MEDIA EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
Tegenover de soms rabiate
Vlamingenhaat van Franstalige politieke straatvechters en parvenu’s is zowel kordaatheid
als verdraagzaamheid aangewezen.
Laurette Onckelinx was recent de protagoniste van een
tragedie die zich afspeelde in een oud-Griekse theater – een gelegenheid
waartoe het Belgisch parlement zich perfect leent. Is haar viswijvenpraat een
wederwoord waard? Neen, zegt Bart De Wever, want de problemen van de vorige
eeuw zijn niet meer belangrijk of tenminste, de problemen van deze eeuw zijn
veel belangrijker. Punt gemaakt.
Met dit standpunt geeft De Wever allicht ongewild een mooi
voorbeeld van wat België eigenlijk samenhoudt: het negeren van alles wat niet
past. Maar ook Onckelinx is een perfect voorbeeld, maar dan wel van alles wat
België verscheurt tot op het bot. Decennialang worden de Vlamingen nu al door
de Franstalige socialisten voorgehouden hoe fout ze zijn met hun genuanceerd discours
over de collaboratie; omwille van hun racistische houding ten overstaan van migranten.
Omdat Vlamingen vinden dat integratie betekent dat iemand ook de taal moet
machtig zijn. Dat een godsdienstige
overtuiging geen hinderpaal mag zijn voor onze samenleving en nog minder
dat ze in strijd mag zijn met de universele rechten van de mens. Omdat allochtonen
vooral daardoor meer kans maken op sociaal comfort en werk. Hier ontbreekt het de
Vlamingen vooral aan kordaatheid.
De collaboratie en het verzet
Het is wellicht al ongepast voor de poco-wereld om collaboratie
en verzet samen in een titel te vermelden. Nochtans zijn er veel bindtekens
tussen beide. Zwart-wit, maar ook veel grijstinten die echter ongepast zijn en
waarop een taboe rust. Zo blijft alles netjes zwart of wit. Mag niets worden uitgepraat.
En voor alle duidelijkheid: verzet is inderdaad wit en collaboratie zwart. Dat
zei ook De Wever al duizend keer.
Dat het wit soms witter is met dan zonder Dash maakt niet
het verschil. Zo lang men maar weet dat er vuile vlekken waren op enkele witte
jassen en voor het zwart soms een menselijke reden was (noem het eerder falen)
zoals Jambon verklaarde. Deze ongenuanceerde tegenstelling ontbreekt het al te
zeer aan verdraagzaamheid.
Laat mij een persoonlijk voorbeeld geven over hoe het anders
kan.
Toen ik Commandant werd van een militaire eenheid liet mijn
voorganger weten dat de oudstrijders zich verzetten tegen de aanwezigheid van
de burgemeester op militaire plechtigheden. Omdat hij veroordeeld werd als
collaborateur. De burgmeester wist dat en liet zich daarom voor elke
plechtigheid waarop hij als burgemeester werd uitgenodigd vervangen door een
schepen. Deze oplossing strookte echter niet met mijn principes en ik wou deze
situatie niet blijvend aanvaarden. Na vele weken dubben had ik met de
burgemeester een zeer lang gesprek waarin hij mij vertelde over het hoe
en waarom, ... de redenen voor zijn in zijn ogen politiek gedrag.
Maar ook dat hij nooit iemand verraden had maar wel voor ‘den Duits’
gevochten had in Frankrijk en Duitsland en daarvoor terecht gestraft werd. Ook hij
werd zoals anderen later senator voor de VU, en deed nooit afstand van zijn
politieke overtuiging.
Van mijn kant maakte ik hem duidelijk dat ik collaboratie
onder geen enkele omstandigheid kon goedkeuren, maar wel begrip kon
opbrengen voor zijn redenen. Verder liet ik hem weten dat hij als burgemeester
verplichtingen had en deze diende na te komen, ook al zou dat niet stroken
met zijn persoonlijke overtuiging.
De volgende stap was een gesprek met een vereniging van
verzetsstrijders (vooral overlevende familieleden). Ook dat was een zeer
moeilijk gesprek. Het was duidelijk dat voor hen de collaboratie een misdrijf
was dat nooit kon vergeven worden. Deze in mijn ogen onverzoenlijke
houding - waarvoor ik wel veel begrip heb maar principieel niet
kan aanvaarden - betekende dus dat de burgemeester volgens de wet en de
democratische regels deze functie mocht uitoefenen maar niet alle
verplichtingen die eraan verbonden waren, mocht invullen. In feite komt deze
houding erop neer dat men de wet naast zich neerlegt. Iedere collaborateur
moet levenslang zijn burgerrechten kwijt zijn. Hier stond onverdraagzaamheid
elk gesprek, elke menselijke oplossing in de weg.
Het resultaat van deze gesprekken was dat ik bij de volgende
bataljonsfeesten de burgemeester uitnodigde en vroeg om persoonlijk aanwezig te
zijn. Hij heeft dat gedaan en ik mocht de kwade blikken van enkele oud-strijders
incasseren. Maar uiteindelijk zag iedereen in dat dit een goede oplossing was
en werd de situatie opnieuw normaal. Later, toen koning Boudewijn overleed,
organiseerde ik op eigen initiatief een kleine plechtigheid met defilé
voor een – op een stoel geplaatste - foto van de koning in het midden van de
erekoer. Vooraan, zij aan zij, liepen de burgemeester-collaborateur en oud-strijders.
Ik beken dat ik toen tranen in de ogen kreeg. Een burgemeester die als
overtuigd republikein samen met oud-strijders en actieve militairen
hulde bracht aan de overleden koning. Verdraagzaamheid als antwoord op
onverdraagzaamheid. Moet kunnen.
Theo Francken stelt foute vraag
Het facebook bericht waarin Francken de vraag stelde naar de
economische meerwaarde van immigranten uit Marokko, Algerije en Congo, was
alvast een goede voorzet voor Onckelinx om hem een racist te noemen. Politoloog
Carl Devos vond dit te ver gaan en merkte op dat het maar een kleine stap is van
‘racist Francken’ naar ‘alle Vlamingen racist’. Terecht want, ‘il va de soi’
voor de Franstalige politici van de PS en cdH, dat alvast de 44.498 kiezers die
een voorkeurstem uitbrachten op Francken eveneens racisten zijn. Met de 29.616
voorkeurstemmers op die ander ‘racist’ Jambon erbij, is hun aantal vergelijkbaar
met het aantal inwoners van Kortrijk. Allemaal racisten.
Mogen we dan nog nadenken en uitzoeken of de vraag die
Francken in dat bericht stelde gegrond is, zonder weggezet te worden als
racist? In dit België dat al te zeer een PS staat is, is dat duidelijk niet
mogelijk. Hier is dus veel kordaatheid nodig.
Opnieuw een zelfbeleefde ervaring. Zo’n tien jaar terug
vertelde een procureur-generaal mij dat er in Brussel meer allochtonen (dan in
andere Europese hoofdsteden) zijn met onvoldoende of helemaal geen opleiding
noch werkervaring. Dat Brussel veel aantrekkelijker was voor immigranten zonder
goede economische vooruitzichten. Hij verbond daar geen conclusies aan maar
zijn ‘vaststelling’ leek mij wel de moeite waard om daar meer over te weten.
Daarom richtte ik mij tot de welbekende filosoof en professor Philippe Van
Parijs. Met de vraag of het inderdaad waar was dat er in Brussel veel meer
allochtonen waren zonder opleiding noch werkervaring dan in ander Europese
hoofdsteden? Of daar al onderzoek naar gedaan werd? Zijn antwoord was nogal
kortaf: dat hij geen weet had van studies terzake en hij geen tijd had om
hierover onderzoek te doen. Maar hij zou het navragen. Dat was het eerste en
ook het laatste dat ik hierover van hem hoorde.
Met andere woorden: de vraag die Theo Francken stelde op
facebook, nl. of sommige allochtonen wel bijdragen tot de economische welvaart,
had ik reeds veel vroeger gesteld op basis van een uitspraak die niet zomaar
weg te zetten is als racistisch. Wat hier telt is dat in deze door de PS
gedomineerde stad er duidelijk een taboe rust op alles wat het beeld van PS-medeplichtigheid
aan een onzorgvuldig immigratiebeleid zou kunnen bewijzen. En laat het
duidelijk zijn, ik verontschuldig mij niet voor deze nieuwsgierigheid.
Toch was er ooit een Vlaamse journalist die in een vlaag van
luciditeit dit taboe doorbrak:
Bart Eeckhout die in De Morgen van 1
oktober 2009 het volgende schreef: “Gelukkig, zo denkt men dan, leven we
in een democratie. Falende bewindslui kunnen bij elke stembusgang om rekenschap
gevraagd worden en desnoods weggestemd worden. In Molenbeek (en wellicht in nog
wel wat andere gelijkaardige gemeenten) wordt de politieke loyauteit van een
deel van de bevolking evenwel afgekocht met overheidsjobs, uitkeringen of
sociale woningen. Zo weet de ‘liste du bourgmestre’ van Moureaux zich telkens
weer verzekerd van een comfortabele meerderheid. Cliëntelisme heet dat, maar
met wat meer moed zou je het ook afwending van overheidsmiddelen kunnen noemen.
Bij gemeenteraadsverkiezingen in deze gemeente tref je in de rijen kiezers her en der oudere en nagenoeg ongeletterde allochtone burgers aan met in de vuist een briefje gekneld met daarop enkel de naam van de zittende burgemeester geschreven, opdat ze vooral niet zouden vergeten op wie ze moeten stemmen. Zo ging het in de negentiende eeuw, zo gaat het vandaag nog altijd in Sint-Jans-Molenbeek.”
Bij gemeenteraadsverkiezingen in deze gemeente tref je in de rijen kiezers her en der oudere en nagenoeg ongeletterde allochtone burgers aan met in de vuist een briefje gekneld met daarop enkel de naam van de zittende burgemeester geschreven, opdat ze vooral niet zouden vergeten op wie ze moeten stemmen. Zo ging het in de negentiende eeuw, zo gaat het vandaag nog altijd in Sint-Jans-Molenbeek.”
Civisme à la PS
Het aangehaalde voorbeeld van de Molenbeekse burgemeester en
sterkhouder van de PS zou toch de ogen moeten openen van iedereen die nog een
greintje geloof heeft in ons democratisch samenlevingsmodel. Wie op Wikipedia gaat kijken naar het
parcours van Laurette Onckelinx vindt daar al heel wat stof voor een grondig
debat over de burgerzin van de PS. Wie herinnert zich de uitspraak van Di Rupo
niet over de parvenu’s? Maar is er dan zoveel veranderd? Wie straatvechter
Magnette in debat met De Wever hoorde roepen en tieren, kan toch niet anders
dan besluiten dat de PS zich nooit zal neerleggen bij opvattingen die niet met
het eigen groot gelijk stroken. Civisme à la PS betekent dat zij, en zij
alleen, bepalen welke mening past in hun staat. Alle anderen moeten de mond
gesnoerd worden (en dat gebeurt effectief bij de Franstalige media). Dat is voor
hen een kwestie van burgerzin.
Het ergerlijke is dat vooraanstaande PS’ers zoals André
Flahaut dit ‘civisme’ als een kwaliteit vooropstellen en blijkbaar overtuigd
zijn dat de Vlamingen (historisch en genetisch) onvoldoende van die kwaliteit
bezitten. Alleen daarom zette hij militaire middelen in voor diverse
activiteiten die helemaal niet tot de core business van defensie behoorden. Talloze
vluchten met militaire vliegtuigen liet hij uitvoeren om jongeren naar
concentratiekampen te brengen. Om te herinneren aan de wreedheden van de
Holocaust, en dan is de collaboratie nooit ver af. Op zich is daar niets mis
mee, maar wanneer het erop aan kwam om de Waalse wapenindustrie te steunen was de
vredelievendheid en civisme ver zoek. Dan haalden de socialisten de institutionele
bom boven.
Net als zovelen bij de PS was het cliëntelisme van Flahaut legendarisch.
Tot en met kandidaat-kolonels wisten zijn ‘dienstbetoon’ te appreciëren. Het
was ook Flahaut die in zijn functie van minister persoonlijk de chauffeurs selecteerde voor de defensieattachés.
De verantwoordelijke voor het burgerpersoneel liet mij ooit een werkaanvraag
zien van een brave mevrouw die gericht was aan de minister en waarop Flahaut
schreef: ‘je me permets d’insister’.
Maar al die misbruiken zijn zo gewoon geworden en het (PS)
communistisch voorbeeld werkte ook in Vlaanderen zo aanstekelijk dat er
nauwelijks nog een politicus is die nog een voldoende morele autoriteit heeft
om hiertegen te protesteren.
Burgerlijke (politieke) ongehoorzaamheid
Toch zijn er nog sprekende voorbeelden om de Belgische PS
staat te illustreren.
Toen ik in de periode 1997 – 2001 als defensieattaché te
Wenen deel uitmaakte van de ambassade werden wij geconfronteerd met de hoogoplopende
discussie tussen Oostenrijk en de veertien andere EU landen omwille van de
deelname van de ‘Haider Partij’ (Freiheitliche Partij Österreich, FPÖ) aan de
regering onder leiding van de christendemocraten. Van buitenlandminister Louis
Michel mochten de Belgen niet meer gaan skiën in Oostenrijk want het land was in
handen van de volgelingen van Hitler. Flahaut beval de onmiddellijke terugkeer
van een groep militairen die in Oostenrijk een periode ‘adventurous training’ doorliep.
Stante pede, want anders riskeerden ze besmet te worden door die nazi’s. Zijn
overtrokken reacties bleven duren totdat de toenmalige Vlaamse
minister-president Patrick Dewael het welletjes vond en Flahaut opriep om ‘te
stoppen met zijn spelletje Oostenrijkers pesten’.
Nadat de EU ‘Drie Wijzen’ (de Finse ex-premier Martti
Ahtisaari, de Duitser Jochen Frowein en de Spanjaard Marcelino Orja) lieten
controleren of deze Oostenrijkse regering al of niet een gevaar was voor de
democratie en zij tot het besluit kwamen dat er geen gevaar was, besloten de EU
ministers van buitenlandse zaken om de betrekkingen te normaliseren. Daarop
schreef buitenlandminister Louis Michel een brief aan alle ambassades waarin
hij het einde afkondigde van de sancties en de diplomaten opnieuw normale
werkrelaties mochten hebben met hun Oostenrijkse collega’s. Deze rondzendbrief
was nog geen dag oud of de ambassade in Wenen ontving een andere brief, ditmaal
ondertekend door alle PS ministers
van zowel de federale als de gewest- en gemeenschapsregering. Daarin verklaarden
ze niet akkoord te zijn met de beslissing van Louis Michel (dus van de regering
waarvan ze deel uitmaakten) en eisten ze dat de sancties behouden bleven. Het
is niet bekend of alle ambassadeurs deze brief kregen of enkel de ambassadeurs
(zoals in Wenen) met een PS-partijkaart werden opgedragen om zich te distantiëren
van hun bevoegde minister. Het is wel een bevestigd feit dat deze
socialistische ambassadeurs elk jaar tijdens de diplomatieke dagen rechtstreeks
verslag uitbrachten bij en directieven kregen van hun partijvoorzitter (in die
tijd Elio Di Rupo).
In elk land die naam waardig zou na dergelijke dissidentie de
regering gevallen zijn of had de minister van buitenlandse zaken ontslag
genomen.
Burgerlijke
ongehoorzaamheid
is het opzettelijk breken van de wet of het negeren van opdrachten van de
regering met een politiek doel.
Dit voorval, waardoor België zich internationaal belachelijk
maakte, illustreert hoe de PS staat zichzelf belangrijker acht dan België. Hoe
ze burgerzin misbruikten om Oostenrijkers te pesten. Maar niet alleen
Oostenrijkers want ook de hoogste Belgische militaire autoriteiten wisten maar
al te goed dat dit de zoveelste carambole was om de Vlamingen te pesten.
Het is toen dat ik beslist heb om later over politiek te schrijven.
Omdat dit België onder het communistisch juk van de PS niet langer het land was
(en is) dat ik met veel overtuiging gediend heb. Het is toen en daar dat ik een
zelfbewuste Vlaming werd, kordaat als het moet en verdraagzaam wanneer het kan.
Pjotr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten