De niet altijd 'dagvaste' publicatie kan voor sommigen storend zijn. Weet echter dat een mailtje via de reactieknop volstaat om de nieuwsbrief (met bijkomend voorwoord) rechtstreeks te ontvangen.
MEDIA EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
Door
het ballonnetje dat staatssecretaris voor ambtenarenzaken Hendrik Bogaert
opliet in De Morgen (01/10) krijgt een modern personeelsbeleid voor ambtenaren
opnieuw wat media-aandacht. Blijft het weer bij een wensdroom?
Met
de storende slordigheid die de kwaliteitskranten in toenemende mate kenmerkt,
wordt het moeilijker om een correct beeld te krijgen van wat nu
juist gezegd en bedoeld wordt. Voor zowel DS als DM is het duidelijk: binnen
twee à drie weken bestaan er geen vastbenoemde ambtenaren meer. Een journalist
die zoiets schrijft heeft alvast geen last van enige kennis terzake en voert
zijn journalistieke opdracht wel heel slordig uit. Het duurde trouwens niet
lang vooraleer ook de reactie van de vakbonden gepubliceerd werd en er van het
voornemen van de staatsecretaris nog weinig overbleef: dat ambtenaren na twee
negatieve evaluaties kunnen ontslagen worden is immers nu ook mogelijk.
Maar juist
daarom is de denkoefening van Hendrik Bogaert en zijn kabinet niet minder
relevant én noodzakelijk. Alleen getuigt ze niet van de nodige moed om
eindelijk de taboes te doorbreken zodat een oplossing ten gronde mogelijk
wordt. Immers, een modern personeelsbeleid vraagt veel meer dan de aanpassing
van het sanctiebeleid en de invoering van tijdelijke medewerkers. Een globale
visie begint met de erkenning van alle bestaande pijnpunten. Hieronder enkele
die niet aan bod kwamen – noch bij Bogaert noch bij andere ‘middenveldspelers’
- en nochtans tot de meest essentiële behoren om een efficiënt
ambtenarenapparaat uit te bouwen.
Politieke benoeming is een ziekte
Het
eerste en belangrijkste pijnpunt is de politisering van de topfuncties in de
ambtenarij én de druk vanuit de politieke partijen om zoveel mogelijk (lager)
personeel uit de eigen regio aan te werven.
Het
enige argument voor de veralgemeende politisering van de topambtenaren - wat
geen enkele partij openlijk durft toe te geven - is dat politici ervan uitgaan
dat niet-partijgebonden ambtenaren niet in staat zijn om het beleid van ‘hun’
regering correct uit te voeren. Dat is onaanvaardbaar, want onbewezen. Ondertussen
woekert de overtuiging, dat politieke benoemingen noodzakelijk, zijn als een
kanker binnen de ambtenarij en is de voornaamste oorzaak van het intern
wantrouwen en een partijpolitiek geïnspireerde besluitvorming. Een kaakslag
voor al wie werkelijk een modern management vooropstelt. Zolang geen enkele
partij het aandurft om dit taboe te doorbreken zal een modern personeelsbeleid
nauwelijks meer zijn dan een verkiezingsslogan. Lippendienst aan het electoraat
en dat geldt voor alle partijen.
Voor
de politieke partijen met regeringsverantwoordelijkheid was het openbaar ambt
vooral een tewerkstellingsmachine. Dat vooral Franstalige politici hiervan een
erezaak maakten, kon ik zelf vaststellen in het departement Defensie. Indertijd
voegde de defensieminister op de aanvraag van een werkster uit zijn kieskring,
gericht aan de personeelsdirecteur, volgende kleine notitie toe, ‘je me permets
d’insister’. Een voorbeeld uit de duizenden die schering en inslag waren.
Interventies als deze zijn nu enkel wat subtieler geworden. Vandaag worden
alleen partijgenoten binnen de administratie aangesproken om hun ‘partijpolitiek
personeelsbeleid’ erdoor te drukken. Een kanker die men nodig heeft om de eigen
mensen te kunnen bevoordelen.
In
dergelijke omstandigheden moet men ook vraagtekens plaatsen bij een objectieve
evaluatie. Immers, het risico is niet denkbeeldig dat de minst gepolitiseerde
of meest kritische medewerkers de eerste slachtoffers van strengere evaluaties
zullen worden.
Wat
we alvast weten is dat het huidig systeem precies daarom weinig negatieve
evaluaties toeliet. Wordt het een maat voor niets?
Vakbonden zijn conservatieve bastions
Vakbonden
die in de eerste plaats oog hebben voor het algemeen belang bestaan niet.
Vakbonden willen vooral zoveel mogelijk personeel kunnen bevoordelen en zo
weinig mogelijk afremmende ‘autoriteit’. Hun overdadige macht binnen de
administratie werkt reeds lange tijd verlammend. Onder het motto van ‘hoe meer
leden’ hoe meer invloed, werken ze elke modernisering tegen die het aantal
leden zou kunnen verminderen. Het zou toch voor iedereen duidelijk moeten zijn
dat zonder het kortwieken van de vakbondsmacht een modern personeelsbeleid
onmogelijk blijft.
Ook
het corporatisme zorgt voor een krakkemikkig ambtenarenbeleid. Elke
administratie heeft vanuit een corporatistische reflex een metershoge muur
opgetrokken rond de eigen administratie. Flexibiliteit is een idee dat volgens
de vakbonden en andere conservatieve krachten met de grootste kracht moet bestreden
worden. Nochtans zijn er binnen bepaalde administraties duizenden
hogeropgeleiden die onnodig werk doen terwijl er andere administraties slecht
functioneren bij gebrek aan personeel van hetzelfde opleidingsniveau. Zolang
het taboe op flexibiliteit en corporatisme blijft bestaan zal er nooit sprake
zijn van een modern personeelsbeleid.
Gezocht: zinvol werk
Het
zal wel waar zijn dat sommige ambtenaren de kantjes eraf lopen en dat zij zo de
ambtenarij als geheel een slechte naam bezorgen. Is het te ver gezocht om te
stellen dat hun aantal onder meer afhankelijk is van de graad van
syndicalisering van de dienst?
Het
is ook waar dat politici zich nauwelijks geroepen voelen om hun ambtenaren
tegen dergelijke veralgemeningen te beschermen. Een staatsecretaris die
ambtenaren catalogeert als
“ambetantenaren”, is symptomatisch voor het platvloers populisme dat ook
regeringsleden niet schuwen wanneer het electoraal lonend is.
Media
die enkel aandacht hebben voor het spektakel van administratieve fouten en zich
nooit afvragen waarom er wetten bestaan die aan de basis liggen van heel wat
‘ambetantenarij’ getuigen van
oppervlakkigheid en doen aan misleiding. Zo geven ze de kans aan politici om
hun verantwoordelijkheid te ontlopen. Men kan geen goede ambtenarij hebben
zonder een degelijk politiek beleid.
Dat
veel ambtenaren nauwelijks zinvol werk hebben, daar horen we niets over.
Hoeveel wetten worden door de politici gestemd maar blijven dode letter wegens
onuitvoerbaar? Hoeveel tijd en energie worden verspild aan beuzelarijen en
interventies vanuit de ministeriële kabinetten? Hoeveel hoog gekwalificeerde
ambtenaren worden bezig gehouden met de voorbereiding, evaluatie en
rechtvaardiging van een politieke beslissing, waarvan de uitkomst reeds vooraf
vastligt? Zo wordt ten minste de helft van de hogere officieren en hun
administratieve medewerkers bij defensie ‘onledig’ gehouden. Elk dossier wordt
door deze bekwame medewerkers bestudeerd met een bewonderenswaardige
intellectuele hardnekkigheid. Maar we zouden het evengoed naïviteit kunnen
noemen, vermits ze zelf goed weten dat enkel de elementen die de vooraf
gemaakte politieke keuze ondersteunen in aanmerking zullen genomen worden. Het
zou getuigen van respect en intellectuele eerlijkheid om die draaimolen stop te
zetten.
Kennis, stabiliteit en flexibiliteit
In
een wereld die almaar complexer wordt is het evident dat een degelijke
opleiding en permanente bijscholing aan de basis liggen van elk modern
personeelsbeleid. Momenteel is daar veel te weinig aandacht (en geld) voor.
Daarenboven worden belangrijke synergievoordelen door een gebrek aan
samenwerking gemist. Een van de best functionerende administraties inzake
opleiding en voorgezette vorming is Defensie. Mits het slopen van enkele muren
liggen daar belangrijke mogelijkheden voor andere administraties voor het
grijpen.
Een
voorgezette vorming inclusief specifieke bijscholingscursussen kan het
corporatisme tegengaan en de onontbeerlijke flexibiliteit ondersteunen. Helaas
lijkt het alsof daarover zelfs nog niet werd nagedacht.
Een
vast statuut heeft niet enkel nadelen. Een groot personeelsverloop is ook voor
privé-bedrijven een indicator dat men ‘slecht’ bezig is. Wie werkt op korte
termijn – met de goedkoopste werkkrachten - is niet bezig met de langere termijn
die nood heeft aan stabiliteit en kennis.
Daarenboven vergeet men wel eens dat elke administratie ook heel
specifieke kennis vereist en een permanente vorming absoluut onontbeerlijk is.
Hoe zouden ambtenaren anders nog aan de toenemende kwaliteitseisen kunnen
voldoen? De bomen nog kunnen onderscheiden in het voortwoekerend bos van regels
en wetten?
Voor
alles moeten politici duidelijk maken wat ze verwachten van de
administraties. Te beginnen met duidelijke richtlijnen in plaats van ad hoc
beslissingen te nemen die meestal het gevolg zijn van onbedoelde effecten van
een slordige wetgeving. Voorts moeten ze leren afstand houden van de wettelijke
procedures in plaats van deze te willen beïnvloeden.
Het algemeen belang dienen
Men
moet ook meer aandacht opbrengen voor de plichten van ambtenaren. De
voornaamste plicht van de ‘publieke dienaar’ wil dat hij/zij enkel het algemeen
belang dient. Een tweesnijdend zwaard
voor zowel de foefelende politici als de onbetrouwbare ambtenaar, maar de enige manier om een transparant
uitvoeringsbeleid mogelijk te maken. Topambtenaren die een ‘gepersonaliseerd’
beleid gaan voeren, of erger hun macht gebruiken om zich persoonlijk te
verrijken zijn totaal uit den boze. Een onafhankelijke controle is noodzakelijk
en zal veel efficiënter zijn dan een interne dienst die al even gepolitiseerd
is als de dienst zelf.
Een administratie kan
pas efficiënt werken wanneer er een coherent politiek beleid gevoerd
wordt. Een beleid dat niet om de haverklap doorkruist wordt door
partijpolitieke belangen. Welke politieke familie heeft de moed om deze
pijnpunten op tafel te leggen?
Citaten
van de week
Tinneke
Beeckman in dS 23/09: “Pascals ideeën blijven actueel. Een koningin die haar
aanzien wil verhogen door nieuwe protocollaire eisen te stellen, (koningin
Mathildee wil aangesproken worden met koningin ipv mevrouw zoals haar
voorgangster) heeft niet begrepen dat haar positie niet van haar verdienste
afhangt, maar door het toeval werd bepaald. Wat het vandaag pijnlijk maakt, is
dat er geen eilandbewoners meer zijn, die denken dat de koninklijke familie een
geschenk is uit de hemel. Pascals raad is duidelijk: koningen moeten helder
nadenken over wat anderen hen echt verschuldigd zijn. Aangezien dat doorgaans
veel minder is dan ze zelf denken, eisen ze beter niets dat hen niet toekomt.”
Jan Verheyen in Knack gelezen: “In dit
land worden kunstenaars zo gepamperd dat ze zich tegen het regime aanschurken.
De N-VA is een bedreiging voor het status-quo waarin de kunstwereld zich goed
kan vinden. In andere landen zijn kunstenaars per definitie critici van het
regime. In dit land worden ze zo gepamperd dat ze zich ertegen aanschurken. Het
is net zoals in de middeleeuwen, toen de vorsten kunstenaars betaalden voor
fijne muurschilderingen of voor amusement tijdens het diner. Kunstenaars zijn
soms echte narren, en onze huidige generatie is daar geen uitzondering op. Wellicht doen ze dat onder het motto: better
the devil you know than the devil you don’t know. De N-VA is een bedreiging voor het regime, ergo de N-VA is een
bedreiging voor het status-quo waarin de kunstwereld zich goed kan vinden. Ik
sta soms met verbazing naar dat conformisme te kijken. … Kunstenaars moeten
zich soms vragen durven te stellen’, gaat hij voort. ‘Als een bakker een brood
bakt dat niemand lust, zal zijn bakkerij niet lang openblijven. Ook al roept
hij luid dat hij zijn tijd ver vooruit is en dat de mensen over tien jaar zijn
brood wel zullen lusten. I don’t think so. Ik denk dat zijn brood niet
te vreten is.”
Jaak Peeters in Doorstroming: Wat is er toch
aan de hand met de Vlaamse pers? Wie de kranten – over de VRT zwijgen we best,
liefst zo zedig mogelijk – doorneemt, , kàn niet anders dan deze vraag te
stellen. Een heel pijnlijke vraag. … Nog een voorbeeld: “hypocriete N-VA zet de
deuren wagenwijd open voor Roemenen en Bulgaren op de Vlaamse arbeidsmarkt.” Zo
ongeveer staat breed uitgesmeerd de uithaal van SPA-er Crombez in het
Nieuwsblad van 13 september. Die krant had daar 177 woorden voor over. Hoewel
zowel Crombez als de redactie best wel weten dat de Vlaamse regering gewoon
niet de bevoegdheid heeft om die Roemenen of Bulgaren te weigeren – oekazes van
het oh zo gezellige Europa, weet U wel? – gaan ze beide – de redactie én
Crombez – lustig door met het verspreiden van leugens. Anders kan men zoiets
toch niet noemen? Dat Crombez door de verkiezingskoorts is gegrepen kan
iedereen begrijpen. Maar waarom plaatst de redactie geen commentaar bij de toch
wel erg hatelijke uithaal van de SPA-er? En stel je voor dat Muyters zou gedààn
hebben wat Crombez zegt? Welk gehuil zou er dan opstijgen? Kan iemand zich niet de
koppen in onze “Vlaamse” pers voorstellen – het eeuwig geheven vingertje van
Yves Desmet op kop? … Het halve “Vlaamse” krantenwereldje schreeuwde moord en
brand omdat het N-VA – college van Antwerpen 1400 ambtenaren laat afvloeien –
zonder naakte ontslagen weliswaar, zodat niemand zijn werk verliest. Termont,
de alom bekende Nieuwspraak-ridder uit Gent, wist ons mee te delen dat Gent
zo’n duizend ambtenaren laat afvloeien. Herinnert iemand zich iets van heisa
over dit Gentse feit ergens in onze kranten? De provincie Limburg ontslaat 50
ambtenaren. Naakte ontslagen. Dat in een provincie die door de sluiting van
Ford al zo zwaar getroffen werd. Herinnert iemand.... Het wordt eentonig,
schreef Eduard Douwes Dekker...”
Knack online lezersreactie door Hans
Hoppe 16/09/2013: “Socialisme is
in Vlaanderen vervallen tot een schaamlapje voor het opborrelende geweten van
enkele rijken. Kaviaar etende loftbewoners, overbetaalde professoren,
bonustrekkers, dynastiepolitiekers, tuttebelletjes in dure haute-couture
pakjes,....kortom het allooi mensen waar de werkende mens zich niet meer wil
door laten vertegenwoordigen. Als dergelijk toch al overrijke mensen dan nog
continue, bijna congenitaal bepaald, gaan sjoemelen om toch maar aan de macht
te blijven, dan is het hek helemaal van de dam. Als men dan kan schrijven dat het
de socialisten niet mee zit en dat ze voorlopig niets doen om het tij te keren.
Integendeel zelfs. Dan zucht ik: gelukkig maar, want dit soort socialisten
hebben wij echt niet nodig in Vlaanderen”.
Pjotr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten