MEDIA EN POLITIEK ANDERS
GELEZEN
In een interview met Tom Naegels en Rik Van Cauwelaert in dS,
laat laatstgenoemde optekenen dat hij kritiek levert op de Belgische
constructie op basis van cijfers. Maar wat doe je wanneer er geen cijfers
beschikbaar zijn; de besluitvorming verhuld wordt door een politieke boerka? Daarenboven
zijn maatschappelijke problemen en hun oplossingen altijd een samengaan of een
botsing van het verstand en de emoties; nauwelijks te vatten in
wetenschappelijke feiten en cijfers. De kans is groot dat de media dan zwijgen.
Alleen verdwijnen daarmee de problemen niet.
Meer dan cijfers
In zeer veel gevallen bestaan er cijfers, maar worden die
niet prijsgegeven aan de openbaarheid, om diverse redenen. De omgang van de
gevestigde macht, media inclusief, met klokkenluiders en onderzoeksjournalisten
die durven cijfers openbaar maken, is ronduit bedroevend. Dat is een van de redenen
waarom financiële schandalen zelden aan het licht komen en heel snel verzanden
in een juridisch steekspel. Waardoor zelfs Justitie geen rechtvaardig oordeel
meer kan vellen. Het wordt tijd dat we beseffen hoe permissief we geworden zijn
ten aanzien van de weeffouten in het financieel circus en de uitlopers ervan. In
naam van de privacy wordt – ook door personaliteiten en organisaties die de
misbruiken aanklagen - duchtig geknabbeld aan het fundament van een solidaire
maatschappij. Helaas zijn dat allemaal woorden die we de laatste tijd zeer
dikwijls konden horen en lezen, maar nauwelijks nog iets betekenen.
In het maandblad Doorbraak stuurt Rik Van Cauwelaert het
debat over de rol van het middenveld in de richting van een gewetensonderzoek
en vraagt hij zich af of alternatieven (voor de openbare taken die ze
uitvoeren, zoals de betaling van werkloosheidsuitkeringen en de terugbetaling
van medisch kosten) wel beter zouden
zijn. Hopelijk wordt zijn insteek ter harte genomen door de politici en het
middenveld en kan er een politiek debat gevoerd worden op basis van correcte
feiten en cijfers. Maar daarnaast zijn er op zijn minst
even belangrijke vragen die niet met cijfers kunnen beantwoorden worden, zoals volgende vraag: Waarom ligt
een levensbeschouwelijke opdeling aan de basis van organisaties die instaan voor
de uitvoering van publieke taken en waarom zou dat zo moeten blijven?
In een commentaarstukje in dS (28/03) heeft Béatrice Delvaux
het eveneens over het middenveld. In “Toen België Griekenland was”, refereert ze
naar een oudgediende, Henri Bogaert, voorzitter van het Planbureau, die
gedurende de laatste drie decennia getuige was van de betrokkenheid van het
middenveld (de sociale partners) bij het beleid. Ze verwijst naar zijn bijdrage
in Le Soir waar hij het heeft over het belang van het sociale overleg en tot de
ontnuchterende conclusie komt dat (citaat) “De sociale dialoog heeft geen enkele crisis kunnen oplossen. Elke keer heeft
de regering moeten ingrijpen.” De echte macht lag volgens hem bij enkele
personen waaronder de gewezen gouverneur van de nationale Bank, Alfons
Verplaetste die door de ministers in het geheim werden opgetrommeld om de grote
beslissingen voor te bereiden. Wie dus het telkens weerkerend ritueel van de
sociale partners correct wil inschatten doet er goed aan om hiermee rekening te
houden. Mij lijkt het vooral een soortement theater om met meer geld over de
brug te komen in plaats van de tering naar de nering te zetten. Dat verklaart
meteen waarom het niet werkt in crisistijden, als het geld op is.
Brussel
Het is verheugend
te horen dat er binnen N-VA diverse groepen nadenken over de rol van Brussel in
een confederaal model. Maar aan Franstalige kant hebben ze hun huiswerk al gemaakt
en is het voor hen een uitgemaakte zaak dat Brussel een derde evenwaardig
gewest wordt, naast Vlaanderen en Wallonië. Nu ze de bijkomende financiële
middelen binnen hebben – met dank aan de Vlaamse regeringspartijen en Groen - neemt
hun zelfzekerheid buitenmaatse proporties aan. Charles Piqué heeft het in DT
over Brussel “dat geen eiland is in Vlaanderen” maar toch wel een onafhankelijk
gewest met volledige autonomie. Voor alle duidelijkheid, een autonoom
hoofdstedelijk gewest betekent voor de Franstaligen dat Brussel niet langer de
bestuurszetel kan zijn van het Vlaams gewest. Wie denkt dat dit blufpoker is of
ordinaire opschepperij is ziende blind. De volgende staatshervorming – die hij wil
- moet dus gaan over de oprichting van een volwaardig Brussels gewest waar
enkel nog de Brusselaars de baas zijn. De prijs is bekend en het zullen sterke
Vlaamse onderhandelaars moeten zijn om deze prijs niet te betalen. Op zich
reeds een voldoende reden om niet meer aan tafel te gaan zitten als federale
bedelaars maar enkel nog te onderhandelen over wat we samen willen doen. Pas
dan zullen de Vlamingen als gelijken aan de onderhandelingstafel zitten. En voor
wie nog altijd blijft steken in een semantisch dispuut: die gelijkheid, dat is
het enorme verschil tussen het Belgisch federaal en een confederaal
onderhandelingsmodel. Wat we in ruil voor deze prijs kunnen eisen loont de
moeite voor een diepgaand debat, maar dat daar tegenover dezelfde volledige
autonomie staat voor Vlaanderen (inclusief de faciliteitengemeenten) is alvast
de bottom line. Onder Brusselse en Vlaamse autonomisten moet dat toch een
win-win situatie zijn?
Charles Piqué
vergeet echter over cijfers te spreken. Geen cijfers van een flamingant maar
van Paul De Grauwe die in 1991 enkele cijfers verzamelde over het primair
saldo. Mochten de drie gewesten autonoom geworden zijn in 1990 en dus
verantwoordelijk voor hun eigen aandeel in de overheidsschuld, dan zou de
situatie er nu (2010) ongeveer zo uitzien: het Waals deel in de overheidsschuld in 2010 zou opgelopen zijn tot 480
miljard, het Brussels deel tot 55 miljard en Vlaanderen zou een tegoed hebben
van 194 miljard euro. Met gescheiden beurzen zouden deze feiten zichtbaar zijn.
Nog beter: ze zouden Wallonië, maar ook Brussel, al lang gedwongen hebben om de
nodige saneringsmaatregelen te nemen. In het Belgisch huishouden waar alles in
een grote pot gegoten wordt en iedereen er evenveel mag uitpikken, sommigen
zelfs wat meer, worden de feiten verborgen
achter de Belgische cijfers. Met als gevolg dat problemen die als Belgisch
worden voorgesteld in feite reuzengrote Waalse en Brusselse problemen zijn.
Maar er is een alternatief: we blijven van het statuut van
Brussel af en laten alles bij het oude. Dan zitten we in een situatie zoals reeds
bestaat in Groot-Brittannië waar er eveneens een asymmetrische
bevoegdheidsverdeling van toepassing is. Vlaanderen en Wallonië nemen het
beleid in eigen handen als autonome deelstaten terwijl Brussel verder
afhankelijk blijft van het gemeenschappelijke (con)federale beleidsniveau.
De pogingen van enkele BV’s om er iets van de maken via een
typisch Belgisch compromis, zijn niet hoopgevend. Walter Zinzen is alvast
bereid de prijs te betalen zonder tegeneis. Of toch: voor onderwijs en cultuur
krijgt Vlaanderen “inspraak”! Waarmee hij bedoelt dat Vlaanderen moet betalen.
Overigens, waarom voor cultuur en niet voor alle andere sociale diensten, die
voor veel meer mensen belangrijker zijn dan een cultuurtempel? Van een
progressief ex-journalist zou men meer sociale bekommernis verwachten.
Een reactie liet geen
spaander heel van zijn voorstel: “Maar
u die journalist was, mijnheer Zinzen, vergeet nog iets in uw verhaal. De
verzekerde politieke positie van de Vlamingen in Brussel was en is een
consequentie van de verzekerde positie van de Franstaligen op federaal vlak. In
uw verhaal wordt dit niet meer relevant genoemd. Wel goed, dan heeft het
Belgische model ook geen betekenis. Maar ja, Rondas en de Gravensteengroep
dwalen, natuurlijk.
Het kan ook
grappig: Allez voesj, Brussels Hoofdstedelijk Gewest / Région
Bruxelles-Capitale/ Brussels Capital Region, Dos altait moyin om te moyènèiren,
haa moe ni gezopen hemme oem comik te doen, as den oeil stoet zakt 't verstand
in de kluute.
Ondertussen
blijkt uit een onderzoek van de VUB bij 2.500 Brusselaars dat Brussel steeds
meer een vreemde eend in de bijt wordt: de studie toont dat het aantal inwoners
van de hoofdstad die het Frans, Nederlands of Engels beheersen, daalt ten
opzichte van 2006. Toen spraken 95,6 procent van de ondervraagden Frans, ten
opzichte van 88,5 procent nu. Ook het gebruik van het Engels (van 35,4 procent
naar 29,7 procent) en vooral van het Nederlands (van 28, 3 naar 23,1 procent)
daalt. Het Arabisch daarentegen is aan een stevige opmars bezig. Waar in 2006
nog 6,6 procent van de Brusselaars Arabisch spraken, is dat vandaag 17,9
procent. Het Arabisch steekt daarmee het Spaans (van 7,4 naar 8,9 procent)
voorbij en wordt de vierde meest gesproken taal in de hoofdstad.
Citaten
Herman Van Rompuy
(dS): “Kijk naar de cijfers. Geen
enkel cijfer duidt aan dat wij ons kapot bespaard hebben. Wat heeft België
structureel bespaard? 0,5 procent in 2010, 0 procent in 2011 en 0,7 procent in
2012. Dat is heel beperkt.”
Kaaiman Koen Meulenaere in
DT: “En dan komt er een vent
en die zegt: Mannekes, luister eens hier, ik ga een coöperatieve bank
oprichten. Maar eerst moeten jullie me allemaal 20 euro geven. Voor provocaties
van dit niveau bestaat een geijkte procedure: de ketel met pek wordt warm
gestookt en in het hoenderhok wordt een passende hoeveelheid veren bij elkaar
geveegd. Tenminste, daar gaat u vanuit. Nee dus! Twintigduizend naïevelingen,
anders kan je ze niet benoemen, hebben al de eerste dag 20 euro gestort, en
minstens evenveel volgden de dagen nadien. Voor iets wat niet bestaat en wat
ook nooit zal bestaan. Binnen de week driekwart miljoen euro in de zakken van
die Marc Bontemps, die zijn familienaam zelden zo bewaarheid zag als in deze
tijd."
Hugo Claus
citaten die de traditionele media niet halen wegens niet passend in het
Belgisch verhaal (Doorbraak online): “Ik voel me Vlaming, ik houd van de Vlamingen en ik blijf
schrijven in het Nederlands'. (...) In 1965 nam hij zelfs nadrukkelijk een
politiek standpunt in toen De
Nieuwe Gazet hem vroeg hoe hij zou stemmen in een referendum over
federalisme, toen een erg radicaal-Vlaams project. Claus aarzelde even en zei
toen dat hij vόόr zou stemmen omdat de bestaande toestand zo absurd is. Men
kan zich moeilijk een meer absurde toestand indenken. (...) In een federalistisch
verband zouden we het gevoel krijgen dat we reageren op iets dat meer met ons
verbonden is dan het vrij abstracte België van vandaag. Gesteld dat er
bijvoorbeeld een of andere knoeier van een minister is, dan zouden we als
Vlaming beter op zijn Vlaamse vingers kunnen tikken.” In het Franse literaire
programma Apostrophes in
1985 gaf Claus graag zijn visie op het ontstaan van België: In 1830 hadden
Frankrijk, Engeland en Duitsland die neutrale zone gecreëerd, die aan niets
beantwoordt, die geen gezicht heeft, die geen identiteit heeft, en die men
België heeft genoemd. K.U.
Nieuws noteerde in 1991 bij hem: Het streven van Vlamingen naar een
eigen staat vind ik niet eens zo'n onedele drift. Natuurlijk, als het de vorm
aanneemt van rare ridders en lid willen zijn van de grote Arische stam, dan is
dat minder aangenaam. Maar de idee zelf, om een soort duidelijke entiteit te
willen verwerven, daar ben ik niet tegen. Als een Nederlander zegt: Wij zijn
Nederlanders, dan klinkt dat natuurlijk. Maar zeggen: "Ik ben een
Belg" is gewoon ridicuul. Dan begin ik al te proesten.
Hij zag in België ook voordelen en noemde 'het lekkere eten en de
deugddoende chaos' (1969, Brabants Dagblad). Het eeuwige gesjoemel bood
wel voordelen, vond Claus. Over een eventuele politieke meerwaarde van België
als land of natie lijkt Claus het nergens te hebben gehad.
Mark Grammens
over Claus: Ook Claus
was in de jaren zestig, toen ik hem persoonlijk kende, een overtuigd
Vlaams-nationalist, maar niemand die de stapels papier die bij zijn overlijden
aan Claus werden gewijd, heeft gelezen, kon daar zelfs maar een vermoeden van
hebben. Het kliekje dat hem in zijn laatste jaren omringde en het monopolie
bezat op zijn in memoriam, heeft zijn nagedachtenis exclusief geplaatst in het
teken van het eigen ideologisch gelijk, met miskenning van de volledige mens in
zijn vele aspecten.
Tom Naegels over de herdenking van Claus in DM:
"Claus, de Jan Breydel van een kosmopolitische natie": Naegels betreurt
dat Claus postuum wordt ingezet als de dappere, rebelse, kosmopolitische
artiest, die op zijn eentje het machtige rijk van de bourgeois en de
nationalisten deed wankelen, die de hypocrisie van de kapitalist ontmantelt met
zijn kwikzilveren ongrijpbaarheid, en die zo de wérkelijke identiteit van
Vlaanderen heeft getekend. Hiermee reageert hij op Gerard Mortier die in zijn
Clauslezing heel nadrukkelijk Claus “misbruikte”.
Peter De Roover vermoedt dat de Hugo Claus
in de volle kracht van zijn leven een geschikte kandidaat zou kunnen geweest
zijn voor de Gravensteengroep en nog niet eens voor de voorzichtige vleugel
daarvan.
Rik Van Cauwelaert
in dS: Waar
hebt u in uw lange carrière als commentaarschrijver het verschil kunnen maken?
“Bijvoorbeeld in het besef dat je geen nationalist hoeft te zijn om over een
nieuwe staatsstructuur na te denken. Dat is natuurlijk niet alleen mijn
verdienste, maar ik ben blij dat ik daartoe kon bijdragen.”
Pjotr
Anders Gelezen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten