Bezint eer ge begint
MEIDA EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
Deel 2 Belangrijke Vlaamse dossiers
De zesde staatshervorming komt er niet
Minister-president Kris Peeters, CD&V, vreest dat de
N-VA als regeringspartner wel eens op de rem zou kunnen staan bij de uitvoering
van de zesde staatshervorming. Hij vergist zich van tegenstander. Er zijn nu reeds belangrijke signalen dat de huidige zesde
staatshervorming niet binnen de voorziene termijn (voor de volgende
verkiezingen in 2019) zal kunnen uitgevoerd worden. Gewoon omdat het Waals
Gewest en in mindere mate het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het geld niet
hebben om de overgedragen bevoegdheden te dragen. Wie denkt dat de Franstaligen
nu opeens wel bereid zullen zijn om hun bevolking een zwaar besparingsprogramma
op te leggen - ook al is dat nodig voor de gezondmaking van de publieke
financiën - is niet alleen goedgelovig
maar ook lichtzinnig.
Het is onvermijdelijk dat de Franstalige partijen op de rem
zullen staan. Tenminste voor die delen waarvoor ze onvoldoende geld hebben om
het verschil bij te passen. Dat ze gemakkelijker een uitstel kunnen erdoor
drukken met dezelfde regeringspartners dan met de N-VA is evident. Hoewel elke
toegeving voor CD&V nefast zou zijn, want zij claimen deze staatshervorming als hun succes.
Een deloyale houding van de Franstaligen zou best eens de druppel kunnen zijn
die de ‘christelijke’ emmer doet overlopen. Overigens zouden ze beter kunnen
weten, want was het geen CVP-kopman, waarvan de naam mij even ontsnapt, die
ooit verklaarde dat de Vlamingen bij elke staatshervorming tweemaal gepakt
worden? Eenmaal bij het afsluiten van het compromis en een tweede maal bij de
uitvoering ervan. Brussel is daar het duurste voorbeeld van. Zonder een kordate
Vlaamse partij, zal het nu niet anders zijn.
Dat het communautair luik slechts na de volgende
verkiezingen (in 2019) zijn finale beslag zou krijgen, is niet noodzakelijk een
slechte zaak. De kans is groter dat een deel van de traditionele partijen er
dan gemakkelijker mee zullen instemmen. Al die samenwerkingsovereenkomsten die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de staatshervorming, maar waarover het
eerste gesprek tussen de gewesten nog moet beginnen, zullen de uitvoering
vertragen. Erger, ze zullen de cohesie van de federale regering zwaar op de
proef stellen. Want nu reeds beseft men
onder meer bij CD&V dat er zoveel haken en ogen aan zitten dat een goede
uitvoering eigenlijk ondoenbaar is. Geen prettig vooruitzicht voor wie dan ook
in die federale regering zit. En met een linksere PS die zich eventueel terug
plooit op Wallonië wordt het ongetwijfeld een zeer woelige sociale periode. De
kans dat Vlaanderen een tweede keer gerold wordt is niet denkbeeldig.
Het socio-economisch overleg
decentraliseren
Wanneer Vlaanderen autonomie wil om beter te kunnen
besturen, dan is een decentralisatie naar de deelstaten van het
sociaaleconomisch overleg onvermijdelijk. Zonder de volledige hefbomen in
tewerkstelling, sociale zekerheid en fiscaliteit, kan Vlaanderen niets
ambitieus doen met de stukken en brokken die ze ‘krijgen’ via de zesde
staatshervorming.
Het ACW/ARCO-dossier
wordt pasmunt
Voor CD&V, die zijn
grootste schare supporters nog steeds vindt bij de christelijke zuil (ACV, CM
en diverse sociale organisaties), is dit dossier geen klein detail. Dat
minister van financiën Koen Geens er een regeringszaak wil van maken, bewijst
hoezeer CD&V afhankelijk is van haar christelijke zuil en hoezeer ze
weigert de kosten voor het (gedeelde) wanbestuur mee te dragen. Maar dat de misleide ARCO-coöperanten
in elk geval hun geld zullen terugbetaald krijgen zonder dat het ACW eerst haar
‘steentje’ bijdraagt is niet zo vanzelfsprekend. Europa is namelijk extreem kritisch, het zou ongezien grote juridische problemen kunnen veroorzaken.
Anderzijds is het een dossier dat perfecte wisselmunt kan
zijn voor een veel belangrijker dossier, namelijk de overheveling van de
sociale overlegstructuur naar de deelstaten.
In een reactie (Knack online 27/05) van ACW-voorzitter
Patrick Develtere op de overwinning van N-VA geeft hij te kennen waakzaam te
blijven omdat enkele punten in hun sociaal programma hem niet aanstaan. De
werklozensteun beperken in de tijd is voor hem een slecht voorstel. De federale
overlegstructuur regionaliseren is zelfs geen basis voor een gesprek.
Letterlijk zegt hij: ‘Het is niet
aan de overheid om de sociale partners te verbieden met elkaar te praten’.
Dat betekent concreet dat volgens hem de rol van de overheid zich moet beperken
tot het financieren (met belastinggeld) van de sociale akkoorden die hij en
zijn partners afsluiten. Inderdaad arrogant, maar het toont vooral aan dat de
ACW-top geen enkele les getrokken heeft uit het Dexia/Arco-debacle. Politici
zijn hooguit hun ‘vertegenwoordigers’ en uit een gepubliceerd lijstje (DS
28/05, Guy Tegenbos) blijkt dat zowat de helft van de CD&V-verkozenen thuis
horen in de ACW-structuur.
Kris Peeters en Pieter De Crem zijn zowat de enige toppers
die ontbreken op het lijstje. Koen Geens staat evenmin op het lijstje, maar had
als advocaat jarenlang een zeer goede klant aan het ACW, en daarom moet hij
beschouwd worden als de discrete behoeder van de ACW-macht. Het zou mij niet
verbazen mocht hij – inderdaad als ‘geen gewone’ – nog een belangrijke rol
spelen zolang dit dossier niet definitief geregeld is. Of CD&V bereid is om
daarvoor een prijs te betalen is zeer de vraag.
Een nieuwe politieke cultuur
Verschillende oudere politici, waaronder de onlangs
overleden JL Dehaene, en verschillende opiniemakers menen dat de parlementaire
democratie haar beste tijd gehad heeft. Ik vind dat niet, integendeel. De
parlementaire democratie is de enige tegenmacht voor de particratie,
voornaamste oorzaak van de teloorgang van het parlementair systeem. Men kan alvast
beginnen met een debat over de actuele
zetelverdeling. Dat de socialistische familie, PS en sp.a, het
premierschap opeisen omdat ze samen meer zetels behaalden dan N-VA, hoewel ze
samen minder stemmen haalden bewijst de scheeftrekking. Over dit onderwerp gaat een uitgebreid deel
3, ‘Pleidooi voor een rechtvaardige zetelverdeling’.
Voor goed bestuur zijn er twee andere dossiers die dringend
op de tafel moeten komen, de depolitisering van de ambtenarij en het
aan banden leggen van de regelneverij van de politici.
De depolitisering van de ambtenarij moet ervoor zorgen dat
er een eind komt aan politici die ‘hun’ ambtenaren inschakelen voor de
bevoordeling van de eigen electorale clientèle, om particuliere belangen te
bevoordelen, of om onwettige beslissingen erdoor te drukken. Politici vergeten
dat hun onethisch gedrag voor gevolg heeft dat ook de topfunctionarissen zich
gemachtigd voelen om een ‘persoonlijk’ beleid te voeren en misschien nog meer
dan de politici oordelen in functie van hun eigen overtuiging (en soms
eigenbelang) en zoete broodjes bakken met ‘de bevriende diensten die men wel
eens nodig kan hebben’.
Met de Franstaligen zal dergelijke cultuuromslag
waarschijnlijk nooit lukken. Daarom moet vooral de Vlaamse regering inzetten op
een andere cultuur. De carrousel aan politieke benoemingen was een wansmakelijk
vertoon en toch deed de regering Di Rupo niet de minste moeite om haar
partijpolitiek gemarchandeer te camoufleren. Hebben ze dan echt geen vertrouwen
in de administratie? Beseffen ze wel dat ze op die manier onterecht voedsel
geven aan het wantrouwen ten overstaan van ambtenaren? Dat ze daarmee mensen
schofferen is duidelijk irrelevant.
Over de regelneverij zijn vooral ondernemers, veel gewone
burgers en de lagere besturen niet te spreken. Zowel de federale als de Vlaamse
regering hebben de voeling met de praktische bekommernissen van de dorpsstraat
verloren. Gelukkig heeft men dat op Vlaams niveau ingezien en begint men met
een ommekeer. Hopelijk zal de volgende regering deze ommekeer verder zetten .
De publieke tewerkstelling – als onderdeel van het
cliëntelisme - is in Wallonië zowat de best ontwikkelde sector. Wanneer
Magnette en Di Rupo dus pleiten voor jobs en nog eens jobs, dan is het goed om
te beseffen dat het quasi uitsluitend gaat om werk dat betaald wordt met
belastinggelden en geen welvaart creëert.
Politiek onafhankelijke
informatiekanalen
De media minder afhankelijk maken van de politiek.
Het was ook tijdens deze verkiezingsperiode duidelijk dat de
media soms moeite hadden om correcte informatie te verspreiden. Hierover ging een artikel op De
Bron. Niet dat ze bewust feiten verdraaiden maar het ontbrak aan diepgang
en vooral aan een vorm van arbitrage ten overstaan van politiek gekleurde
‘opiniemakers’ die zelfs pertinente leugens gepubliceerd kregen.
Maar waar het vooral om gaat is dat de media gepamperd
worden door de politieke macht. De voordelen die ze ontvangen uit de publieke
middelen van de staat zijn nefast voor de onafhankelijkheid. Hierdoor worden
ongewenste ‘banden’ gesmeed tussen krantenuitgevers en politici. Indien de
geschreven pers er niet in slaagt om ‘rendabel’ te zijn zonder steun, dan zou
een eventuele staatssteun ten minste moeten onttrokken worden aan de macht van
de heersende coalitie én transparant zijn. Vermits de media er zijn voor
meerderheid en minderheid zou elke vorm van staatssteun de goedkeuring moeten
krijgen van een veel grotere meerderheid, ofwel van een dubbele meerderheid
van zowel de partijen die de regering steunen, als in de oppositie.
Daarenboven zou elke ‘politieke financiering’ van de media, onder welke vorm
dan ook, kenbaar moeten gemaakt worden aan een parlementair controleorgaan.
Momenteel wordt hierover publiek weinig
gelost, hoewel met zekerheid geweten is dat het over honderden miljoenen euro
gaat. Dat is totaal onaanvaardbaar. Transparantie is in deze de enige
mogelijkheid om het vertrouwen te herstellen in de mediakanalen.
Journalisten hebben ook een kleur
De politieke inkleuring van journalisten is een oud zeer.
Toen Peter Vandermeersch hoofdredacteur werd bij De Standaard, liet hij weten
dat het vroeger met de verzuilde krantenaanbod gemakkelijker was om te weten
vanuit welke invalshoek het nieuws gebracht werd. Citaat: “Ze (de kranten) zijn
daarenboven niet de minste speler (in het maatschappelijk debat). Want ze maken
het spel moeilijker en ondoorzichtiger omdat ze, sedert de ontzuiling van de
media, niet langer een herkenbaar shirt aan hebben” (DS 15/10/2003).
Dat een journalist een persoonlijke politieke voorkeur heeft
en dat dat een invloed heeft op wat en hoe hij schrijft, is des mensen. Men mag
niet verwachten dat journalisten eunuchen zouden zijn in de politieke harem.
Waarom niet in de deontologische code van de beroepsjournalisten de
verplichting opnemen om hun persoonlijke politieke en maatschappelijke voorkeur
publiek te maken? Professor Carl Devos gaf alvast het goede voorbeeld door te
bekennen dat hij socialist is. Precies door deze openhartigheid verplichtte hij
zichzelf tot een grotere voorzichtigheid en wordt hij geloofwaardiger wanneer
hij kritiek uit op de sp.a. Waarom zich verbergen achter het recht op privacy
wanneer men de macht claimt om zonder de minste externe controle dagelijks
duizenden mensen door gekleurde informatie te beïnvloeden?
Vermits journalisten belangrijke
spelers (beweren te) zijn in het politiek debat, is het aanbevolen dat ze ook een duidelijk shirt aantrekken
Gratis reclame voor de bevriende politici
Laten we deze laatste bewering eens illustreren door een
summier onderzoek van De Standaard voor de periode 1 januari – 25 mei 2014.
Vijf maand voorafgaand aan de verkiezingen. Lezer Luc Devriese die voor “Anders
Gelezen” regelmatig onderzoek doet naar de objectiviteit bij DS en reeds menige
fout aanklaagde, onderzocht hoeveel foto’s van politici gepubliceerd werden zonder dat er een artikel bij hoorde,
hoogstens een ondertitel. Dus pure reclame voor een politicus.
Voor de beschouwde periode kwam hij tot volgende resultaat:
36 maal sp.a-politici,
met als toppers : Bruno Tobback, 6 maal,
John Crombez 5 maal.
33 maal Open VLD-politici, met Guy Verhofstadt 4 maal.
Gwendolyn Rutten 4 maal.
26 maal CD&V-politici, met Kris Peeters, 3 maal.
13 maal NVA-politici, met Bart De Wever 5 maal.
Daarbij kwamen nog de Franstalige politici:
17 maal PS-politici,
met als topper 7 maal Di Rupo.
6 maal MR met Reynders 2 maal.
1 maal CDH
Ik laat het aan de lezers over om deze cijfers te
interpreteren. Maar kan het toeval zijn dat er 95 foto’s van Vlaamse politici
van de traditionele partijen (zonder artikel) in de krant stonden, tegen 18
foto’s van de oppositie? Dat is zelfs minder dan de 24 foto’s van Franstalige
politici, waarvan de meerderheid socialist is. Reclame maken voor Franstalige
politici (van de juiste strekking) is
heel specifiek voor De Standaard waar men blijkbaar nog altijd gelooft in de
(totaal mislukte) samenwerking met de krant Le Soir.
Deze illustratie van ‘partijdigheid’ toont aan dat de
redactie van De Standaard meer aandacht heeft voor regeringspartijen dan voor
de oppositie. Terwijl wij van een onafhankelijke Vierde Macht mogen verwachten
dat die zich net meer afzet tegen de macht dan er zich tegenaan schurkt.
Dit staat overigens niet alleen. Een studie door de vakgroep
Communicatie-wetenschappen UGent, gepubliceerd in de Journalist 27/05/2003,
toont aan dat er in 2003 meer dan 70 % van de journalisten sympathie hadden voor de
progressieve stroming (Agalev en sp.a). Een nieuwe studie toonde in 2007
aan dat ook dan nog altijd meer dan de helft van de journalisten links
progressief was. Ondertussen was de politieke progressieve stroming bij de
bevolking verschrompeld tot hooguit 25 %.
Ooit had ik een interessante discussie met iemand over
een artikel waarin ik argumenten aanhaalde die volgens hem niet pasten bij mijn
overtuiging (zoals hij die meende te kennen). Hoort het dan niet
vanzelfsprekend te zijn voor al wie informeert, ‘journalistiek werk’ probeert
te brengen, om ook andere meningen een kans te geven en de lezers enkel de
ingrediënten aan te reiken waarmee hij/zij zich een eigen gedacht kan vormen?
Daarom nog eens herhalen dat ‘anders gelezen’ enkel een andere lezing geeft
waarmee de lezers zelf al of niet een schotel bereiden naar eigen smaak.
Pjotr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten