04 mei 2015

B-Fast Beschamend amateurisme


Het stopt nooit. Een drama in het verafgelegen Nepal en de media zorgen ervoor dat de regering zich opnieuw verslikt in de eigen dadendrang. Maar een spelletje zwartepieten lost evenmin iets op.

Zwarte Piet één


 

Wanneer de media zich meester maken van een drama, waar ook ter wereld, dan lijkt het wel of de politici geen keuze meer hebben. En mijnheer de minister, wat bent u van plan? Zal België hulp bieden, of …? Waarom is het B-Fast team nog niet vertrokken? Zelfs wanneer deze vragen niet expliciet gesteld worden heerst er een sfeer van ‘wij moeten erbij zijn’ anders schieten we tekort.
 
De opgejaagde minister voelt plots een onweerstaanbare drang om tot handelen over te gaan want, hij/zij kan toch niet die ‘harde tante’ zijn die zegt: Een ogenblikje, we gaan dat eerst rustig onderzoeken en de nodige contacten leggen zodat we zeker zijn dat (1) onze hulp wel nodig is en (2) we weten wat B-Fast nodig heeft om nuttig werk te kunnen leveren.
 
Op basis van zelf beleefde ervaringen kan volgend scenario zich afgespeeld hebben. De buitenlandminister laat zijn administratie weten dat het B-Fast team zal ingezet worden en dat ze moeten zorgen voor de nodige toelatingen. Daar horen ook de toelatingen bij voor het overvliegen van (of tussenlanding) sommige landen, zoals Oostenrijk, met een militair vliegtuig. Ondertussen wordt de ambassadeur of consul ter plekke opgedragen om de goedkeuring te vragen van de lokale (in dit geval Nepalese) regering. Of de toelating gegeven werd is mij nog niet bekend maar ik kan mij perfect voorstellen dat op zo’n moment de Nepalese regering wat anders te doen heeft dan ‘aangeboden’ hulp weigeren.
 
In heel dat politiek besluitvormingsproces zijn ondergeschikte vragen zoals wat B-Fast daar zal mogen en kunnen doen, niet aan de orde. Eerst beslissen en dan zich afvragen of het wel goed is: dat heet in België de primauteit van de politiek. En als blijkt dat ze er niets kunnen doen of zelfs niet gewenst zijn (zoals af te leiden valt uit een artikel in Knack online) is het kot te klein en begint men een spelletje zwartepieten.

Zwarte Piet twee


 

In een eerste parlementair debat legde Dirk Van der Maelen (sp.a) buitenlandminister Reynders het vuur aan de schenen. Die reageerde op zijn gekende onderkoelde manier, met de verklaring dat de Nepalese regering België expliciet om hulp had gevraagd. Lees: niet de Belgische maar de Nepalese regering is in de fout gegaan (Zwarte Piet twee).
 
Het ontgaat de minister blijkbaar dat een arm land in een onherbergzaam gebied dat geconfronteerd wordt met dergelijke grootschalige ramp andere zorgen heeft dan een ongeduldige Belgische minister tegen te spreken. Mag het gezegd worden dat in deze omstandigheden het niet verboden is voor de Belgische regering om zelf na te denken, vooraleer tot actie over te gaan?
 
Die expliciete goedkeuring zou ik overigens graag eens bevestigd zien door de officiële correspondentie, want het hierboven aangehaalde scenario betekent nog niet dat de Nepalese regering zijn vraag om hulp expliciet tot België richtte. Laat staan dat de Nepalese autoriteiten op dat moment konden weten welke noden het belangrijkst zouden zijn op het ogenblik dat het B-Fast team zou kunnen aankomen. Of dacht onze Buitenlandminister dat het vliegveld van Kathmandu gereserveerd kon worden voor de Belgen?
 
Dat er na gemarchandeer toch nog een beetje werk was voor het B-Fast team, doet helemaal niets af van het amateurisme dat aan de basis ligt van de geannuleerde opdracht. Het is ‘schone schijn’ en dient enkel om zowel zwarte piet één als twee vrij te pleiten. Mocht dat niet volstaan is er nog altijd de VN om de Zwarte Piet toe te schuiven.

Zwarte Piet drie  


 

Al snel doken berichten op dat B-Fast veel te laat ter plekke kwam om nog effectief ingezet te kunnen worden voor het zoeken van overlevenden in het puin. B-Fast, Zwarte Piet nummer drie. Er was zowaar iemand die verbaasd was over de lange duur van de vlucht en de noodzaak om een tussenlanding te maken. Oh ja, dan waren er nog de piloten die in New Delhi aan hun limiet zaten en eerst dienden te rusten vooraleer opnieuw te mogen vliegen. Ook dat weet men uiteraard op voorhand. Maar goed, het leger als Zwarte Piet is altijd mooi meegenomen.

Voorkom amateurisme


Wij zijn sterk in het zoeken (en vinden) van Zwarte Pieten. Maar eenmaal iedereen witgewassen is, valt iedereen opnieuw in slaap en kan alleen nog een parlementair zwartepieten-spel tussen oppositie en meerderheid zorgen voor enige mediabelangstelling.
 
Nochtans is het enige waar er belangstelling zou moeten voor zijn de vraag hoe we in de toekomst dergelijk amateurisme kunnen voorkomen. De vraag stellen is ze ook beantwoorden.
 
Het is aan de regering (de politiek) om te beslissen of België deelneemt aan humanitaire operaties, zoals deze in Nepal. Maar eenmaal deze principiële beslissing genomen, zouden ze hun handen moeten afhouden van de voorbereiding ervan. Pas wanneer de planning door specialisten klaar is en men zicht heeft op de haalbaarheid (en de kostprijs) ervan kan de regering haar uiteindelijk fiat geven voor de uitvoering. Op die manier heeft iedereen een duidelijke verantwoordelijkheid en behoud de politiek zijn primauteit. Vooral wanneer men het heeft over rampenbestrijding is het spreekwoord ‘haast en spoed is zelden goed’ van toepassing. Het is een blijk van amateurisme.
 
Iedereen met ervaring in humanitaire operaties – onder andere bij defensie - weet dat al heel lang. Waarom kunnen veel landen zo’n operaties wel aan en België niet? Hier zoekt men geen oplossing, alleen Zwarte Pieten.

Pjotr

28 april 2015

Bart De Wever en Etienne Vermeersch over legerdienst




MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN




Voorafgaande opmerking:
Naar aanleiding van mijn brief aan John Crombez kreeg ik een reactie die ik u niet wil onthouden: Pieter Knapen; baas van de Raad voor de Journalistiek (RvdJ) liet mij weten dat ik in mijn brief aan John Crombez ons gesprek over de geloofwaardigheid van de media verkeerd weergaf. Ik schreef : "dat de RvdJ zeer bekommerd is over de geringe geloofwaardigheid van de media." Volgens Knapen zou hij dat niet gezegd hebben maar wel "dat de Raad voor de Journalistiek en ikzelf uiteraard groot belang hechten aan de geloofwaardigheid van de media." 

Hiermee toont meneer Knapen opnieuw aan dat de RvdJ heel gevoelig is voor mogelijke kritiek vanwege zijn opdrachtgevers die uiteraard niet willen geweten hebben dat de media weinig betrouwbaar zijn. Een onwelkome waarheid.

________________________________
 
 Het hoogstaand debat over nationaliteitsbeleving tussen Bart De Wever en Etienne Vermeersch (Canvas) leerde veel over de noodzaak aan burgerschap/burgerzin. Ik vroeg hen of een legerdienst daar ook bij hoort.
 
Wat Bart De Wever en Etienne Vermeersch denken over de legerdienst is vooral interessant wanneer we hun mening kaderen in een globale analyse. Daarom deze poging om het personeelsbeleid van defensie te beoordelen als een onderdeel van hun gedeelde visie over burgerschap en burgerzin.
 
Defensie is toe aan een grondige evaluatie en minister Vandeput (N-VA) heeft de opdracht om een blauwdruk voor de toekomst te schrijven. Een van de aandachtspunten zal ongetwijfeld de personeelsproblematiek zijn. Het was een gelegenheid om – zij het ongevraagd – via een reeks artikels enkele aanbevelingen te doen; onder meer over het personeel. Deze bijdrage hoort bij deze reeks.

Gemeenschapszin


 

Het debat tussen De Wever en Vermeersch ging uiteraard veel breder dan defensie. Ondanks al die hooggestemde overwegingen kunnen we echter niet anders dan vaststellen dat de gemeenschapszin tegen een hoog tempo afbrokkelt en elke individuele inspanning afgewenteld wordt op ‘de overheid’. Er ontwikkelde zich een geloof in de zaligmakende staat en tegelijk groeide de nood aan een efficiëntere staat, wegens onbetaalbaar. Maar dat is slechts een surrogaat voor de solidariteit die we gelukkig nog wel terugvinden bij de vele vrijwilligers die zich inzetten in diverse organisaties en vrijwillig doen wat politici niet meer durven eisen van iedereen.
 
Wanneer we dus een vraag stellen over de legerdienst, dan staat deze vraag en de antwoorden erop ook voor een veel omvangrijker maatschappelijk fenomeen.

 

Het antwoord van N-VA voorzitter Bart De Wever

 

Hoewel een legerdienst zeker een gemeenschapsvormend aspect in zich draagt, ben ik geen voorstander van een herinvoering van de dienstplicht.
 
Allereerst uit financiële overwegingen. Het Belgische leger heeft de laatste decennia geleden onder een enorme besparingsdrift. Een dergelijke capaciteitsverhoging kan het momenteel niet aan. Bovendien werd de legerdienst toentertijd door Leo Delcroix ook afgeschaft omwille van die budgettaire meerkost. Al speelde het einde van de Koude Oorlog ook een rol.
 
Maar vooral: wij hebben nood aan een professioneel leger dat klein en wendbaar is, maar zeer goed uitgerust en onmiddellijk inzetbaar. Willen wij onze internationale slagkracht verhogen en de binnenlandse veiligheid garanderen, hebben wij nood aan gemotiveerde, professionele militairen die hun vak kennen en een bijzondere expertise hebben.

 

Het antwoord van professor Em. Vermeersch

 

In een wereld waar zinvolle wensen werkelijkheid worden, zou ik het heel positief vinden mochten alle jonge mensen m/v opgeroepen worden om gedurende een bepaalde periode, van een half tot een geheel jaar een burgerdienst te verrichten. Een gedeelte van dat contingent zou een militaire opleiding kunnen krijgen en een ander gedeelte (o.m. de ‘gewetensbezwaarden’) een andere dienst op het vlak van gezondheidszorg en andere zinvolle bijdragen tot het maatschappelijk leven.
 
Ik zeg ‘in een ideale wereld’ omdat ik vrees dat een dergelijk project in de huidige context niet meer politiek (zeg maar ‘electoraal’) haalbaar is. Ikzelf heb 15 maanden legerdienst gedaan als brancardier en tijdelijk verpleger in het militair hospitaal. Ik heb daar heel veel geleerd. Ik denk dat de meeste jonge mensen dat niet meer zien zitten.
 
Denk bv. aan de mensen die niet gaan stemmen en zelfs aan degenen die - eenmaal in hun leven – weigeren te zetelen in een stemlokaal. Niets belet echter die gedachte nu en dan te verspreiden in de hoop dat er ooit een kentering komt.

De omgekeerde wereld


 

Kijkend naar de evolutie van de gewapende conflicten waar ook Belgische militairen aan deelnamen, kunnen we alleen maar vaststellen dat de rol van niet-militairen in deze conflicten crescendo gaat. In bepaalde bloedige conflicten staat de wereld zelfs helemaal op zijn kop: burgers die mekaar met alle mogelijke wapens naar het leven staan en militairen die proberen de gemoederen te bedaren om de vrede al of niet gewapenderhand te herstellen. Militairen die gebonden zijn door de Conventie van Geneve (het oorlogsrecht), maar wel blootgesteld worden aan de niets en niemand ontziende brutale verkrachting van diezelfde regels door gewapende burgers en huurlingenbenden. De genocide in Rwanda waar onze Para’s onmachtig dienden toe te kijken, was zo’n verschrikkelijke ervaring.
 
Tegenover wereldwijd verspreide conflicten waar iedereen soldaat is, staat een moreel ontwapend West-Europa (dat geldt nog niet in dezelfde mate voor de ex-Warchaupact landen) waar niemand nog soldaat wil zijn. Aan de ene kant een leger van jonge vrijwilligers die van heide en verre komen om voor hun godsdienst te vechten. Aan de andere kant ons groot gebrek aan burgerschap/burgerzin waar zowel De Wever als Vermeersch nochtans belang aan hechten.
 
Oh ja, we hebben nog gemotiveerde vrijwilligers om universele waarden te verdedigen: de vrijwilligers van Artsen zonder Grenzen, van het Rode Kruis, van de talrijke niet-gouvernementele organisaties die soms met meer moed dan kennis een rol spelen in bloedige burgeroorlogen. Maar toen de krijgsmacht opdracht kreeg om naar Somalië te trekken had men zelfs moeite om voldoende (beroeps)militaire geneesheren te vinden die ‘wilden meegaan’. Wat dacht u wel: ze konden niet gemist worden in het ziekenhuis waar ze, ondanks hun volle wedde als militair geneesheer, het grootste deel van hun tijd werkten.
 
Maar toegegeven, voor jongeren zoals Bart De Wever, die het soldatenleven niet zelf beleefden, zijn dergelijke overwegingen misschien oubollig. Het klinkt eigentijdser om onze veiligheid uit te besteden aan een gespecialiseerde firma. Zo lang het maar niet te veel kost.
 
We sturen de militairen wel nog naar conflictengebieden, zolang ze onze pret niet bederven op de Kortrijkse Paasfoor, de Antwerpse Sinksenfoor of de Gentse Feesten. ‘Ze’ worden er goed voor betaald en dat mag volstaan. Trouwens, zonder dit manna zou snel blijken dat bij velen ook hun enthousiasme en burgerzin niet volstaan. En dat is terecht, want het zijn tenslotte ‘onze jongens’ niet meer. Misschien zou het nog efficiënter zijn om onze defensie gewoon uit te besteden aan een privéfirma, zodat we zelfs geen bodybags meer hoeven te vrezen, hooguit werkongevallen. En nu we toch aan de toekomst denken, waarom geen resultaatsverbintenis eisen, no cure, no pay? De realiteit kan soms zo cynisch zijn.

 

Strategische keuzes


 

Na de publicatie van een artikel over de keuze tussen legerdienst en ‘civil servants’ - waarin ik opteer voor een oplossing met ‘civil servants’ - kreeg ik enkele reacties die het grote belang van een legerdienst voor de persoonlijke ontwikkeling en het gemeenschapsgevoel benadrukken. Ook in de antwoorden van De Wever en Vermeersch valt het op dat dit aspect niet onbelangrijk is. Maar in de zakelijke aanpak van De Wever weegt dat voordeel duidelijk minder zwaar.
 
Men mag beweren dat de herinvoering van de legerdienst electoraal niet meer haalbaar is, het tegendeel is evenmin bewezen. Tegenover de gelatenheid van Vermeersch staat de dadendrang van De Wever die kiest voor een andere weg en dat ook duidelijk zegt. Over die visie kan en moet het debat gaan. Maar dit valt buiten het bestek van dit artikel. Daarvoor verwijzen we naar het dossier op De Bron
 
Het is evident dat een veralgemeende legerdienst zeer duur is. Het past al helemaal niet in de strategische keuze van het Westen (de VS) die vooral gericht is op minder bodybags. De inspanningen van de wapenindustrie focussen op technologische wapens die direct vijandelijk contact moeten voorkomen; het risico maximaal verminderen. Informatie verzamelen (meestal door eigen of gehuurde burgers) en uitschakelen van de doelwitten van op een veilige afstand, zijn de belangrijkste nagestreefde capaciteiten geworden voor het leger van de toekomst. Tot de potentiële tegenstanders evenwaardige capaciteiten ontwikkeld hebben, waarna de wapenwedloop een volgend rondje kan draaien.

Vrede als streefdoel voor de toekomst van defensie


 

Bij deze evolutie waar ook N-VA voor kiest, zijn echter twee bedenkingen te maken:
 
De dominantie van de partij die zonder zelf gevaar te lopen de tegenstander kan uitschakelen zorgt voor een enorme frustratie en zet aan tot al even ‘lafhartige’ acties: terreur door onherkenbare daders tegen onschuldigen. Daar kan zelfs het best uitgeruste leger niet tegen op. Nochtans zou de VS uit het Vietnam-debacle kunnen geleerd hebben dat een overmacht aan ‘gunpower’ niet volstond om de Vietcong-guerilla klein te krijgen. Daarenboven zit er een contradictie in deze evolutie: terwijl het minder riskant wordt voor militairen neemt het gevaar voor burgerslachtoffers (door terreur) zelfs in eigen land toe.
 
Laat mij een voorbeeld geven van hoe belangrijk een moedig militair optreden kan zijn: Onze Para’s die in het zuiden van Somalië (regio Kismayo) patrouille liepen, droegen bij momenten zelfs geen scherfwerende vest. Uit gesprekken met ‘wise elders’ (gerespecteerde ouderen) bleek dat precies dit moedig gedrag van onze para’s zorgde voor respect en minder agressie. In Mogadishu echter, waar de Amerikanen alom tegenwoordig waren werkte hun zware bewapening en allerhande beschermingsmaatregelen als een rode lap op een stier. De les die ik er leerde: Een overmacht aan wapengekletter schrikt af maar veroorzaakt tegelijk meer agressiviteit. Is het niet die wereldwijde demonstratie van hun absolute militaire dominantie die zorgt voor grote agressiviteit ten aanzien van de VS? Zal de frustratie en de terreur afnemen door deze evolutie of net niet?
 
Eveneens in Somalië stelden de Amerikanen voor om een tot ‘gunship’ omgebouwd C130 vliegtuig in te zetten in onze sector. Na een interne bespreking werd een tegenvoorstel gedaan: in plaats van raids waarna ze terug verdwenen stelden we voor om een detachement permanent ter beschikking te stellen. Einde verhaal.
 
Tijdens een toespraak in het Pentagon voor studenten van het NAVO Defensie College in 1994 verklaarde de toenmalige ‘Voorzitter van de Chef Staven’, Generaal David Shalikashvili dat na de brutale moord op een helikopterbemanning in Mogadishu de VS maar één optie meer hadden: overal de absolute overmacht hebben. Desnoods een compagnie op elk kruispunt.
 
De tweede bedenking is moeilijker te omschrijven. In conflicten zoals we die de laatste tijd kennen moet elke militaire inzet niet noodzakelijk gericht zijn op het behalen van een tactische overwinning, maar afgemeten worden aan het nut voor het bereiken van het uiteindelijk doel: vrede. En dat doel wordt niet noodzakelijk sneller en gemakkelijker bereikt door hypergesofistikeerde wapens en ‘zero bodybags’. Het zou daarom gepast zijn om in het debat over de toekomst van defensie eveneens te discussiëren over vredesopbouwende capaciteiten.
 
Daar is ongetwijfeld een rol weggelegd voor burgers om samen met gewapende militairen datgene te doen wat helaas alle Westerse legers tot op heden al te zeer nalieten te doen. Hun snelle kortstondige interventies met heel veel machtsvertoon maar zonder een exit strategie zorgen meestal alleen voor chaos nadien en in sommige gevallen voor nog meer ellende dan voordien. Kunnen we in een democratisch debat over defensie ook daarover praten? Kunnen deze gecombineerde capaciteiten de vredesactivisten verzoenen met een degelijke militaire organisatie, die het uiteindelijk strategisch streefdoel niet opoffert voor een tactische overwinning? Laat staan voor de grootheidswaan van militaire strategen en de belangen van het militair-industrieel complex.
 
Pjotr

   

 

   

23 april 2015

Open brief aan John Crombez




MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

In zijn reactie op Zuhal Demir’s aanklacht over de onterecht uitbetaalde werklozensteun, verweet John Crombez mevrouw Demir in Terzake (Canvas) te liegen en blind te focussen op dit bedrag.

Bang voor het debat


 

Een gekende truc om een debat volledig te laten ontsporen is om er een ander debat van te maken. Hoe Crombez en de medeplichtige politiek correcte media hierin slaagden kunt u lezen in een artikel van Gerard De Beuckelaer.
 
Deze open brief gaat ook naar Pieter Knapen, baas van de Raad voor de Journalistiek, die mij nog niet zo lang geleden verzekerde dat de RvdJ zeer bekommerd is over de geringe geloofwaardigheid van de media. Mocht dat werkelijk zo zijn, zou het dan geen hoog tijd worden dat de RvdJ zich buigt over de kritiekloze gedoogsteun van de media aan bepaalde politici? Wanneer die media klakkeloos voor waar verkopen wat sommige politici beweren, zijn ze ver af van hun controlerende functie. Dan geldt voor hen, net als voor misleidende politici de retorische vraag “Wie gelooft die mensen nog?”.
 
En mag het duidelijk zijn dat zowel de voor- als tegenstanders van om het even welke politieke keuze (zoals hier de uitbetaling van werklozensteun via de vakbonden) het recht hebben om door de media op een gelijkwaardige manier behandeld te worden. Daar zou de RvdJ veel meer belang aan kunnen hechten dan aan de verdediging van zijn aandeelhouders en het behandelen van individuele klachten ‘om erger te voorkomen’. Quod non.  

Brief aan John Crombez


 

Na het debat stuurde ik op vrijdag 17 april een mail aan meneer Crombez (sp.a) met afschrift voor Zuhal Demir (N-VA):
 
Geachte heer Crombez,
 
Naar aanleiding van uw deelname aan het debat op Canvas met Zuhal Demir wil ik u graag enkele vragen stellen:
 
Systemen tussen landen vergelijken is geen eenvoudige opgave. Wanneer u zegt dat de uitbetaling van de uitkeringen via vakbonden in ons land goedkoper is dan onder meer in Nederland, dan wil ik dat wel geloven maar zo lang ik niet alle parameters ken is dat geen afdoende bewijs. Hoe komt u tot deze vergelijking, en zijn de taken wel vergelijkbaar? Wordt daar ook de foutenlast bij gerekend?
 
Wanneer u met cijfers aantoont dat de ene vakbond goedkoper is dan de andere, kunt u mij dan verklaren waarom sp.a niet kiest voor die ene goedkopere vakbond om alle werkloosheidsuitkeringen te betalen? Dat zou toch efficiënter zijn?
 
Idem voor de ziekenfondsen. Daar zijn ook verschillen en zo kan een gehandicapte in Oostende een rolstoel huren aan een goedkopere prijs in de CM winkel in Oostende dan een lid van de liberale ziekenkas die voor een rolstoel naar Brugge moet. Waarom niet de goedkoopste ziekenkas met de beste dienstverlening voor alle gehandicapten en zieken? Of gaat u akkoord met een verschillende behandeling van deze mensen in functie van een politiek-ideologische opdeling? 

Geen antwoord is ook een antwoord


 

Na vijf dagen en herhaling van de vraag blijven we wachten op een antwoord, maar menen wij evenwel dat het antwoord schuldig blijven ook een antwoord is.

Nabeschouwingen


 

In afwachting van zijn antwoord vroeg ik enkele Nederlandse vrienden of die vergelijking opgaat. En hoewel ik dat niet zelf kon nagaan, blijkt toch wel duidelijk dat de  sociale dienstverlening in Nederland anders georganiseerd is en het uitbetalen van werkloosheidsteun onderdeel is van een pakket diensten waaronder ook taken die hier door de RVA worden ingevuld. Meer dan een vermoeden is dat niet maar het zou toch wel belangrijk zijn mochten we ooit te weten komen of zijn uitspraak inderdaad klopt of fout is.
Op mijn twee volgende vragen, over de goedkoopste en beste dienstverlening, hoef ik zelfs geen antwoord. Immers, hijzelf wees tijdens het debat op de verschillen in kostprijs naargelang de vakbond die de uitbetaling doet.
Door dergelijke organisatie in stand te houden volgden de traditionele politieke partijen die de regeringen leverden een kromredenering: Ze gebruiken het argument van de grotere aantallen (schaalvoordelen) om de sociale zekerheid Belgisch te houden. Omdat een Vlaamse organisatie minder schaalvoordelen oplevert. Maar tegelijk verwerpen ze datzelfde argument om de sociale zekerheid grootschaliger te maken door deze ‘onpartijdig’ te organiseren. Om de politiek-ideologisch scheidsmuren te slopen.
Waarom dan geen grootschalige apolitieke Vlaamse organisatie voor de uitbetaling van allerlei uitkeringen en de terugbetaling van medische kosten, die iedereen dezelfde dienstverlening en voordelen biedt, ongeacht hun politieke overtuiging, godsdienst … Is de huidige opdeling geen (zachte) vorm van discriminatie? Of misschien de concurrentie volop te laten spelen?
Anders gelezen: dit debat toonde opnieuw aan hoezeer de Belgische ziekte ons beleid en de media aangetast heeft.

Pjotr

05 april 2015

Onschuldig tot in de dood



 

MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

Wanneer het gerecht een bekend politicus doorverwijst naar de rechtbank, doet het dat niet lichtzinnig. Sommige vrienden van Stevaert blijken minder moeite te hebben om iemand te veroordelen.

 

Over de doden


 
Over de doden geen kwaad woord. Uit medeleven voor de familie en uit respect voor de overledene. Maar dat respect van zoveel politici die al lang de smeuïge verhalen – uiteraard achter de hand uitgesproken – kennen, klonk bijwijlen zo onoprecht dat een mens er zich eerder zou voor schamen dan erdoor getroost te zijn. Misschien zullen sommigen zich ook wel geviseerd voelen door de beschuldiging van machtsmisbruik.

 

Maar laten we even stilstaan bij een opmerkelijke reactie van een goede vriend van Stevaert: Willem Elias, decaan van de faculteit psychologie en educatiewetenschappen aan de VUB, postte op Facebook volgend bericht:

 

 DECAAN Elias over Steve Stevaert.jpg

 

Volgde een eerste bericht op DS online: ‘Steve was gewoon een zeer goede vriend, die in het water zien springen vind ik niet leuk. Meer moet men achter deze bekentenis onder vrienden niet zien. Wie daar niet kan mee leven moet zich maar ontvrienden. Facebook blijft onder ons.’
 
In een tweede aansluitend bericht klinkt het ietwat anders: ‘Wat ik heb geschreven, is een aanbeveling aan vrouwen om toch geen drie jaar te wachten om aangifte te doen. Stevaert was géén verkrachter. Ik neem die uitspraak niet terug’.
 
Men kan dan wel overtuigd zijn van de onschuld van een vriend, dan nog is het een totaal overtrokken stap om de aanklager/het slachtoffer te beschuldigen de oorzaak te zijn van zijn zelfmoord. Komende uit de mond van een psycholoog is dat onbegrijpelijk. Daarenboven is deze morele veroordeling door een decaan psychologie des te bevreemdend omdat ze voorbijgaat aan de melding dat het slachtoffer zich na de (toegegeven) feiten medisch liet onderzoeken en géén drie jaar wachtte zoals hij suggereert.

Het socialisme zal gezellig zijn of niet   


 

‘Steve’ stond bekend om zijn oneliners. Alleen was deze oneliner over gezelligheid niet zo gelukkig. Het socialisme van Stevaert was duidelijk niet voor iedereen zo gezellig. Eigenlijk is het kenmerkend voor een generatie politici die zich opwerpen als de verdedigers van de vrijheid en blijheid. De vrijgevochten jongens en meisjes die zich wat graag afzetten tegen het paternalisme van de kerkelijke preken. Zijn zwak voor de vrouwen – geen liefde, louter seks om de seks - mag dan al begrijpelijk zijn en zelfs niet uitzonderlijk, toch blijft het voor iemand die zich opwerpt als het symbool van een sociaal gemotiveerde politieke beweging een teken van zwakte. En zwakte is gevaarlijk wanneer iemand zoveel macht bezit.

Vooraanstaand en hoogstaand


 

De manier waarop hij blijkbaar omging met het zwakke geslacht toont eens te meer aan dat ‘vooraanstaand’ niet hetzelfde is als ‘hoogstaand’. Wanneer men iemand de eretitel van minister van staat toekent, zou dat laatste belangrijker moeten zijn. Vooral omdat nog andere ministers van staat weinig blijken van een hoogstaande levenswandel konden voorleggen.
 
Gelukkig heeft men begrepen dat hij zijn recht verspeelde om aanspraak te kunnen maken op een staatsbegrafenis. Het voorkomt dat koning Filip een vertegenwoordiger zou moeten sturen. Hoewel, zijn vader misschien?

 

Pjotr