MEDIA EN POLITIEK - ANDERS GELEZEN
Politici en de
media spelen een hoofdrol in het informeren van de bevolking. Helaas wordt de
lezer/kijker al te dikwijls getrakteerd op onvolledige of gebrekkige
informatie. Logisch dat de kritische lezer/kijker afhaakt en het marktaandeel
krimpt.
Toch zijn zowel
de politici als de media als de dood om het debat te openen over de plicht tot
objectieve informatie. Wellicht is deze angst ingegeven door het risico dat dan
ook de subsidiëring wel eens ter discussie zou gesteld worden. Toch kan het
niet dat men de subsidiëring als verworven beschouwt, zonder de kwaliteit van
de informatieopdracht te beoordelen. Al te gemakkelijk roept men economische
argumenten in om aan een correcte informatieplicht te verzaken. Zou het dan
niet logischer zijn dat de privé sector
de kosten draagt?
Media en andere meningen
Waarom de media
moeite hebben met sommige meningen is een intrigerende vraag. Eddy Daniels, eindredacteur van De Bron
en gewezen hoofdredacteur van Imediair publiceerde zopas een interessante
bijdrage waarbij hij put uit zijn persoonlijke ervaringen in het wereldje van
de journalistiek. Neen luidt zijn conclusie, het gaat niet om een complot of
inmenging van bovenuit maar is het gevolg van
het corporatisme van het journalistieke gild dat enkel gelijkgezinden
opneemt in de hoogste (lucratieve) regionen van ons-kent-ons.
Zonder de
stelling van Daniels in zijn geheel tegen te spreken, vond ik bij mijn
onderzoek naar De Standaard[1]
toch twee voorbeelden van partijpolitieke interventies door Thomas Leysen,
voorzitter van de raad van bestuur van de krantengroep Corelio en dus de baas
van De Standaard. Dat Leysen telkens vergat om zijn functie bij de krantengroep
te vermelden is geen geruststellende ‘vergetelheid’.
Thomas Leysen als bezorgde burger
Een eerste interventie waarin Thomas Leysen, een
partijpolitiek standpunt inneemt, werd in De Standaard gepubliceerd
op 7 juni 2010. Deze uitspraak werd
nog belangrijker door de keuze van het ogenblik, net voor de verkiezingen op
zondag 13 juni.
Een eerste citaat: “Ik schrijf dit stuk dan ook
niet als VBO-voorzitter of als voorzitter van Umicore. Ik schrijf dit gewoon
als een bezorgde Vlaming die niet van plan is om binnen enkele jaren, als het
te laat is, aan zijn kinderen te vertellen dat we het niet hadden zien
aankomen”. Waarom hij hier niet vermeldt dat hij
ook de baas is van De Standaard kan alleen maar geïnterpreteerd worden als
doelbewuste misleiding. Ik ken trouwens weinig ‘bezorgde burgers’ die enkel
omwille van hun bezorgdheid een volle bladzijde in de rubriek Opinie kregen.
Precies of zijn visitekaartje er niet toe doet.
De korte samenvatting van zijn oproep om niet voor N-VA
te stemmen staat onderaan: “THOMAS LEYSEN Wie? Ondernemer. Wat? Kiezen
voor separatisme zal ons zuur opbreken. Waarom? Het staatsbestel moet op een
doordachte wijze hervormd worden.”
Een redactie onder druk
Op 12 juli
2012, opnieuw een cruciaal moment want net voordat Leterme op 15 juli het
ontslag van zijn regering aanbood, verscheen in DS nog maar eens een bijdrage
van Thomas Leysen. Ditmaal ondertekent hij als voorzitter van het VBO. Hierin
schrijft hij onder meer: “Mijn laatste oproep gaat naar de media. Als de politiek er in de volgende dagen alsnog in zou
slagen de visie op te brengen om een breed communautair vergelijk te
verwezenlijken, zullen de pers en de audiovisuele media in de daaropvolgende
uren en dagen een cruciale rol spelen. Kritische en onafhankelijke
berichtgeving is essentieel in elke democratische samenleving. Het wordt echter
gevaarlijk wanneer scherpe pennen en radde tongen op een scharniermoment
overslaan in goedkoop cynisme of kleingeestig leedvermaak. Hopelijk zal de vierde
macht, aan weerskanten van de taalgrens, kunnen weerstaan aan de drang om al
diegenen die de moed zouden tonen met een oplossing voor de dag te komen, te
bestempelen als volksverraders of als losers. Dan zou de pers immers de
uiteindelijke verantwoordelijkheid nemen voor een welhaast uitzichtloze
situatie, en zouden wij allen de echte verliezers worden”.
Dat Leysen deze bijdrage ondertekent als voorzitter van
het VBO verandert niets aan het dwingend karakter van zijn oproep voor de
redactie van de eigen kranten. Na deze publieke stellingname is het voor de
redactie wel heel moeilijk om daar geen rekening mee te houden. Maar misschien
had ‘zijn’ redactie deze waarschuwing niet nodig omdat het ook zonder hem al op
dezelfde politieke lijn zat.
De VRT kiest voor inhoud
Het zal wel
toeval zijn dat net nu de beste debater onder de partijvoorzitters, Bart De
Wever van N-VA is, dat de VRT-verkiezingsredactie niet wil focussen op personen
maar op partijprogramma’s. Wanneer dat ook op een correcte manier gebeurt is er
geen probleem. Maar of daarmee de kiezers ook voldoende informatie krijgen is
helemaal niet zeker. Eerst zien, dan oordelen. Mij lijkt het echter dat de
belangrijkste aspecten van de politiek besluitvorming nog steeds het exclusieve
privilege blijven van enkele partijvoorzitters en hun intimi. Daarover zullen
we helaas veel te weinig horen of lezen.
De VRT wil een
bijzondere inspanning doen om de partijvoorstellen te evalueren. Controleren of
de cijfers al dan niet kloppen. Een lovenswaardige poging maar niemand is tot
op heden op het gedacht gekomen dat niet de partijprogramma’s noch het
kostenplaatje bepalend zijn voor het toekomstig gevoerde beleid, maar de
rekkelijkheid waarmee de partijen omgaan met hun eigen beloften. Ivan De Vadder
(in De Zevende Dag) zou dus naast de cijfers ook de echte breekpunten voor elke
partij eens moeten oplijsten. Immers, wat geen breekpunt is, is voor de
partijleiding totaal onbelangrijk. Het kan anders zoals het eensgezinde front
van Franstalige partijen nu al decennia in de praktijk bewijzen. Zou de VRT de
kiezers daar niet moeten op attent maken?
Reynebeau sabelt andersdenkenden neer
In DS van 19 maart
buigt Marc Reynebeau zich over het boek[2]
dat gewezen bankier Remi Vermeiren onlangs schreef. Om te beginnen is het
unfair van de redactie om de auteur niet zelf aan het woord te laten. Dat
Reynebeau in zijn zeer eenzijdige recensie zelfs nalaat om de referentie van
dit boek bekend te maken – de lezers zouden het toch eens zelf willen lezen – bewijst hoe
vooringenomen hij wel is. En hoe gewillig de redactie meegaat in de
verkettering van andersdenkenden.
De techniek van
Reynebeau is kinderlijk eenvoudig: haal uit het boek een negatief element en
borduur daarop een volledige recensie die volledig voorbijgaat aan de essentie
van het boek. Kwaadwillige opzet lijkt mij de enige drijfveer. Op die manier
heeft hij in elk geval de geloofwaardigheid van De Standaard als
kwaliteitskrant een flinke deuk gegeven.
Omgaan met extreme meningen
Naar
aanleiding van mijn vorige bijdrage over ‘Gelijkgezinde media gezocht’ kreeg ik enkele bemoedigende reactie
die aantonen dat sommige lezers wel degelijk open staan voor andere en zelfs
extreme meningen.
Marcel
De Rycke reageerde als volgt: ‘Voor mij mogen alle meningen aan bod komen, van
uiterst links tot uiterst rechts, als ze maar in beleefde termen gesteld zijn
en met duidelijke argumenten gestaafd. Een persoon die kennis neemt van welke
mening dan ook moet voldoende nadenken over wat hij meeneemt van de verkondigde
mening en wat hij ervan verwerpt. Een gezonde dosis argwaan is hier altijd op
zijn plaats. Ook al ben ik het niet eens met een mening ik wil altijd luisteren
naar de argumenten (vrij naar Voltaire).
Er is de laatste tijd heel wat te doen om de extreme
verkiezingstaal in Nederland en Frankrijk. Wilders en Marine Le Pen boegbeelden
van extreem rechts werden door alle media opgevoerd.
De vraag is hoe we best omgaan met extreme of zelfs
racistische uitspraken van politieke tenoren? Er zijn drie mogelijkheden, (1)
men zwijgt erover in de overtuiging dat het niet de media zijn die als
klankversterker moeten optreden, ofwel
(2) men censureert de informatie ofwel (3) men geeft alle informatie
zonder beperkingen en laat aan de kiezer over om te oordelen.
Doodzwijgen is een foute optie
De media kozen
zeer dikwijls voor de eerste keuze – doodzwijgen – wanneer het ging om
gevoelige maatschappelijke problemen. Zoals de moeilijkheden van het samenleven
met verschillende culturen. We leerden ondertussen dat deze methode de
problemen niet deed verdwijnen. Het negeren veroorzaakte vooral frustratie. Dat
resulteerde in de opkomst en electorale winst van extreme partijen, zoals het
Vlaams Blok.
Zopas schreef
politicoloog Carl Devos in De Morgen
dat we N-VA dankbaar moeten zijn dat ze door er niet over te zwijgen maar door
nuancering van het dossier de stemmen van het VB kon recupereren.
Overigens was
het opmerkelijk dat de ‘vader’ van het cordon sanitaire tegen het VB, Jos Geysels in Terzake liet optekenen dat het cordon
enkel bedoeld was om met het VB geen regering (of gemeentebestuur) te vormen en
dat het niet de bedoeling was om VB-politici (of de problemen die ze
aankaarten) dood te zwijgen.
Selectieve misleiding helpt niet
Over Wilders
kozen de VRT en meerdere kranten en magazines voor de tweede optie, selectieve
berichtgeving (enkel wat negatief was).
Het is goed dat men inziet dat doodzwijgen weinig zoden aan de dijk zet.
Maar volstaat selectieve berichtgeving? Door de context van de uitspraak te
negeren versterkte men het provocerend en racistisch karakter van de uitspraak
over de Marokkanen in Nederland. Tegelijk zorgt deze aanpak dat er andere
onbeantwoorde vragen rijzen. Onder meer de vraag, hoe het mogelijk is dat
niettegenstaande de racistische inslag ervan, toch zoveel mensen het daarmee
eens zijn?
Morele
verontwaardiging is terecht maar mag geen excuus zijn om de mensen een deel van
het verhaal te ontzeggen. Via internet deed al snel informatie de ronde over
feitelijke gegevens die – gegrond of niet, de lezer zal daarover oordelen –
uitleggen waarom Wilders deze uitspraak deed. Het gevolg is dat mensen beginnen
twijfelen en zich afvragen waarom niet het ganse plaatje voorgelegd wordt.
Want, mochten we het debat opengooien, dat
is het alvast mijn overtuiging, dan zal het gezond verstand van de
bevolking de juiste weg wijzen. Precies omwille van het extremisme en racisme,
maar zonder de (selectieve) morele verontwaardiging van de media.
Etnisch gelieerde problemen benoemen kan
Etnisch
gelieerde problemen kunnen wel degelijk benoemd worden zonder dat de
boodschapper neergesabeld wordt. Twee sprekende voorbeelden.
Luckas Vander
Taelen (Groen) was de eerste die het aandurfde én ook publicatieruimte kreeg
van DS om zijn kritiek te spuien op wantoestanden die veroorzaakt worden door
allochtonen. Zonder hem zat men bij DS ongetwijfeld nog in de fase van
ontkenning. Het werd Vander Taelen niet in dank afgenomen in de progressieve
kringen waartoe hij behoort. Maar ondertussen is ook daar het licht gaan
branden en zoekt men met minder emoties en taboes naar oplossingen in plaats
van de boodschapper te verketteren.
Wanneer een
prominent verdediger van de multiculturele samenleving zoals Daniël Termont,
SP.A burgemeester van Gent, eiste dat er minder
Roma’s zouden verblijven in Gent, dan is dat een veralgemeende veroordeling van
deze bevolkingsgroep – en dus al even racistisch als de uitspraak van Wilders.
Het gaat hier trouwens om eenzelfde achterliggende oorzaak waar ook Wilders
naar verwijst (maar nergens gepubliceerd werd): criminaliteit. In het geval van
de Roma’s gaat het over talrijke diefstallen met inbraak die door de politie
werden vastgesteld of aan Roma’s werden toegeschreven. En ook in België is er
een oververtegenwoordiging van allochtonen van Marokkaanse afkomst in de
criminaliteitsstatistieken.
Wat Termont net
als Vander Taelen met hun uitspraken bewijzen is dat het wel mogelijk is om
etnisch gelieerde problemen te benoemen zonder meteen als racist weggezet te
worden. Hun duidelijke standpunten hebben in elk geval diezelfde media en de
bevolking nauwelijks opgeschrikt.
De media zouden
daar lessen kunnen uit trekken. In plaats van de problemen dood te zwijgen of
het schoolmeestervingertje in de lucht te steken, zouden ze ook kunnen
vertrouwen op het gezonde verstand van hun kijkers/lezers. Na meer dan tien
jaar dagelijks de media als kritisch consument van dichtbij te volgen heb ik de
indruk dat de intellectuele elite, waartoe journalisten en kunstenaars zichzelf
rekenen, schrik heeft van het gezonde verstand. Stel u voor dat de steeds beter
opgeleide ‘straat’ gelijk heeft en niet zij die zichzelf de rol toebedeelden
van schoolmeesters, of godbetert van opvoeders van delinquenten. Het zijn zelfs
geen schoolmeesters, want voor wie het vergeten is, schoolmeesters dienen het
zelfdenkend vermogen van de leerlingen te stimuleren, niet te dwarsbomen door
informatie te verzwijgen.
Overlast zonder onderscheid
Wat deze
uitspraken van Vander Taelen en Termont ook duidelijk maken is dat deze etnisch
gelieerde problemen geen exclusieve dada zijn van extreem rechtse critici. Mij
lijkt het vooral dat de belangstelling (of niet) voor deze problemen alles te
maken heeft met de omstandigheid of men persoonlijk geconfronteerd wordt (of
niet) met de overlast. Uit hun reacties blijkt dat er dan nauwelijks verschil
is tussen de ‘rechtse racisten’ en de ‘progressieve elite’.
Dat nu ook de
PS instemde met een strengere immigratiewetgeving heeft alles te maken met het
toenemend ongenoegen bij de eigen basis. Diegene die zelf het slachtoffer zijn van die wantoestanden in de
‘rode’ steden, en niet verder meewillen in het multiculturele verhaal.
Misschien
kunnen we daarover eens in debat gaan.
Citaat van de week
Doorbraak, Harry
De Paepe, over de angst voor N-VA: “Maar
waarop is dat 'bang zijn' nu gebaseerd? 'Het zijn nationalisten!' 'Ze zijn
rechts!' Misschien wordt het tijd om de slogans even achterwege te laten.
Mensen 'bäng' (ah, de umlaut) maken voor dreigende beelden van stampvoetende
laarzen en schreeuwende bruinhemden door de straten van menig Vlaamse stad na
25 mei lijkt weinig efficiënt en zelfs een heuse banalisering van de geschiedenis.
Een afkeer hebben van een ideologie is begrijpelijk en doodnormaal, maar
bestrijd tegenstanders met argumenten, niet met visioenen vol umlauten. Doe ons
politieke landschap een plezier, want het debat is op dat vlak al even
folkloristisch als een man in pandapak op een televisieavond.
Ik was overigens eens in
Wenen (oei, ze spreken daar Duits!) en ik wilde bij rood licht in een volkomen
verkeersluwe straat oversteken. Je wil niet weten welke verwensingen ik naar
mijn hoofd geslingerd kreeg. Ik wachtte dan toch maar op groen licht. Het land
en de stad zijn in handen van de linkse SPÖ (oei, umlaut!). Moest ik als
'auslander' nu ook 'bäng' zijn?” Anders
gelezen, moet je wel bang zijn voor de socialisten in Wenen, want daar kan een
mens zijn werk en zijn ‘sociale’ woning verliezen wanneer hij zich afkeert van
de partij. De voedingsbodem voor het FPÖ van wijlen Jörg Haider. Eigen bult
dikke schuld.
[2]
Remi Vermeiren, België. De onmogelijke opdracht.
Uitgeverij Pelckmans, 2014, 216 blz., 20,00 euro.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten