MEDIA EN POLITIEK - ANDERS GELEZEN
In de aanloop naar de verkiezingen past het
om vragen te stellen bij de uitspraken en het programma van de partijen.
Aandacht voor de gedoodverfde overwinnaar: N-VA.
Een beweging communiceert anders
N-VA heeft haar wortels in een brede Vlaamse beweging. Als Nieuw-Vlaamse
Alliantie ontstond ze uit de interne twisten van de Volksunie en evolueerde
niet zonder moeite tot een succesvolle politieke partij. De spanning tussen de
radicaliteit van een ‘volksbeweging’ en het vereiste pragmatisme van een
politieke partij die aan de macht wil deelnemen kan niet zomaar opgeheven
worden.
De duidelijke doelstellingen van de Vlaamse beweging – die
op zijn minst Vlaamse autonomie wil – dienden vertaald te worden in een
politieke doelstelling. Dat vereist politiek taalgebruik, waarbij niet enkel de
tegenstellingen duidelijk gemaakt worden. De taal moet ook rekening houden met
de noodzaak om na de verkiezingen politieke meerderheden te vormen.
Een mooi voorbeeld hiervoor gaf CD&V met de voorstelling
van zijn socio-economisch programma. Het valt op dat CD&V een programma
schrijft dat zowel de interne verschillen uit de weg gaat als een
coalitievorming vergemakkelijkt. Voor de rechtse vleugel blijft men af van belastingen
op kapitaal en voor de linkse vleugel blijft de indexering en levenslange
werkloosheidsuitkering overeind. De ‘ondernemers’ worden dan weer een belastingverlaging op arbeid
beloofd. De overheid zelf moet het ook met een
beetje minder doen, maar niet te veel, want anders sluit men de deur voor de
PS. Zelfs Groen (die wel eens nodig zou kunnen zijn) wordt met de
eco-fiscaliteit (accijnsverhoging op diesel) niet vergeten. Een mooi staaltje
politieke communicatie die alle coalities openhoudt en toch voldoende
duidelijke accenten legt waarmee men in verkiezingstijd kan uitpakken.
Dat men daarbij ook luidop zegt dat men ook bij de burger
zal aankloppen is een positieve wending. Maar daar horen wel belangrijke
bedenkingen bij.
- Elke becijfering is een vingeroefening, zeker wanneer het gaat over ingrepen in de belastingen. Hoeveel belastingen opbrengen is nauwelijks te voorspellen en de uitgaven beperken is vooral in Wallonië en Brussel hooguit een verbale oefening. Tijdens elke verkiezingsperiode wordt door alle partijen geld beloofd dat er niet is en misschien ook niet zal zijn. En voor sommigen zal de staatsschuld vanzelf verdwijnen. Dat is vandaag niet anders.
- Een tweede en nog belangrijker bedenking geldt eveneens voor alle politieke partijprogramma’s: Eenmaal een meerderheid moet gevormd worden blijft er van het eigen programma dikwijls maar een waterige versie over. Wie kiest voor een partij op basis van het verkiezingsprogramma kan dus erg bedrogen uitkomen. Na de verkiezingen is het eigen programma niet zelden een hinderpaal voor de eigen ambitieuze politici.
Het kartel CD&V/N-VA weet ervan mee te spreken en Leterme verloor er zijn Vlaamse geloofwaardigheid door. Vooral wanneer de regering een coalitie is met linkse én rechtse partijen, wordt het partijprogramma al snel opgeofferd aan de persoonlijke ambities. Dat is ook de voornaamste reden waarom de huidige regering Di Rupo niet verder kwam dan een rist kleine maatregelen die men dan nog zo veel mogelijk ‘onder de radar’ hield of waarvan het effect pas gevoeld zal worden na de verkiezingen. Het programma van Open VLD verwaterde zelfs dermate dat partijvoorzitter Gwendolyn Rutten zich verplicht voelde om zich te verontschuldigen voor het ‘eigen’ regeringsbeleid. Moedig is het wel.
De tweede bedenking is zo belangrijk omdat wij leven in een
‘parlementaire democratie’ waar de kiezer geen enkele inspraak heeft in wat
onze verkozen ‘vertegenwoordigers’ na hun verkiezing doen.
Dat is op zich geen probleem mocht elke partij slechts
toetreden tot een regering wanneer ze een voldoende deel van haar programma kan
verwezenlijken én vooral, wanneer ze kan voorkomen dat er maatregelen genomen
worden die indruisen tegen essentiële onderdelen van het eigen programma. Een
rechtse of linkse regering zou een veel kordater beleid kunnen voeren dan een
combinatie van de tegengestelden, links en rechts. Maar dat is precies wat in
België in de praktijk onafwendbaar is, gezien de verschillende visie in Noord
en Zuid. Daarom is het zo belangrijk dat elke deelstaat ongehinderd zijn eigen
visie kan omzetten in beleid.
Is N-VA nog tot nationalisme in staat?
De visie van de Vlaamse beweging, die per definitie het
partijpolitieke eigenbelang overstijgt,
is belangrijker dan het socio-economisch programma van om het even welke
Vlaamse politieke partij. Politieke partijen kunnen en moeten
over een gemeenschappelijk beleid onderhandelen, een beweging hoeft niet te
onderhandelen over het recht op een eigen beleid.
Autonomie of onafhankelijkheid is het unieke thema voor de
Vlaamse beweging. Het betekent dat bij het bereiken van deze doelstelling deze
beweging overbodig wordt. N-VA daarentegen wil met de verwezenlijking van
het confederaal model nadien ook
gestalte geven aan een autonoom Vlaanderen. Daarom is een eigen sociaal economisch
programma zo belangrijk.
Een intrigerende vraag is of
de N-VA als regeringspartij zelfs nog tot nationalisme in staat is? De
geschiedenis van de beweging en vooral de partijen toont duidelijk aan dat de
Vlamingen nooit hun verschillen konden overstijgen. Het zogezegd Vlaams
gemeenschapsgevoel vervlakte telkens opnieuw tot inhoudsloze verkiezingstaal.
‘Voor een warm Vlaanderen’ en
‘Iedereen inbegrepen’ hebben enkel nog electorale bedoelingen. Dat CD&V na
jarenlang de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin te leveren,
nu in verkiezingstijd eist dat gehandicapten boven de 65 jaar niet langer mogen
gediscrimineerd worden, illustreert deze teloorgang maar al te duidelijk.
De vervelling tot succesvolle partij
Met dergelijke politieke communicatie heeft N-VA – gegroeid
vanuit een compromisloze beweging – voorlopig meer moeite. De Vlaamsgezinden willen autonomie/onafhankelijkheid en dat volstond
om een groot deel van het kiespubliek te overtuigen. Tegelijk was het net
daardoor ook zeer moeilijk om met de ‘anderen’ een meerderheid te vormen. De
uitspraak van marktonderzoeker Jan Callebaut (in Knack) dat De Wever enorm
‘geëvolueerd’ is en niet langer wil gelijk hebben maar ook macht wil
uitoefenen, geeft precies de evolutie aan die de N-VA maakte tot een
succesvolle politieke partij.
De snelle groei van N-VA is niet zonder gevaar. De kans is
niet gering dat N-VA – nu ze geproefd heeft van het succes - een traditionele
partij wordt waar de persoonlijke belangen van de politici primeren op het
programma en er na de verkiezingen nauwelijks nog iets overblijft van het
‘beloofde land’.
Daarenboven heeft N-VA, gekozen voor een sociaal-economisch
programma dat het voordeel heeft heel duidelijk te zijn, maar tegelijk nooit de
hele Vlaamse achterban kan overtuigen. Ik vraag mij zelfs af of de steun die
N-VA hierbij kreeg van bekende politicologen en opiniemakers, geen valkuil was.
Het communautaire ondergeschikt maken aan een socio-economische keuze is voor
een V-partij die de krachten wil bundelen, niet evident.
N-VA kan in verkiezingstijd duidelijk maken dat enkel het
confederaal model soelaas biedt voor de lange termijn. Trouwens, de goede
peilingen die voor het congres plaatsvonden, bewijzen dat het confederale
programmapunt, ook zonder een uitgewerkt socio-economisch programma, breed
gedragen wordt. Met dank aan het decennialange federale PS-beleid. Maar na de
verkiezingen wordt het wel aartsmoeilijk om de communautaire agenda ook in een
onderhandelde regeringstekst te krijgen.
Echter, wanneer N-VA in een regering stapt zonder significante communautaire afspraken voor de toekomst, geeft ze een duidelijk nieuw
signaal: Namelijk dat het confederaal model toch niet absoluut nodig is. Ze
zouden alvast op bijval kunnen rekenen van de PAVIA groep, waartoe de
politicologen Devos en Sinardet behoren. Een N-VA
die zijn eigen communautair project onderuit haalt, zou in Belgischgezinde kringen zorgen voor veel binnenpretjes.
Dat is alvast de hoop van de wolven in schaapsvacht.
Van oppositiepartij naar regeringspartij
Met haar programma maakt N-VA duidelijk dat ze het verschil
wil maken met het compromissenbeleid van de traditionele partijen. Regeringen
die nooit meer konden bereiken dan de grootste gemene deler van tegengestelde
(of minstens sterk afwijkende) beleidsvisies. Het dijzige PS-model (dat evengoed het CD&V-model kan genoemd
worden) versus het duidelijke N-VA-model. Dat N-VA de PS als mikpunt nam en de
Vlaamse traditionele partijen ontzag is een goede strategische keuze. Het
voorkomt dat de partij nog meer geïsoleerd uit de verkiezingen zou komen.
Waar N-VA munt kan uit slaan is de mogelijkheid dat de
huidige regering weigert om grondwetsartikel 195 voor wijziging vatbaar te
verklaren. Daarmee doen de Vlaamse regeringspartijen formeel de deur op slot
voor een verdere staatshervorming. Maar tegelijk bewijzen ze daarmee dat ze wel
degelijk gaan voor een Di Rupo II. Daarvoor is zelfs geen Vlaamse meerderheid nodig;
dixit Open VLD’er Van Quickenborne. Dan zit N-VA met zijn ‘Verandering versus
Vergrendeling’ in een gunstige uitgangspositie.
Mocht N-VA geen regeringspartners vinden op federaal niveau,
is dat op zich erg voor de verkozenen maar niet noodzakelijk voor het bereiken
van de communautaire doelstelling. Over een oppositiekuur schrijft Rik Van
Cauwelaert in De Tijd (1 maart) het volgende: “In die omstandigheden is de vaststelling van minister Labille - dat een
federale regering met de PS en de N-VA niet haalbaar is - niet eens aan de
orde. Als de N-VA op 25 mei in de buurt van de peilingresultaten komt, hoeft ze
enkel toe te kijken, eventueel vanuit de Vlaamse en de Brusselse regering,
terwijl de huidige coalitie verder strompelt en zich kapot regeert”. Alleen zou
ik hieraan willen toevoegen dat elk uitstel om het landsbestuur eenvoudiger en
goedkoper te maken onvermijdelijk zorgt voor een grotere verarming van
Vlaanderen. Daar ligt men bij de Franstaligen, maar ook in bepaalde Vlaamse
partijhoofdkwartieren niet van wakker.
Even geduld, eerst verkiezingen
N-VA-tenoren laten geregeld weten dat het belangrijkste de
verkiezingsuitslag is en elke speculatie vooraf ondemocratisch is. Ook dat is
strategisch een goede uitspraak, want het roept de kiezer op om zijn
verantwoordelijkheid te nemen. Een duidelijke keuze te maken. “Hoe meer stemmen
we halen, hoe meer we van ons programma zullen kunnen waarmaken” zo klinkt het
bij sommige N-VA toppers.
Deze logische gedachtegang wordt evenwel tegengesproken door
de eigen voorzitter. De Wever liet verstaan dat het beter zou zijn om maar 30 %
te halen. Want, zo luidt zijn redenering, teveel stemmen zal de anderen
afschrikken om met N-VA scheep te gaan.
Waar ook geen zinnig woord kan over gezegd worden vooraleer
de stemmen geteld zijn, is een mogelijke meerderheid in het Vlaams parlement
van N-VA samen met de andere V-partijen. Hoewel dit groot kabaal zou
veroorzaken is het een democratische mogelijkheid die vooraf evenmin kan of mag
uitgesloten worden.
In Knack stelt Peter De Roover, kersvers N-VA kandidaat een
pertinente vraag waar elke kiezer best
eens zou over nadenken vooraleer het stemhokje binnen te stappen: “Maar de stevige besparing die kan
verwezenlijkt worden door één overheidsniveau terug te schroeven tot een
minimum, wordt weggezet als naast de kwestie en tijdverlies. Het N-VA-voorstel
om over te stappen naar een confederale structuur biedt de kans om onze
overheid veel goedkoper hetzelfde te laten doen. Wie dat idee bij voorbaat
afwijst moet toch eens komen vertellen waarom we die kost van het
niet-confederalisme blijven dragen en de kans die een eenvoudige
staatsstructuur biedt onbenut laten. Kunnen we ons, zeker in deze barre tijden,
de luxe veroorloven onze staatsstructuur te laten zoals ze is?”
Het zou goed zijn mochten de media deze vraag
voorleggen aan de Vlaamse én Franstalige
partijvoorzitters. Hun argumenten zouden veel kunnen verduidelijken. Tot nog
toe was het debat (over de kostprijs van de huidige staatsorganisatie) in de
media een taboe en werd het schaarse cijfermateriaal genegeerd wegens te
vervelend.
Citaten van de week
Bart Haeck in De Tijd: “Terwijl de
verkiezingscampagne voor 25 mei de afgelopen week haar drie laatste maanden
inging en de Wetstraat in de ban was van de legalisering van cannabis en
dubbele familienamen, stemde een verontrustende reeks bedrijven met de voeten:
door weg te gaan of te sluiten”.
Lezer Albert Follens (in een reactie op het artikel van Peter De Roover in Knack): “De analyse van P De Roover is juist: zolang men de bevoegdheden niet volledig overhevelt, spaart men niets. Integendeel de kost stijgt. Waarom? Omdat men enerzijds een schaalgrootteverlies heeft en bovendien nog een extra coördinatie(kost) tussen de resterende federale en de overgehevelde regionale bevoegdheden. Dus moet men voor elke bevoegdheid kiezen: ofwel blijft ze federaal ofwel wordt ze integraal overgeheveld. Dat heet in mensentaal confederalisme; al de rest is dweilen met de kraan open.”
Pjotr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten