MEDIA EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
PIERRE THERIE -In een opmerkelijke bijdrage pleit professor Herman
Matthijs voor een snelle politieke keuze van de opvolger voor de F16.
Anders zal het ons duur te staan komen. Hierbij gaat hij echter kort door de
bocht.
Herman Matthijs, bron:
actua.tv
Professor Herman Matthijs (UGent en VUB) is
niet de eerste de beste. Op zijn lijstje met specialisaties staan onder meer, politiek VS, begroting,
dotaties, Rekenhof, geheime diensten, overheidsadministratie, Verenigde Staten,
overheidsbegrotingen en inlichtingendienst.
Een indrukwekkende lijst ‘kennis’ waardoor het niet anders kan dan dat
elke minder onderlegde defensieminister met ontzag naar zo iemand luistert.
Toch even zijn laatste
advies aan de regering, waarin hij aandringt op een spoedige beslissing,
analyseren. Want, zo niet dreigt volgens de professor een zware
politiek-diplomatieke factuur.
Kopen of niet?
Economisch argument
Zijn eerste
argument om de F16 wel te vervangen is dat we bij niet vervanging ook de
bijhorende compensaties kwijt zijn en dat is nefast voor de hoog technologische
industrie. Hier spreekt duidelijk niet de wetenschapper maar de lobbyist die
militair materieel als een economische noodzaak rekent voor enkele Belgische,
vooral Franstalige, wapenproducenten.
Nochtans zijn er
andere alternatieven. Geert Noels, ondernemer en
macro-econoom, pleit (eveneens) als raadgever van de defensieminister voor het
overslaan van deze vervanging en stelt voor om de niet uitgegeven budgetten te
besteden aan de markt van de toekomst: hoog technologische onbemande
vliegtuigen (drones) waar er wel nog heel wat te ontwikkelen valt en de
spin-off vele malen groter is, ook voor niet-militair gebruik.
Verdediging luchtruim
Matthijs vraagt
zich af wie het Belgisch luchtruim zal verdedigen als we de F16 niet vervangen.
En inderdaad het Belgisch luchtruim verdedigen is een essentiële opdracht voor
defensie. Maar of dat impliceert dat we daarvoor dringend de F16 moeten
vervangen is nog maar de vraag. Er zijn immers niet enkel vliegtuigen die in
staat zijn om ons piepklein nationaal luchtruim te beschermen in oorlogstijd.
Trouwens de meest voorkomende opdrachten zijn politionele taken: het begeleiden
van burgervliegtuigen die meestal per vergissing of wegens het uitvallen van de
verbinding zonder toestemming in ons luchtruim vliegen. Is daarvoor een
gevechtsvliegtuig van de vijfde generatie nodig?
Welke dringendheid?
Uit het antwoord op
een schriftelijke parlementaire vraag over de dringendheid van de vervanging van
de F16 gesteld door de voorzitter van de Commissie Defensie, Karolien Grosemans (N-VA), blijkt dat er
maar één argument is waarom de F16 moet vervangen worden: de (theoretische)
limiet voor de F16 is 8.000 vlieguren, waarna
de luchtwaardigheid niet meer kan gegarandeerd worden.
In het antwoord
staat ook dat (1) er geen specifieke technische problemen zijn waardoor de F16
dringend moet vervangen worden en (2) dat er geen studies zijn over het gebruik
van de F16 vliegtuigen eenmaal ze de 8.000 vlieguren bereikt hebben. Met andere
woorden ook officieel zijn er geen exclusieve argumenten die elk verder gebruik
verbieden. De argumenten lijken meer ingegeven door economische dan wel
technische argumenten. Voor zover wij weten werden de maximale vluchturen ook
al overschreden zonder dat daar brokken van kwamen.
Overigens is de
grens van 8.000 vlieguren ook afhankelijk van hoe intensief men de F16 in de
nabije toekomst inzet. We stellen vast dat slechts de laatste jaren - heel
toevallig? – de F16 gevechtsvliegtuigen actief werden ingezet tijdens
buitenlande opdrachten, in Afghanistan, Libië en Irak. Defensie is sinds de
periode van minister Pieter De Crem
als het ware de hoogdringendheid van de vervanging zelf aan het creëren.
Mochten we, rekening houdend met het budgettaire korset waarin defensie zit,
wat zuiniger zijn en ons tijdelijk beperken tot de essentiële taak – de
beveiliging van ons luchtruim – dan zou de tijdslimiet van zelf verschoven
worden. En nieuw zou dergelijke periodieke onthouding niet zijn. Dat was alvast
het advies van Jens Franssen, een andere raadgever van de minister.
Mocht er dan toch
een probleem ontstaan en een deel van de bestaande vloot F16 dringend moet
vervangen worden, is er nog altijd de mogelijkheid om tweedehands F16 van een recentere versie te kopen. De
Amerikaanse luchtmacht heeft er in overtal en zal blij zijn deze te kunnen
leveren.
Keuzecriteria
In zijn bijdrage
weerhoudt Matthijs volgende criteria: de aankoopprijs, de economische compensaties,
wat de industriële knowhow ten goede komt alsook de tewerkstelling, en
de werkingskosten.
Welke opdrachten weerhouden
worden, het relatieve belang van bepaalde deelcapaciteiten, zoals steun aan
grondtroepen (Close Air support, CAS), zijn niet aan de orde. Alleen de
nucleaire capaciteit vermeldt hij als ‘een apart vraagstuk’.
Laten we het even over die nucleaire capaciteit
hebben. Wanneer we de VS volgen is het eenvoudig; dan blijven er slechts
twee kandidaten in de running, de F18
Super Hornet van Boeiing en de F 35 van Lockheed Martin. Maar is dit wel een
zwartwit verhaal zoals het steevast wordt voorgesteld? Ter herinnering, de
basisidee om de nucleaire wapens op te slaan in alle lidstaten van de NAVO, was
solidariteit. Een solidaire blootstelling aan een eventuele Russische
vergelding. Welnu, hier kan ook aan voldaan worden door deze nucleaire wapens
hier te laten, maar de inzet ervan – wat volgens experten al sinds de
wederzijdse destructieve capaciteit achterhaald is – over te laten aan de eigenaar,
de VS, of andere NAVO-leden. Politiek gezien zou deze oplossing zelfs kunnen
rekenen op een groter politiek en maatschappelijk draagvlak vermits alle
Vlaamse politieke partijen het eens zijn om deze nucleaire capaciteit op
termijn te bannen. Alleen ‘wanneer’ zorgt nog voor enige discussie.
Laten we nu even Matthijs zijn financiële analyse
bekijken. De aankoopprijs is voor elk van de vliegtuigen niet zo veel
verschillend, beweert hij. Dat klopt slechts ten dele. De Rafale is inderdaad
ook zeer duur in aanschaf, maar de F18 Super Hornet van Boeiing en de Zweedse
Gripen zijn volgens de beschikbare informatie beduidend goedkoper in aankoop en
nog veel meer in gebruik en onderhoud. Misschien kan Matthijs als financieel
expert eens de juiste cijfers geven om zijn stelling te bewijzen.
Voor de werkingskosten verwijst hij naar het belang
van het aantal ‘verkochte’ vliegtuigen, omdat de update-kosten (een deel van de
werkingskosten) dalen voor een groter aantal. Dat is een duidelijk pleidooi
voor de F35 waarvan het orderboekje volgens Matthijs reeds gevuld is met
drieduizend exemplaren, terwijl van de andere vliegtuigtypes slechts een
vijfhonderd hooguit zevenhonderd bestaan. Hiermee vergelijkt Matthijs echter operationele
vliegtuigen met de verhoopte verkoopcijfers van een vliegtuig in ontwikkeling, en
dat is niet erg netjes. De werkelijkheid vandaag is dat er van de F35 ook maar
een paar honderd gebouwd werden en er nu reeds diverse updates nodig zijn voor
deze vliegtuigen operationeel zullen zijn. Daarenboven, blijft de vraag hoe
betrouwbaar deze verkoopcijfers zijn in het licht van de voortdurende daling
van de orders, zowel voor de eigen VS klanten als voor partnerlanden waaronder
Nederland. En de reden voor deze daling kennen we: de veel hogere aankoopprijs
dan initieel beloofd.
Maar erger nog is dat Matthijs niet zegt dat de totale
werkingskosten (die veel belangrijker zijn dan de kosten voor de updates) nog helemaal niet gekend zijn en volgens de
laatste berichten van de leidinggevende dienst (Joint Program Office, JPO) er
nog veel verbeteringen nodig zijn om deze te doen dalen tot een redelijk
niveau. In een eerdere bijdrage verwees ik naar de kost voor
tewerkstelling en onderhoud (Operating & Support Cost) in 2010, namelijk
meer dan 8 miljoen dollar of ongeveer 7 miljoen euro per jaar per vliegtuig. En
dat in de veronderstelling dat de VS het voorziene aantal ook koopt. Wanneer we
echter die vliegtuigen alleen maar gebruiken voor het nationaal defilé en de
verdediging van ons luchtruim, zal de kost veel lager liggen. Maar net dat zou
wel eens kunnen tegenvallen, want in een luchtgevecht (‘dogfight’) zijn ze niet
beter dan de vierde-generatie-vliegtuigen.
De kandidaten
In de officiële lijst van weerhouden kandidaten is er geen
sprake van de F16 C/D block 50/52 die Matthijs als eerste citeert. Waarom dit
type dan citeren? Het wordt helemaal bizar wanneer hij het meteen ook
afschrijft wegens niet meer gebouwd na 2020. Weet Matthijs dan niet dat
momenteel de meest gesofistikeerde F16 van het type E/F block 60 is waarmee de
Verenigde Arabische Emiraten VAE dagelijks missies boven Irak uitvoeren? “De hypermoderne gevechtsjager vliegt
aanzienlijk verder, heeft een krachtigere motor, een hypermoderne radar en meer
geavanceerde technologie,” is te
lezen in de Volkskrant.
Een andere bron verwijst naar een communiqué van Lockheed
Martin: “The company completed the
maiden flight of its F-16V Viper on Oct. 16, according to an Oct. 21 statement.
This marks the first time an F-16 has flown with Northrop Grumman’s advanced
APG-83 active electronically scanned array (AESA) radar, which will deliver “a
quantum leap in capability” for the plane.” En verder “The
Viper’s advanced avionics configuration also includes a new cockpit Center
Pedestal Display; a modernized mission computer; a high-capacity Ethernet data
bus; and several other mission system enhancements, according to the
statement.”
Het ziet er naar
uit dat professor Matthijs (en de defensiestaf) een beetje te snel tot de
conclusie kwam dat de recentere F16 versies geen aanvaardbare kandidaten zijn.
De tweede
kandidaat, de Zweedse Gripen (Saab) krijgt evenmin veel
waardering en, zo merkt hij op, zelfs de buren Noorwegen en Finland kozen niet
voor de Gripen. Tja, de Belgische buren kiezen ook niet allemaal voor de F35.
Over de keuze van Noorwegen doen er, weliswaar onbevestigde, verhalen van
chantage de ronde en lijkt zelfs dat rijke land zijn bestelling naar beneden te
willen herzien.
Trouwens het NAVO
argument (Zweden is geen lid) kan moeilijk gezien worden als een obstakel
vermits er al twee NAVO landen kozen voor de Gripen, Tsjechië en Hongarije,
naast Zwitserland, Zuid Afrika en Brazilië. In elk geval is het niet gefundeerd
om dit vliegtuig af te serveren op basis van technische criteria. Het heeft
zelfs voordelen ten opzichte van de F35, zoals Gerard De Beuckelaer vaststelde in een wetenschappelijk onderbouwde bijdrage.
Over de andere kandidaten, wordt enkel het aantal
bestelde - beschikbare toestellen vermeld en de landen die ze in gebruik
hebben: de Eurofighter van Airbus, de Rafale van Dassault en de F-18 Super Hornet
van Boeing. Zouden dat geen volwaardige kandidaten zijn voor Matthijs? Dat hij
niet eens de juiste benaming ervan kent, ‘Rafale’ en niet ‘Rafael’ en ‘Super
Hornet’ ipv ‘Hornet’, is geen teken van geloofwaardigheid.
Volgt als laatste, de F-35 van Lockheed Martin, ditmaal zonder vermelding van de bestaande
operationele vloot, die gelijk is aan NUL volledig operationele vliegtuigen,
enkel het orderboekje. Vergeten is ook het feit dat het aantal orders reeds
gedaald is van zo’n vierduizend naar drieduizend exemplaren. Belangrijk
steuntje krijgt deze kandidaat wel van Matthijs: “vele NAVO-landen hebben hier al voor gekozen, namelijk: de VS, Groot-Brittannië, Noorwegen, Denemarken,
Turkije, Italië en ook Nederland.
Matthijs is niet de enige die zijn voorkeur laat blijken. Uit het antwoord op de
hiervoor aangehaalde parlementaire vraag stond er één belangrijk zinnetje dat
wellicht weinigen is opgevallen. Onder de argumenten om de F16 snel te
vervangen lazen we dat ook “de actuele maturiteit van de
vervangingsmarkt” ingeroepen wordt als argument. Voor wie het niet
duidelijk is, het énige vliegtuig dat inderdaad nog in ontwikkeling is en
althans volgens de vliegtuigbouwer binnenkort ‘matuur’ zal zijn, is de F35. Men
moet dus niet van kwade wil zijn om hierin een omfloerste keuze te zien van
defensie voor de F35. En vermits parlementaire vragen worden beantwoord door de
minister, zou het goed zijn mocht de minister zelf hieromtrent duidelijkheid
verschaffen. In afwachting kan het geen kwaad om even het rapport te lezen van
de hoorzitting in de Amerikaanse senaat waar de verantwoordelijke van programma
Generaal Bogdan (chef Joint Program Office) weinig positief nieuws te melden
had. Daarover meer in een afzonderlijk bericht.
Communautaire keuze?
Er zijn ongetwijfeld goede redenen om ook delen van
defensie af te stemmen op de noden van de respectievelijke gewesten, maar zijn
voorstel – hopelijk slechts een ballonnetje – om voor Wallonië 25 Franse Rafale
vliegtuigen te kopen voor Florennes, en de Vlamingen te laten kiezen voor
een ander vliegtuigtype met als basis Kleine Brogel/Peer is te gek voor woorden.
Voor Vlaanderen kan het enkel de F35 zijn, want hij schrijft ook: “Een dergelijke koop bindt de Belgische militaire
politiek aan Frankrijk. Dan blazen we ook de bruggen op voor een
Benelux-samenwerking.” Samenwerken met Nederland betekent voor hem
impliciet hetzelfde vliegtuig kopen. Ook dat is geen absolute vereiste, maar
wel opnieuw een politiekgeïnspireerd pleidooi voor de F35. Immers, het gaat
niet over de nood aan hetzelfde materieel maar om de interoperabiliteit van
verscheidene capaciteiten. Dat is de werkelijke troef en geen hinderpaal zoals
alle recente buitenlandse operaties bewezen.
Over aantallen gesproken: blijkbaar beseft niemand hoe
belangrijk het aantal vliegtuigen is. Een Nederlandse piloot en voorstander van
de F35 gaf toe dat met de 37 bestelde vliegtuigen F35A er slecht VIER
vliegtuigen permanent beschikbaar zullen zijn. Reken zelf maar eens uit wat dat
betekent voor een versnippering in België. Overigens zou men deze overweging
best niet naast zich neerleggen wanneer men in plaats van vijfendertig F35A
vliegtuigen zowat zestig Gripen zou kunnen beschikken (alle kosten in
overweging genomen).
Over de keuze van Nederland hoeven wij ons geen zorgen te
maken. Maar het is wel goed om weten dat ze hun initieel aantal flink hebben
moeten verlagen, wegens te duur. Dat Nederland als partnerland economische
voordelen geniet klopt, maar het mag ook gezegd worden dat voor deze opdrachten
het grootste werk (bekabeling) wordt uitgevoerd in Turkije. Overigens wordt
erkend dat het globale pakket aan compensaties nauwelijks meer werk zal
genereren. Wat dus betekent dat enkel sommigen in de wapenindustrie er wel bij
varen.
Besparingen
Matthijs sluit af met een pleidooi om het budget van
defensie te verhogen en verwijst naar andere Europese landen, waaronder
Frankrijk (onder de socialistische president Hollande) en Nederland die hun
budget ook verhoogden. Het zou inderdaad wijs zijn om eerst te weten over
hoeveel geld defensie zal beschikken in de komende decennia, want dan moet de
factuur voor de vervanger van de F16 betaald worden.
Verder heeft hij zijn twijfels over het blijvend engagement
van de VS: “Sinds de Tweede Wereldoorlog
wordt een belangrijk deel van de Europese veiligheid betaald door de Amerikanen
en het is maar de vraag of de 45ste president van de VS daartoe nog bereid zal
zijn.” Wanneer mijn geheugen mij niet in de steek laat werd de VS steun
telkens in vraag gesteld wanneer er belangrijke aankoopdossiers op de tafel
lagen en de VS hun materieel wilden verkopen. Eenmaal van de baan mocht elk
land zoals België opnieuw in slaap vallen. Waarom zou het nu anders zijn? Ik
meen dus dat de onderdanige houding van professor Matthijs niet terecht is: “Anders zal de politiek-diplomatieke factuur
gepresenteerd worden aan het federale koninkrijk België.” Et alors?
Misschien ergens een postje minder?
Maar mocht het waar zijn dat Europa minder belangrijk wordt
voor de VS, en ze ons zelf laten opdraaien voor onze veiligheid, zou het dan
niet verstandig zijn om Europees te kopen? Zeker als men beseft dat wij voor
het optimaal gebruik van alle (o.a. sensor fusion) capaciteiten van de F35
volledig afhankelijk blijven van de Amerikaanse luchtmacht.
Conclusie
In tegenstelling tot professor
Matthijs pleit ik net voor meer geduld. Vooral wanneer men wil kiezen voor een
vliegtuig dat nog steeds onvoldoende matuur is, misschien nooit ten volle zal worden, maar
niettemin veelbelovend is.
PJOTR
Geen opmerkingen:
Een reactie posten