MEDIA EN
POLITIEK ANDERS GELEZEN
De vergelijking van Brussel met Wenen zorgde voor enkele
instemmende reacties maar ook voor een gewaardeerd antwoord van filosoof professor
Philippe Van Parijs. Zoals het hoort vindt u hieronder zijn reactie in extenso,
waarna we dieper ingaan op zijn drie belangrijkste overwegingen. Hoewel dit
deel afzonderlijk kan gelezen worden is het aanbevolen om vooraf het eerste
deel ‘Weense dromen, Brusselse realiteit’ te lezen in De Bron (7/11).
Het
antwoord van Philippe Van Parijs
Hartelijke
dank voor dit leerrijk stuk, dat ik trouwens dankzij het uitmuntende
selectiewerk van onze vriend Matthias Storme reeds gedetecteerd en naar mijn
collega publiek recht Edoardo Traversa (op sabbatical in Wenen) doorgestuurd
had.
Ja,
ik heb ambitie voor Brussel. We zullen van de Zenne geen Donau maken en onze
heuveltjes niet plat trappen. En wat Breughel in de Brusselse Hoogstraat
geschilderd heeft zullen we van het Kunsthistorisches Museum nooit terug
krijgen. We zullen ook nooit het grootste deel van de Brusselse conurbatie
binnen de grenzen van het Brussels Gewest krijgen, wat Wenen wel heeft kunnen
verwezenlijken (met een bevolking 1.5 keer talrijker dan het BHG en een
territorium 2.5 groter) en uiteraard veel van de verschillen die u vermeldt
verklaart: Brussel zou bij voorbeeld helemaal geen nood hebben aan transfers
vanwege wie buiten Brussel slaapt indien Brussel een flink stuk van Vlaams
Brabant en Waals Brabant, de twee rijkste provincies van België, had kunnen
inlijven. Dit is niet gebeurd en zal niet gebeuren, om begrijpelijke redenen
die niets met goed bestuur te maken hebben.
Andere
aspecten van de vergelijking (verbonden met de drie punten in mijn artikel in
DM) kunnen ons wel verder inspireren, soms om de huidige situatie te
bevestigen, soms om hervormingen te suggereren.
1.
Brussel is de hoofdstad van alle Belgen zoals Wenen de
hoofdstad is van alle Oostenrijkers (NB: Namen is wel de hoofdstad van
deelstaat Wallonië zoals bv Innsbruck voor Tirol; er was wel één ‘Land’ dat
Wenen als hoofdstad had gekozen: Niederösterreich, dat Wenen helemaal omringt,
maar zoals u weet is die anomalie een kwarteeuw geleden verdwenen en is Sankt
Pölten nu de hoofdstad van Niederösterreich)
en is tegelijkertijd evenals Wenen geen condominium van
andere deelstaten maar een volwaardige deelstaat, met bijzondere
rechten en plichten wegens zijn hoofdstedelijke functie (in het Brussels geval,
van de Europese Unie en van de Belgische federatie).
2.
Een politieke organisatie volgens het "Personalprinzip" (vs
Territorialprinzip), met aparte regeringen, parlementen, onderwijs, sociaal
beleid en belastingen voor de verschillende "Nationen", werd een eeuw
geleden voor Wenen en de andere meertalige gebieden van Oostenrijk voorgesteld
door de socialistische leiders en juristen Karl Renner en Otto Bauer (in
prachtig geargumenteerde boeken respectievelijk in 1902 en 1907 gepubliceerd),
maar werd er (gelukkig voor Wenen) nooit uitgevoerd. Wel in Cyprus en in Zuid
Afrika.
3.
Zoals Parijs eerder, Berlijn of Antwerpen later heeft Wenen (grotendeels) reeds
in 1904 van opgeslorpte autonome dorpen Gemeindebezirke van de gemeente Wenen
gemaakt. Brussel heeft ook zoiets in 1921 gepoogd (met de aanhechting van
Laken, Neder-Over-Heembeek en Haren), maar minder krachtig dan deze andere
steden. Jammer. Indien toen de gemeente Brussel een territorium zo groot als
Wenen had kunnen grijpen, zouden de N-VA en ik nu niet nog voor de fusie van de
Brusselse gemeentes moeten pleiten.
Fulmineren
tegen een partij of tegen een stad is geen vruchtbare bezigheid. Wat wel
vruchtbaar kan zijn is met een open geest en zonder taboes over gelijkenissen
en verschillen tussen steden en landen nadenken, over hun oorzaken en hun
gevolgen, en op deze basis voorstellen maken die ernstig genomen kunnen worden
als oprechte pogingen om het leven van alle betrokkenen te verbeteren. Deze
denkoefeningen mogen gemotiveerd zijn door ongenoegen, zelfs woede over
het huidig beleid en de huidige structuren. Maar ze maken een veel grotere kans
op succes indien ze de juiste attitude vertonen tegenover de plaats en de
bevolking waarvoor de voorstellen gemaakt worden. Brussel heeft zoals
Wenen en zoals alle steden en dorpen in de wereld een vorm van liefde nodig,
van empathie, van tederheid. Het was voor mij niet evident dat deze in uw tekst
aanwezig was.
Ze
ontbrak ook in het beruchte artikel van Jean Quatremer ("Bruxelles pas
belle, in Libération), met wie ik deze woensdag moet debatteren.
Dit zal ik hem zeggen — en ook dat men België niet goed kan begrijpen en
onpartijdig beoordelen indien men uitsluitend de Franstalige pers leest en
hoort.
Het antwoord
van Van Parijs nader bekeken
Het antwoord van Philippe Van Parijs bevat drie interessante
overwegingen:
(1) Hij
betreurt dat Brussel nooit de kans gekregen heeft om ruimtelijk te groeien
zoals Wenen dat wel kon. Dat gebrek aan ruimte verklaart volgens hem ook de
verschillen tussen beide steden.
(2) Hij
vindt dat de politieke organisatie moet berusten op het
territorialiteitsbeginsel en niet op het persoonsbeginsel.
(3) Zoals
elke stad heeft Brussel nood aan empathie in plaats van afwijzing.
In zijn reactie ontbrak echter een verklaring (of
rechtvaardiging) voor de aangehaalde taalgebonden argumenten. Onder meer mijn
bedenking dat Brussel, of beter gezegd ‘Bruxelles’ een probleem heeft met
Nederlandstaligen, blijft onbeantwoord. Deze problemen zijn ook niet te
rechtvaardigen door de beperkte ruimte die hij als voornaamste oorzaak ziet
voor de verschillen tussen Wenen en Brussel.
(1) ‘Brussel heeft nood aan meer ruimte’
Hoewel Brussel in de ogen van de Franstaligen nooit de kans heeft
gekregen heeft om geografisch uit te groeien tot een echte metropool, heeft het
wel de kans gekregen om het land te domineren en dus ook de kans om zich op te
werpen als de hoofdstad van iedereen.
Het Franstalige establishment blokkeerde echter en zag enkel
heil in gebiedsuitbreiding. Jammer dat de hoofdzakelijk Franstalige (financiële)
elite deze kans miste en liever het
geïndustrialiseerde Wallonië leegzoog dan te investeren in een succesvolle reconversie.
Toen daar geen geld meer te rapen viel keerde Brussel zich af van Wallonië en
‘ontfermde’ het zich over de opkomende economische troeven van Vlaanderen, nu
het Vlaamse gewest én van de Brusselse Vlamingen.
Als Brussel grote
delen van het ommeland had kunnen ‘inlijven’ (zijn woordkeuze), dan was er een
heel andere situatie ontstaan dan nu het geval is. Met deze uitspraak erkent Van
Parijs echter dat het huidige Brussel te klein is voor zijn ambitie als
volwaardige deelstaat.
Tenzij hij stiekem
blijft dromen van een bijkomende territoriale uitbreiding. Ook al beseft hij dat zoiets een wensdroom zal blijven. Rest
alleen nog de kronkelweg van het Belgisch compromis om de omliggende gebieden
op een omfloerste manier aan Brussel te binden. In deze Franstalige optiek zet
de huidige staatshervorming met de oprichting van een Metropolitane Gemeenschap
een belangrijke stap in de door hen gewenste richting. Het is dus slechts een
kwestie van tijd vooraleer het duur betaalde communautaire compromis opnieuw
onder druk zal komen te staan. Niet door sommige Vlaamse partijen, maar door de
expansiedrang van francofoon Brussel.
Overigens, in diezelfde
logica past eveneens het Waals-Brussels initiatief om een federatie Wallo-Brux
in het leven te roepen, wat ongrondwettelijk is. Dit initiatief lijft de facto de
Brusselse Vlamingen in de Franstalige Gemeenschap. Het is ook een methode om Wallonië – zoals in het verleden – te
gebruiken voor het waarmaken van een in wezen nationalistische Brusselse
ambitie.
Dit argument
verdient bijzondere aandacht want deze principes botsen reeds sinds de opdeling
van België in ééntalige gewesten en een tweetalige hoofdstad. In Vlaanderen
verdedigen de Franstaligen het persoonsgebonden principe voor de Franstalige
inwoners, terwijl men in Brussel de toepassing van dit principe ten gunste van
de Vlamingen weigert. Hoezeer de Vlaamse federale regeringspartijen en Groen
dat ontkennen, de zesde staatshervorming is een betekenisvolle toegeving aan deze Franstalige visie.
Hier dient aan
toegevoegd dat de territorialiteit de regel is voor beide ééntalige gewesten,
Wallonië en Vlaanderen. In het tweetalig
hoofdstedelijk gebied werden precies omwille van de taalverscheidenheid persoonsgebonden
bevoegdheden gegeven aan de daar aanwezige gemeenschappen. Bewijzen daarvan zijn
het onderwijs en de rechtbanken met
zelfs op het hoogste niveau ééntalige Kamers (Grondwettelijk hof). Ook het
middenveld (o.a. de mutualiteiten) zijn met hun afzonderlijke taalgebonden
organisaties en eigen normen actief in Brussel. Dan is er nog de ‘de facto’
opdeling wegens gebrek aan tweetalig personeel, dat zich vooral situeert in de
gezondheidssector (hospitaalpersoneel) maar ook in sommige administraties.
Een à la carte
toepassing van het territorialiteitsprincipe (wel in Brussel niet in Vlaanderen)
is intellectueel en ook politiek
moeilijk verdedigbaar. Daarom zou het goed zijn mochten de Franstalige
Brusselaars eens duidelijk maken aan welk principe ze de voorkeur geven.
Immers, zonder duidelijke stellingname kan men twijfelen of het werkelijk de
bedoeling is om voor álle Brusselaars de beste keuze te maken.
Het zou ook interessant zijn om te weten of de keuze voor
het territorialiteitsprincipe ook de afschaffing van de faciliteiten inhoudt? Of,
wat in het licht van zijn ambitie voor Brussel wellicht meer aannemelijk is, men
eerst de faciliteitengemeenten wil toevoegen aan Brussel en pas nadien dit
principe wil toepassen?
Hoewel
deze overweging een beetje melodramatisch klinkt vind ik ze bijzonder
belangrijk omdat precies het gebrek eraan een mogelijke verklaring is voor wat
er mis gelopen is in het verleden en waarom Van Parijs’ ambitie – hoe intellectueel
verdedigbaar ook - vandaag nog altijd geen schijn van kans maakt. Dan hebben we
het over die andere cultuur en taal. Het argument waarop hij geen antwoord gaf.
Ik
neem aan dat niemand twijfelt aan het historisch Vlaams (Brabants) karakter van
Brussel. Mocht dat wel zo zijn dan volstaat het om het boek van historicus Paul
De Ridder te lezen. ‘Brussel. Geschiedenis
van een Brabantse stad’ Mens & Cultuur
Uitgevers, 1988
Voor de
verfransing van Brussel zijn de Franstalige Brusselaars verantwoordelijk. Men
moet al van slechte wil zijn om niet in te zien dat deze opgedrongen situatie
niet bevorderlijk was en nog steeds niet is voor het oproepen van tedere
gevoelens bij de Vlamingen. Stel echter dat Brussel geëvolueerd was van een
Vlaamse stad naar een moderne internationale hoofdstad zonder zijn Vlaamse ‘roots’
op te geven. Een hoofdstad waar de zeer talrijke ingeweken Vlamingen – die onder
zware sociale en administratieve druk Frans leerden en spraken – voldoende
politieke macht zouden gekregen hebben om daadwerkelijk mee het beleid te
sturen en om niet gediscrimineerd te worden. Zou Brussel dan niet veel meer
kans gemaakt hebben op de sympathie vanuit Vlaanderen? Waarschijnlijk
wel. Maar dat deed ‘Bruxelles’ niet.
Als er één constante is in het denken van
de Franstalige Brusselse politieke klasse, dan is het de afwijzing van elke
verbondenheid met het Vlaamse ommeland. Dat is hét drama van Brussel: het heeft
een historische kans gemist om Vlaanderen voor zich te winnen. Daarom vrees ik
dat Van Parijs zijn oproep om van Brussel te houden in dovemansoren zal vallen.
De kans is veel
groter dat een afwijzing zonder een grondig debat over het N-VA voorstel voor
Brussel de tegenstellingen enkel zal doen toenemen. Met als gevolg dat het
volgend Vlaams voorstel wel eens veel minder positief zou kunnen zijn voor
Brussel.
Mag ik herinneren
aan het demoniseren van toenmalig verkiezingskampioen Yves Leterme in 2007 door
de Franstaligen, wat ertoe leidde dat ze in 2010 Bart De Wever in de plaats
kregen.
PJOTR
Geen opmerkingen:
Een reactie posten