bestaan zal er nooit sprake zijn van een modern personeelsbeleid.

    

Gezocht: zinvol werk

 

Het zal wel waar zijn dat sommige ambtenaren de kantjes eraf lopen en dat zij zo de ambtenarij als geheel een slechte naam bezorgen. Is het te ver gezocht om te stellen dat hun aantal onder meer afhankelijk is van de graad van syndicalisering van de dienst?
 
Het is ook waar dat politici zich nauwelijks geroepen voelen om hun ambtenaren tegen dergelijke veralgemeningen te beschermen. Een staatsecretaris die ambtenaren catalogeert als  “ambetantenaren”, is symptomatisch voor het platvloers populisme dat ook regeringsleden niet schuwen wanneer het electoraal lonend is.

 

Media die enkel aandacht hebben voor het spektakel van administratieve fouten en zich nooit afvragen waarom er wetten bestaan die aan de basis liggen van heel wat ‘ambetantenarij’  getuigen van oppervlakkigheid en doen aan misleiding. Zo geven ze de kans aan politici om hun verantwoordelijkheid te ontlopen. Men kan geen goede ambtenarij hebben zonder een degelijk politiek beleid.
 
Dat veel ambtenaren nauwelijks zinvol werk hebben, daar horen we niets over. Hoeveel wetten worden door de politici gestemd maar blijven dode letter wegens onuitvoerbaar? Hoeveel tijd en energie worden verspild aan beuzelarijen en interventies vanuit de ministeriële kabinetten? Hoeveel hoog gekwalificeerde ambtenaren worden bezig gehouden met de voorbereiding, evaluatie en rechtvaardiging van een politieke beslissing, waarvan de uitkomst reeds vooraf vastligt? Zo wordt ten minste de helft van de hogere officieren en hun administratieve medewerkers bij defensie ‘onledig’ gehouden. Elk dossier wordt door deze bekwame medewerkers bestudeerd met een bewonderenswaardige intellectuele hardnekkigheid. Maar we zouden het evengoed naïviteit kunnen noemen, vermits ze zelf goed weten dat enkel de elementen die de vooraf gemaakte politieke keuze ondersteunen in aanmerking zullen genomen worden. Het zou getuigen van respect en intellectuele eerlijkheid om die draaimolen stop te zetten.

Kennis, stabiliteit en flexibiliteit

 

In een wereld die almaar complexer wordt is het evident dat een degelijke opleiding en permanente bijscholing aan de basis liggen van elk modern personeelsbeleid. Momenteel is daar veel te weinig aandacht (en geld) voor. Daarenboven worden belangrijke synergievoordelen door een gebrek aan samenwerking gemist. Een van de best functionerende administraties inzake opleiding en voorgezette vorming is Defensie. Mits het slopen van enkele muren liggen daar belangrijke mogelijkheden voor andere administraties voor het grijpen.
 
Een voorgezette vorming inclusief specifieke bijscholingscursussen kan het corporatisme tegengaan en de onontbeerlijke flexibiliteit ondersteunen. Helaas lijkt het alsof daarover zelfs nog niet werd nagedacht.
 
Een vast statuut heeft niet enkel nadelen. Een groot personeelsverloop is ook voor privé-bedrijven een indicator dat men ‘slecht’ bezig is. Wie werkt op korte termijn – met de goedkoopste werkkrachten - is niet bezig met de langere termijn die nood heeft aan  stabiliteit en kennis. Daarenboven vergeet men wel eens dat elke administratie ook heel specifieke kennis vereist en een permanente vorming absoluut onontbeerlijk is. Hoe zouden ambtenaren anders nog aan de toenemende kwaliteitseisen kunnen voldoen? De bomen nog kunnen onderscheiden in het voortwoekerend bos van regels en wetten?
 
Voor alles moeten politici duidelijk maken wat ze verwachten van de administraties. Te beginnen met duidelijke richtlijnen in plaats van ad hoc beslissingen te nemen die meestal het gevolg zijn van onbedoelde effecten van een slordige wetgeving. Voorts moeten ze leren afstand houden van de wettelijke procedures in plaats van deze te willen beïnvloeden.

 

Het algemeen belang dienen 

 

Men moet ook meer aandacht opbrengen voor de plichten van ambtenaren. De voornaamste plicht van de ‘publieke dienaar’ wil dat hij/zij enkel het algemeen belang  dient. Een tweesnijdend zwaard voor zowel de foefelende politici als de onbetrouwbare ambtenaar, maar de  enige manier om een transparant uitvoeringsbeleid mogelijk te maken. Topambtenaren die een ‘gepersonaliseerd’ beleid gaan voeren, of erger hun macht gebruiken om zich persoonlijk te verrijken zijn totaal uit den boze. Een onafhankelijke controle is noodzakelijk en zal veel efficiënter zijn dan een interne dienst die al even gepolitiseerd is als de dienst zelf.
 
Een administratie kan pas efficiënt werken wanneer er een coherent politiek beleid gevoerd wordt. Een beleid dat niet om de haverklap doorkruist wordt door partijpolitieke belangen. Welke politieke familie heeft de moed om deze pijnpunten op tafel te leggen?

Citaten van de week

 
Tinneke Beeckman in dS 23/09: “Pascals ideeën blijven actueel. Een koningin die haar aanzien wil verhogen door nieuwe protocollaire eisen te stellen, (koningin Mathildee wil aangesproken worden met koningin ipv mevrouw zoals haar voorgangster) heeft niet begrepen dat haar positie niet van haar verdienste afhangt, maar door het toeval werd bepaald. Wat het vandaag pijnlijk maakt, is dat er geen eilandbewoners meer zijn, die denken dat de koninklijke familie een geschenk is uit de hemel. Pascals raad is duidelijk: koningen moeten helder nadenken over wat anderen hen echt verschuldigd zijn. Aangezien dat doorgaans veel minder is dan ze zelf denken, eisen ze beter niets dat hen niet toekomt.”
 
Jan Verheyen in Knack gelezen: “In dit land worden kunstenaars zo gepamperd dat ze zich tegen het regime aanschurken. De N-VA is een bedreiging voor het status-quo waarin de kunstwereld zich goed kan vinden. In andere landen zijn kunstenaars per definitie critici van het regime. In dit land worden ze zo gepamperd dat ze zich ertegen aanschurken. Het is net zoals in de middeleeuwen, toen de vorsten kunstenaars betaalden voor fijne muurschilderingen of voor amusement tijdens het diner. Kunstenaars zijn soms echte narren, en onze huidige generatie is daar geen uitzondering op. Wellicht doen ze dat onder het motto: better the devil you know than the devil you don’t know. De N-VA is een bedreiging voor het regime, ergo de N-VA is een bedreiging voor het status-quo waarin de kunstwereld zich goed kan vinden. Ik sta soms met verbazing naar dat conformisme te kijken. … Kunstenaars moeten zich soms vragen durven te stellen’, gaat hij voort. ‘Als een bakker een brood bakt dat niemand lust, zal zijn bakkerij niet lang openblijven. Ook al roept hij luid dat hij zijn tijd ver vooruit is en dat de mensen over tien jaar zijn brood wel zullen lusten. I don’t think so. Ik denk dat zijn brood niet te vreten is.”
 
Jaak Peeters in Doorstroming: Wat is er toch aan de hand met de Vlaamse pers? Wie de kranten – over de VRT zwijgen we best, liefst zo zedig mogelijk – doorneemt, , kàn niet anders dan deze vraag te stellen. Een heel pijnlijke vraag. … Nog een voorbeeld: “hypocriete N-VA zet de deuren wagenwijd open voor Roemenen en Bulgaren op de Vlaamse arbeidsmarkt.” Zo ongeveer staat breed uitgesmeerd de uithaal van SPA-er Crombez in het Nieuwsblad van 13 september. Die krant had daar 177 woorden voor over. Hoewel zowel Crombez als de redactie best wel weten dat de Vlaamse regering gewoon niet de bevoegdheid heeft om die Roemenen of Bulgaren te weigeren – oekazes van het oh zo gezellige Europa, weet U wel? – gaan ze beide – de redactie én Crombez – lustig door met het verspreiden van leugens. Anders kan men zoiets toch niet noemen? Dat Crombez door de verkiezingskoorts is gegrepen kan iedereen begrijpen. Maar waarom plaatst de redactie geen commentaar bij de toch wel erg hatelijke uithaal van de SPA-er? En stel je voor dat Muyters zou gedààn hebben wat Crombez zegt? Welk gehuil zou er dan opstijgen? Kan iemand zich niet de koppen in onze “Vlaamse” pers voorstellen – het eeuwig geheven vingertje van Yves Desmet op kop? … Het halve “Vlaamse” krantenwereldje schreeuwde moord en brand omdat het N-VA – college van Antwerpen 1400 ambtenaren laat afvloeien – zonder naakte ontslagen weliswaar, zodat niemand zijn werk verliest. Termont, de alom bekende Nieuwspraak-ridder uit Gent, wist ons mee te delen dat Gent zo’n duizend ambtenaren laat afvloeien. Herinnert iemand zich iets van heisa over dit Gentse feit ergens in onze kranten? De provincie Limburg ontslaat 50 ambtenaren. Naakte ontslagen. Dat in een provincie die door de sluiting van Ford al zo zwaar getroffen werd. Herinnert iemand.... Het wordt eentonig, schreef Eduard Douwes Dekker...”
 
Knack online lezersreactie door Hans Hoppe  16/09/2013: “Socialisme is in Vlaanderen vervallen tot een schaamlapje voor het opborrelende geweten van enkele rijken. Kaviaar etende loftbewoners, overbetaalde professoren, bonustrekkers, dynastiepolitiekers, tuttebelletjes in dure haute-couture pakjes,....kortom het allooi mensen waar de werkende mens zich niet meer wil door laten vertegenwoordigen. Als dergelijk toch al overrijke mensen dan nog continue, bijna congenitaal bepaald, gaan sjoemelen om toch maar aan de macht te blijven, dan is het hek helemaal van de dam. Als men dan kan schrijven dat het de socialisten niet mee zit en dat ze voorlopig niets doen om het tij te keren. Integendeel zelfs. Dan zucht ik: gelukkig maar, want dit soort socialisten hebben wij echt niet nodig in Vlaanderen”.
Pjotr




 

16 september 2013

Een draagvlak voor kordaat bestuur


MEDIA EN POLITIEK   ANDERS GELEZEN

 

Hoeveel mislukkingen kan de overheid zich nog permitteren? Met een door de Belgo-Brusselse lobby opgedrongen nationale voetbaltempel op de Heizel gaan we een zoveelste vaudeville tegemoet.
 
De politieke spelletjes rond het Brugse voetbalstadion, het compleet in de soep gedraaide Antwerpse Oosterweel-dossier, het NIMBY-syndroom (not in my backyard) en het commercieel project Uplace te Vilvoorde en nu het Brusselse megaproject NEO met als toetje een nationaal voetbalstadion op de Heizelvlakte: stilaan dringt zich de vraag op of een kordate besluitvorming te  combineren valt met een democratische besluitvorming. Vlaams minister-president Kris Peeters en andere politieke zwaargewichten, laten  alvast verstaan dat ze het moeilijk hebben met al die protestacties. Het moet vooruitgaan. 
We zijn het gewoon dat de federale regering beslissingen neemt zonder de minste transparantie. We protesteren zelfs niet meer wanneer ‘onze’ verkozenen buitenspel worden gezet en, geketend door het partijbelang, ons niet meer mogen vertegenwoordigen.  We aanvaarden dat de verkiezingen er eigenlijk alleen nog toe doen om politieke partijen en hun geassocieerde drukkingsgroepen vrije baan te geven. Vandaag bewijst de Vlaamse regering opnieuw een goede leerling te zijn van het federale niveau. Met de aankondiging door minister president Kris Peeters (vanuit China notabene) dat er een principiële overeenkomst gesloten werd tussen de federale en gewestregeringen om een nationaal (voetbal)stadion te bouwen. Zo krijgt België de kans om zich kandidaat te stellen voor de organisatie van het Europees voetbalkampioenschap in 2020. Daarmee ging Peeters opnieuw voorbij aan het belang van een maatschappelijk draagvlak en schoot hij niet enkel zichzelf en CD&V in de voet maar sleurde zijn ganse regering mee in de nationalistische megalomanie van een  Belgo-Brusselse kliek.
Voor N-VA dat goed bestuur als leidraad voorop stelt, wordt het met al de nog openstaande vragen spitsroeden lopen. 
  

De Belgo-Brusselse lobby


 

Het zijn geen duistere complotten die aan de basis liggen van dergelijke ingrijpende beslissingen, maar het samengaan van grote commerciële belangen en een zwakke – lees koopbare - politieke elite. Zoals in elk van de hiervoor geciteerde gevallen weet het publiek niets af van deze afspraken tussen de grote spelers. ‘Onder hen’ wordt wél gezocht naar een draagvlak (lees politieke en financiële steun) en eenmaal dat er is, trekken ze zich terug in de anonimiteit. Dan is het aan de politici om het project te ‘verkopen aan de bevolking’.
 
De eerste laag-bij-de-grondse vraag die we daarom telkens moeten stellen bij grote werken is wie er baat bij heeft. U herinnert zich nog wel de Brusselse politicus Paul Vanden Boeynants, die in een dubieus samenspel met projectontwikkelaars erin slaagde om middels een complete kaalslag de Brusselse Noordwijk met de grond gelijk te maken en te vervangen door koude moderne torengebouwen, waar vooral de projectontwikkelaars en betonbaronnen rijker van werden.
 
Het NEO-project (een combinatie van wonen, winkelen en ontspanning) op de Heizelvlakte, zal in elk geval zeer lucratief zijn voor zij die het mogen ontwerpen en realiseren. In een stad waar de sociale noden hoog zijn mag men zich terecht afvragen of dergelijk project maatschappelijk de eerst prioriteit is. Maar naast de kassa die rinkelt voor de ondernemers zijn er nog andere winnaars: de Brusselse politici, waaronder ‘Brusseleir par excellence’ Guy Van Hengel, die ter meerdere eer en glorie van Brussel en zichzelf, maar op kosten van geheel België, hun grootse dromen najagen.
 
Maar het NEO-project, een rechtstreekse concurrent van het Uplace project in Vilvoorde, is naar mijn aanvoelen niet de kern van het probleem dat zich aankondigt. Toch blijft het opmerkelijk dat de burgemeesters van de buurgemeenten niet beseffen dat de kritiek op het ene project (Uplace) evenzeer geldt voor het NEO-project dat nauwelijks enkele km verder ligt, maar nog altijd even nefast is voor de mobiliteit op de Noorderring. Ligt de Heizelvlakte voor de burgemeester van Leuven, Louis Tobback, net voorbij zijn horizon?
 
Concurrentie hoort thuis in een markteconomie op voorwaarde dat de projectmakelaars zelf het project bekostigen en niet enkel de lusten ervan willen opstrijken. Daar moeten de politici voor zorgen en net dat doen ze niet. Ze verheugen zich over het mogelijke prestigegewin, terwijl ze zich lenen tot hand en spandiensten die in andere omstandigheden gewoon prostitutie wordt genoemd.
 
Met de beslissing om een nationale voetbaltempel (die niet eens voorzien was) toe te voegen aan het NEO-project, getuige de officiële website van dit project, http://www.neobrussels.com/nl/,  worden bijkomende begunstigden toegevoegd: de Belgische voetbalbond die als één van de weinige sportfederaties nog echt Belgisch is. Samen met de voetbalbonzen – waarvan 50 % Franstaligen, hoewel de Waals-Brusselse clubs nauwelijks éénderde uitmaken – zien ook de Belgicisten in dit project de kans om via het voetbal te bewijzen dat België een fantastisch land is. Deze georkestreerde opstoot van Belgisch nationalisme moet als medicijn dienen tegen de sterke groei van het Vlaams nationalisme. Luc van Doorslaer, onderzoeker journalistiek (KU Leuven) en tv-journalist (Telenet) stelde hierbij een pertinente vraag: ‘Waar blijft de kritiek op dit oppeppen van het Belgisch natiegevoel? Kunt u zich het volgende pleidooi van Bart de Wever voor de verzamelde tv-camera's al voorstellen: We moeten alle krachten bundelen voor de bouw van een nationaal Vlaams voetbalstadion. Bij voorkeur in Antwerpen, de natuurlijke hoofdstad van Vlaanderen. Zo'n stadion zorgt voor een geweldige nationale uitstraling en dient dus de belangen van het land. Als naam stel ik voor: het Stadion van Vlaanderen." Hij zou een aanzienlijk deel van datzelfde Vlaanderen over zich heen krijgen, de pers zou erg kritisch reageren, de linkerzijde zou hem beschuldigen van nationalistische grootheidswaan.’
 
Grootheidswaan van het oude Brussels establishment en ordinair geldgewin van projectontwikkelaars, gaan in dit politiek project hand in hand. Het tragikomische aan deze vaudeville is dat ook en vooral zij die er niets bij te winnen hebben er voor zullen betalen. En dat zal véél meer zijn dan de actueel voorgestelde kosten.  


Talrijke vragen


 
Los van het NEO-project, waarvan een zelfzekere minister-president van het Brussels Hoofdfstedelijk Gewest, Charles Piqué, verklaarde dat het lang voor concurrent Uplace in Vilvoorde zou beslist en klaar zijn, werpt vooral het nationaal voetbalcomplex met multifunctionele mogelijkheden grote vragen op waar we hopelijk ooit antwoorden op zullen krijgen. Daarom is het belangrijk dat alle media, zeker de Bron, dit dossier op een kritische manier blijven opvolgen. Wat hierna volgt is slechts een aanzet voor diepergravende bijdragen over de openstaande vragen.

Is er nood aan een nationaal voetbalcomplex?


Deze cruciale vraag is niet eens aan de orde voor de voetbalbond om een eenvoudige reden: geen enkel voetbalstadion voldoet om te kunnen solliciteren voor het organiseren van de Europese kampioenschappen en dat is hun ultieme droom. Droom die ze delen met de nieuwe Belgische nationalisten. Of dit project rendabel wordt, of een inplanting volgens urbanistische normen kan of dat er daardoor zware collaterale maatschappelijke schade ontstaat is aan hen niet besteed. Men zou haast geloven dat zij nog in de tijd leven dat potentaten zich alles konden permitteren. Voor hen is democratie inderdaad maar een vervelende hinderpaal.
Nochtans blijkt uit de kritiek dat deze vraag bijzonder pertinent is. Er zijn veel landen zonder nationaal voetbalstadion maar die wel beschikken over schitterende clubstadions. Daar wordt het voetbal beleefd waarvoor er wel een maatschappelijk draagvlak is. AA Gent bewees met zijn prachtige Ghelamco arena dat het wel mogelijk is om sportinfrastructuur te bouwen binnen redelijke termijn en zonder grote protestacties.  Is het clubvoetbal niet veel belangrijker voor de maatschappelijke opdracht van het voetbal dan een kandidatuur voor de organisatie van de Europese kampioenschappen die hooguit enkele weken duren?  Verdient dit project een kordate aanpak of een kordate weigering?
Overigens is er nog een andere kritiek die nog niet aan bod kwam: waarom opnieuw zoveel geld voor het voetbal terwijl er heel wat andere sporten – die maatschappelijk minstens even waardevol zijn - schreeuwen om meer aandacht en meer middelen. Het enige antwoord dat ik kan verzinnen, is dat er met andere sporten minder roem te halen valt. Mag ik hierbij ook met beschuldigende vinger wijzen naar de openbare omroep?

Wie betaalt dit opgeklopte nationale feest?


 
Over de financiering is nog maar het eerste gezegd. Beginnen we met de vraag omtrent de kostprijs. Op basis van de budgetoverschrijdingen van ander megalomane projecten mag men de vooropgestelde 300 miljoen euro zonder veel risico op overschatting vermenigvuldigen met factor vier. Immers, in deze prijs zijn heel wat kosten nog niet berekend.
 
In de niet eens onvoorzichtige veronderstelling dat de privé-sector niet bereid zal zijn om alle kosten te dragen en er publieke gelden nodig zijn voor dit nationaal project, is het evident dat deze moeten beslist en betaald worden door de nationale, dus federale overheid. Maar een armlastige regering die niet eens in staat is om de essentiële taken van een overheid te financieren, zou dit hoofdzakelijk prestigeproject zelfs nooit een kans mogen geven. De eventuele kortstondige tewerkstellingsvoordelen kunnen op veel zinniger manieren gerealiseerd worden, bij voorbeeld voor sociale huisvesting, scholenbouw, wegenbouw en het onderhoud van het openbaar patrimonium.
 
Waarom van deze opportuniteit niet gebruik maken om iets te doen aan het dagelijkse fileleed op de Noordelijke Ring? Een voor de hand liggende oplossing is de realisatie van een Zuidelijke Ring, zodat de verkeersdruk zich kan verspreiden over twee volwaardige verkeersaftakkingen. Hiermee zouden de federale en Vlaamse regering daadkracht kunnen bewijzen en ze zouden voor deze oplossing wel heel snel een maatschappelijk draagvlak vinden. Is dat ook niet van nationaal belang? Trouwens, het zou voor de inwoners van de Zuidelijke Rand waar het Belgisch gevoel zo sterk leeft toch geen probleem mogen zijn om zo hun solidariteit met de honderdduizenden fileslachtoffers daadwerkelijk te bewijzen?
 
Tegelijk met de aankondiging dat men privé financiers zocht, werden Belgacom en Lotto alvast naar voor geschoven als partners. Dat Stefaan De Clerck voorzitter wordt van de raad van bestuur van Belgacom en Janie Haeck CEO van Lotto is alvast een duidelijk signaal dat dit géén privésponsors zijn en hun inbreng een zuiver politieke keuze is en geen economische.
 
Dat Sporting Anderlecht bereid is om een deel van de kosten te betalen als het zijn thuiswedstrijden daar mag spelen is als mogelijkheid al evenmin een aangewezen piste want dan zullen de andere clubs zich terecht benadeeld voelen. Daarenboven blijkt een voetbalstadion met atletiekpiste niet zo een gelukkige keuze, dat ondervond onder meer FC Bayern Munchen die blij was in zijn eigen voetbaltempel te kunnen spelen. 

Voor wie de lasten en wie de lusten?


Het probleem van grote infrastructuurwerken is dat heel veel mensen zich laten misleiden door de foto’s van een schitterend eindresultaat: de hemel op aarde, zo lijkt het wel. Dat is voor het NEO-project gecombineerd met een nieuw voetbalstadion, zelfs niet eens het geval. De initiatiefnemers kunnen ons nog geen idee geven van wat het wordt, want in de online presentatie van het NEO-project staat nog altijd het huidig Koning Boudewijn stadion, omringd door woningen. Zou het kunnen dat dit stadion moet wijken voor ‘waardevoller’ (meer lusten) functies?  Om meer opbrengende flats te bouwen en de lasten voor de exploitatie van een sportstadion door te schuiven naar derden?
 
Het project voorziet, naast de bestaande parkeercapaciteit van Parking C nog eens een ondergrondse parking. De parkeerlast dreigt zich dus uit te breiden in alle richtingen wanneer Parking C geen parking meer is. Over parkeren schrijft men in de rubriek mobiliteit het volgende: “Dank zij een oordeelkundig mechanisme van gemengde benutting (bijvoorbeeld winkels-woningen) ligt het aantal parkeerplaatsen waarin het NEO-project voorziet heel wat lager dan wat men zou kunnen verwachten in functie van de dichtheid van de geplande nieuwe bestemmingen op de site”. Met ander woorden, ze negeren de impact van de occasionele behoeften tijdens de massa-evenementen. En verder leest men letterlijk wie de lasten moet dragen: “Daarnaast zijn er momenteel gesprekken met het Vlaams Gewest om samen oplossingen te vinden voor een vlottere toegang vanaf de ring”. Kijk eens aan, diezelfde ring, waar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via de metropolitane gemeenschap inspraak over eist, blijkt in geval van problemen toch Vlaams te zijn. Vlaamse inspraak in het NEO-project daarentegen is uitgesloten. Nochtans zou een faire verdeling van de lasten en de lusten allicht tot andere oplossingen leiden. In de omgeving liggen nogal wat gronden die nauwelijks gebruikt worden en niets opbrengen voor de gemeenschap.
 
Tot zover enkele openstaande vragen.
 
Een steeds weerkerend fenomeen is het lokale protest tegen infrastructuurwerken die het lokale niveau overstijgen, maar toch ingevolge dit protest grote vertragingen oplopen. De vermoede lasten die aan de basis liggen van het NIMBY-syndroom, zou de overheid totaal anders kunnen aanpakken: niet minimaliseren maar erkennen en aantonen dat ze alles doet om deze minimaal te houden. En de media zouden ook eens mogen opkomen voor het algemeen belang in plaats te focussen op de lokale soms zelfs tijdelijke problemen. Daarom: een kordaat beleid valt of staat met het onbevangen benoemen van de problemen en niet om alleen maar een maatschappelijk draagvlak te ‘kopen’ voor een reeds gekozen  oplossing. Is er een maatschappelijk draagvlak om de mobiliteitsproblemen rond Brussel en Antwerpen op te lossen? Ja. Is er een maatschappelijk draagvlak voor moderne clubstadions? Ja, ook in Brugge. Alleen moet men eerst het probleem en de verschillende mogelijke oplossingen publiek maken zodat een debat kan gevoerd worden in alle transparantie en pas nadien een keuze maken én zich eraan houden. Is dat zo moeilijk?
 
Voor zuiver commerciële projecten zoals het ‘belevingsproject’ Uplace  moet de overheid haar afspraken nakomen. Zo niet, dreigt rechtsonzekerheid en zal niemand nog nieuwe projecten durven aan te gaan. Dan dreigt Bokrijk, charmante herinnering maar geen toekomst.
 
Ondanks de vele voorbeelden uit het verleden hoe het niet moet, zijn de federale en Vlaamse excellenties nog niet verder gekomen dan het ventileren van hun wrevel over het protest. Zo zal men nooit een draagvlak vinden voor een kordaat beleid.
 
Pjotr