04 juni 2014

Belangrijke Vlaamse dossiers





Bezint eer ge begint


MEIDA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN 


Deel 2 Belangrijke Vlaamse dossiers


 
Nu de partijvoorstellen over sociaaleconomische dossiers op tafel liggen, is er tijd om even stil te staan bij de dossiers die dringend op de tafel moeten komen.

De zesde staatshervorming komt er niet

Minister-president Kris Peeters, CD&V, vreest dat de N-VA als regeringspartner wel eens op de rem zou kunnen staan bij de uitvoering van de zesde staatshervorming. Hij vergist zich van tegenstander. Er zijn nu reeds belangrijke signalen dat de huidige zesde staatshervorming niet binnen de voorziene termijn (voor de volgende verkiezingen in 2019) zal kunnen uitgevoerd worden. Gewoon omdat het Waals Gewest en in mindere mate het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het geld niet hebben om de overgedragen bevoegdheden te dragen. Wie denkt dat de Franstaligen nu opeens wel bereid zullen zijn om hun bevolking een zwaar besparingsprogramma op te leggen - ook al is dat nodig voor de gezondmaking van de publieke financiën -  is niet alleen goedgelovig maar ook lichtzinnig.

Het is onvermijdelijk dat de Franstalige partijen op de rem zullen staan. Tenminste voor die delen waarvoor ze onvoldoende geld hebben om het verschil bij te passen. Dat ze gemakkelijker een uitstel kunnen erdoor drukken met dezelfde regeringspartners dan met de N-VA is evident. Hoewel elke toegeving voor CD&V nefast zou zijn, want zij  claimen deze staatshervorming als hun succes. Een deloyale houding van de Franstaligen zou best eens de druppel kunnen zijn die de ‘christelijke’ emmer doet overlopen. Overigens zouden ze beter kunnen weten, want was het geen CVP-kopman, waarvan de naam mij even ontsnapt, die ooit verklaarde dat de Vlamingen bij elke staatshervorming tweemaal gepakt worden? Eenmaal bij het afsluiten van het compromis en een tweede maal bij de uitvoering ervan. Brussel is daar het duurste voorbeeld van. Zonder een kordate Vlaamse partij, zal het nu niet anders zijn.

Dat het communautair luik slechts na de volgende verkiezingen (in 2019) zijn finale beslag zou krijgen, is niet noodzakelijk een slechte zaak. De kans is groter dat een deel van de traditionele partijen er dan gemakkelijker mee zullen instemmen. Al die samenwerkingsovereenkomsten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de staatshervorming, maar waarover het eerste gesprek tussen de gewesten nog moet beginnen, zullen de uitvoering vertragen. Erger, ze zullen de cohesie van de federale regering zwaar op de proef stellen. Want nu reeds  beseft men onder meer bij CD&V dat er zoveel haken en ogen aan zitten dat een goede uitvoering eigenlijk ondoenbaar is. Geen prettig vooruitzicht voor wie dan ook in die federale regering zit. En met een linksere PS die zich eventueel terug plooit op Wallonië wordt het ongetwijfeld een zeer woelige sociale periode. De kans dat Vlaanderen een tweede keer gerold wordt is niet denkbeeldig.

Het socio-economisch overleg decentraliseren

Wanneer Vlaanderen autonomie wil om beter te kunnen besturen, dan is een decentralisatie naar de deelstaten van het sociaaleconomisch overleg onvermijdelijk. Zonder de volledige hefbomen in tewerkstelling, sociale zekerheid en fiscaliteit, kan Vlaanderen niets ambitieus doen met de stukken en brokken die ze ‘krijgen’ via de zesde staatshervorming.

Het ACW/ARCO-dossier wordt pasmunt

Voor CD&V, die zijn grootste schare supporters nog steeds vindt bij de christelijke zuil (ACV, CM en diverse sociale organisaties), is dit dossier geen klein detail. Dat minister van financiën Koen Geens er een regeringszaak wil van maken, bewijst hoezeer CD&V afhankelijk is van haar christelijke zuil en hoezeer ze weigert de kosten voor het (gedeelde) wanbestuur mee te  dragen. Maar dat de misleide ARCO-coöperanten in elk geval hun geld zullen terugbetaald krijgen zonder dat het ACW eerst haar ‘steentje’ bijdraagt is niet zo vanzelfsprekend. Europa is namelijk extreem kritisch, het zou ongezien grote juridische problemen kunnen veroorzaken.

Anderzijds is  het een dossier dat perfecte wisselmunt kan zijn voor een veel belangrijker dossier, namelijk de overheveling van de sociale overlegstructuur naar de deelstaten.

In een reactie (Knack online 27/05) van ACW-voorzitter Patrick Develtere op de overwinning van N-VA geeft hij te kennen waakzaam te blijven omdat enkele punten in hun sociaal programma hem niet aanstaan. De werklozensteun beperken in de tijd is voor hem een slecht voorstel. De federale overlegstructuur regionaliseren is zelfs geen basis voor een gesprek. Letterlijk zegt hij: ‘Het is niet aan de overheid om de sociale partners te verbieden met elkaar te praten’. Dat betekent concreet dat volgens hem de rol van de overheid zich moet beperken tot het financieren (met belastinggeld) van de sociale akkoorden die hij en zijn partners afsluiten. Inderdaad arrogant, maar het toont vooral aan dat de ACW-top geen enkele les getrokken heeft uit het Dexia/Arco-debacle. Politici zijn hooguit hun ‘vertegenwoordigers’ en uit een gepubliceerd lijstje (DS 28/05, Guy Tegenbos) blijkt dat zowat de helft van de CD&V-verkozenen thuis horen in de ACW-structuur.

Kris Peeters en Pieter De Crem zijn zowat de enige toppers die ontbreken op het lijstje. Koen Geens staat evenmin op het lijstje, maar had als advocaat jarenlang een zeer goede klant aan het ACW, en daarom moet hij beschouwd worden als de discrete behoeder van de ACW-macht. Het zou mij niet verbazen mocht hij – inderdaad als ‘geen gewone’ – nog een belangrijke rol spelen zolang dit dossier niet definitief geregeld is. Of CD&V bereid is om daarvoor een prijs te betalen is zeer de vraag.

Een nieuwe politieke cultuur

Verschillende oudere politici, waaronder de onlangs overleden JL Dehaene, en verschillende opiniemakers menen dat de parlementaire democratie haar beste tijd gehad heeft. Ik vind dat niet, integendeel. De parlementaire democratie is de enige tegenmacht voor de particratie, voornaamste oorzaak van de teloorgang van het parlementair systeem. Men kan alvast beginnen met een debat over de actuele  zetelverdeling. Dat de socialistische familie, PS en sp.a, het premierschap opeisen omdat ze samen meer zetels behaalden dan N-VA, hoewel ze samen minder stemmen haalden bewijst de scheeftrekking.  Over dit onderwerp gaat een uitgebreid deel 3, ‘Pleidooi voor een rechtvaardige zetelverdeling’.

Voor goed bestuur zijn er twee andere dossiers die dringend op de tafel moeten komen, de  depolitisering van de ambtenarij en het aan banden leggen van de regelneverij van de politici.

De depolitisering van de ambtenarij moet ervoor zorgen dat er een eind komt aan politici die ‘hun’ ambtenaren inschakelen voor de bevoordeling van de eigen electorale clientèle, om particuliere belangen te bevoordelen, of om onwettige beslissingen erdoor te drukken. Politici vergeten dat hun onethisch gedrag voor gevolg heeft dat ook de topfunctionarissen zich gemachtigd voelen om een ‘persoonlijk’ beleid te voeren en misschien nog meer dan de politici oordelen in functie van hun eigen overtuiging (en soms eigenbelang) en zoete broodjes bakken met ‘de bevriende diensten die men wel eens nodig kan hebben’.

Met de Franstaligen zal dergelijke cultuuromslag waarschijnlijk nooit lukken. Daarom moet vooral de Vlaamse regering inzetten op een andere cultuur. De carrousel aan politieke benoemingen was een wansmakelijk vertoon en toch deed de regering Di Rupo niet de minste moeite om haar partijpolitiek gemarchandeer te camoufleren. Hebben ze dan echt geen vertrouwen in de administratie? Beseffen ze wel dat ze op die manier onterecht voedsel geven aan het wantrouwen ten overstaan van ambtenaren? Dat ze daarmee mensen schofferen is duidelijk irrelevant.

Over de regelneverij zijn vooral ondernemers, veel gewone burgers en de lagere besturen niet te spreken. Zowel de federale als de Vlaamse regering hebben de voeling met de praktische bekommernissen van de dorpsstraat verloren. Gelukkig heeft men dat op Vlaams niveau ingezien en begint men met een ommekeer. Hopelijk zal de volgende regering deze ommekeer verder zetten .

De publieke tewerkstelling – als onderdeel van het cliëntelisme - is in Wallonië zowat de best ontwikkelde sector. Wanneer Magnette en Di Rupo dus pleiten voor jobs en nog eens jobs, dan is het goed om te beseffen dat het quasi uitsluitend gaat om werk dat betaald wordt met belastinggelden en geen welvaart creëert.

Politiek onafhankelijke informatiekanalen

 De media minder afhankelijk maken van de politiek.

Het was ook tijdens deze verkiezingsperiode duidelijk dat de media soms moeite hadden om correcte informatie te verspreiden. Hierover ging een artikel op De Bron. Niet dat ze bewust feiten verdraaiden maar het ontbrak aan diepgang en vooral aan een vorm van arbitrage ten overstaan van politiek gekleurde ‘opiniemakers’ die zelfs pertinente leugens gepubliceerd kregen.

Maar waar het vooral om gaat is dat de media gepamperd worden door de politieke macht. De voordelen die ze ontvangen uit de publieke middelen van de staat zijn nefast voor de onafhankelijkheid. Hierdoor worden ongewenste ‘banden’ gesmeed tussen krantenuitgevers en politici. Indien de geschreven pers er niet in slaagt om ‘rendabel’ te zijn zonder steun, dan zou een eventuele staatssteun ten minste moeten onttrokken worden aan de macht van de heersende coalitie én transparant zijn. Vermits de media er zijn voor meerderheid en minderheid zou elke vorm van staatssteun de goedkeuring moeten krijgen van een veel grotere meerderheid, ofwel van een dubbele meerderheid van zowel de partijen die de regering steunen, als in de oppositie. Daarenboven zou elke ‘politieke financiering’ van de media, onder welke vorm dan ook, kenbaar moeten gemaakt worden aan een parlementair controleorgaan. Momenteel wordt hierover  publiek weinig gelost, hoewel met zekerheid geweten is dat het over honderden miljoenen euro gaat. Dat is totaal onaanvaardbaar. Transparantie is in deze de enige mogelijkheid om het vertrouwen te herstellen in de mediakanalen.

Journalisten hebben ook een kleur

De politieke inkleuring van journalisten is een oud zeer. Toen Peter Vandermeersch hoofdredacteur werd bij De Standaard, liet hij weten dat het vroeger met de verzuilde krantenaanbod gemakkelijker was om te weten vanuit welke invalshoek het nieuws gebracht werd. Citaat: “Ze (de kranten) zijn daarenboven niet de minste speler (in het maatschappelijk debat). Want ze maken het spel moeilijker en ondoorzichtiger omdat ze, sedert de ontzuiling van de media, niet langer een herkenbaar shirt aan hebben” (DS 15/10/2003).

Dat een journalist een persoonlijke politieke voorkeur heeft en dat dat een invloed heeft op wat en hoe hij schrijft, is des mensen. Men mag niet verwachten dat journalisten eunuchen zouden zijn in de politieke harem. Waarom niet in de deontologische code van de beroepsjournalisten de verplichting opnemen om hun persoonlijke politieke en maatschappelijke voorkeur publiek te maken? Professor Carl Devos gaf alvast het goede voorbeeld door te bekennen dat hij socialist is. Precies door deze openhartigheid verplichtte hij zichzelf tot een grotere voorzichtigheid en wordt hij geloofwaardiger wanneer hij kritiek uit op de sp.a. Waarom zich verbergen achter het recht op privacy wanneer men de macht claimt om zonder de minste externe controle dagelijks duizenden mensen door gekleurde informatie te beïnvloeden?

Vermits journalisten belangrijke spelers (beweren te) zijn in het politiek debat, is het aanbevolen dat  ze ook een duidelijk shirt aantrekken

Gratis reclame voor de bevriende politici

Laten we deze laatste bewering eens illustreren door een summier onderzoek van De Standaard voor de periode 1 januari – 25 mei 2014. Vijf maand voorafgaand aan de verkiezingen. Lezer Luc Devriese die voor “Anders Gelezen” regelmatig onderzoek doet naar de objectiviteit bij DS en reeds menige fout aanklaagde, onderzocht hoeveel foto’s van politici gepubliceerd werden zonder dat er een artikel bij hoorde, hoogstens een ondertitel. Dus pure reclame voor een politicus.
Voor de beschouwde periode kwam hij tot volgende resultaat:

36 maal sp.a-politici,  met als toppers : Bruno Tobback, 6 maal,  John Crombez 5 maal.

33 maal Open VLD-politici, met Guy Verhofstadt 4 maal. Gwendolyn Rutten 4 maal.

26 maal CD&V-politici, met Kris Peeters, 3 maal.

13 maal NVA-politici, met Bart De Wever 5 maal.

4 maal Groen en 1 maal Vlaams Belang (De Winter).

Daarbij kwamen nog de Franstalige politici:

17 maal PS-politici,  met als topper 7 maal Di Rupo.

6 maal MR met Reynders 2 maal.

1 maal CDH

Ik laat het aan de lezers over om deze cijfers te interpreteren. Maar kan het toeval zijn dat er 95 foto’s van Vlaamse politici van de traditionele partijen (zonder artikel) in de krant stonden, tegen 18 foto’s van de oppositie? Dat is zelfs minder dan de 24 foto’s van Franstalige politici, waarvan de meerderheid socialist is. Reclame maken voor Franstalige politici (van de juiste strekking)  is heel specifiek voor De Standaard waar men blijkbaar nog altijd gelooft in de (totaal mislukte) samenwerking met de krant Le Soir.

Deze illustratie van ‘partijdigheid’ toont aan dat de redactie van De Standaard meer aandacht heeft voor regeringspartijen dan voor de oppositie. Terwijl wij van een onafhankelijke Vierde Macht mogen verwachten dat die zich net meer afzet tegen de macht dan er zich tegenaan schurkt.

Dit staat overigens niet alleen. Een studie door de vakgroep Communicatie-wetenschappen UGent, gepubliceerd in de Journalist 27/05/2003, toont aan dat er in 2003 meer dan 70 % van de journalisten  sympathie hadden voor  de  progressieve stroming (Agalev en sp.a). Een nieuwe studie toonde in 2007 aan dat ook dan nog altijd meer dan de helft van de journalisten links progressief was. Ondertussen was de politieke progressieve stroming bij de bevolking verschrompeld tot hooguit 25 %.

Ooit had ik een interessante discussie met iemand over een artikel waarin ik argumenten aanhaalde die volgens hem niet pasten bij mijn overtuiging (zoals hij die meende te kennen). Hoort het dan niet vanzelfsprekend te zijn voor al wie informeert, ‘journalistiek werk’ probeert te brengen, om ook andere meningen een kans te geven en de lezers enkel de ingrediënten aan te reiken waarmee hij/zij zich een eigen gedacht kan vormen? Daarom nog eens herhalen dat ‘anders gelezen’ enkel een andere lezing geeft waarmee de lezers zelf al of niet een schotel bereiden naar eigen smaak.  

Pjotr 

Geen opmerkingen: