MEDIA
EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
Recentelijk sprak ik met enkele professoren en politici over
de vervanging van vast benoemde ambtenaren door tijdelijke. Dat een vaste
benoeming de efficiëntie in de weg staat, kon echter niemand bewijzen. Een
analyse.
Vooraf
Twee ideologische visies bepalen hoe men een staat
organiseert. De keuze voor een sterke staat (etatisme) waarbij de staat heel
veel opdrachten toebedeeld krijgt en waarvoor een omvangrijke en sterke
administratie nodig is. Een sprekend voorbeeld hiervan is Frankrijk. Voor de
kwaliteit van de administratie staan de afgestudeerden van de ‘Grandes Ecoles’
borg en samen met een sterk politiek (presidentieel) systeem dat minder last
heeft van het NIMBY-syndroom, delen alle Franse politieke partijen, liberalen
evengoed als socialisten, deze visie. Daar tegenover is er de visie die de
staat wil terugdringen tot een beperkt aantal kerntaken, veiligheid, justitie,
… en daarvoor zo weinig mogelijk middelen wil inzetten. Het zijn vooral, maar
niet alleen, de adepten van deze laatste visie die het moeilijk hebben met vast
benoemde ambtenaren.
Waar we het hier niet over zullen hebben is de specifieke
complexiteit van de Belgische staatstructuur. Geen verdeling van homogene
bevoegdheden tussen de bestuursniveaus maakt het voor de uitvoerende diensten
niet gemakkelijker. Wie meer efficiëntie verwacht van de ambtenaren hoeft dus
niet lang te zoeken: kuis de Belgische koterij op.
Confederalisme wordt dan een
oefening in efficiëntie.
Wat loopt er fout
De roep om het ambtenarenstatuut af te schaffen is niet
nieuw. Toenmalig staatssecretaris voor ambtenarenzaken, Hendrik Bogaert,
CD&V, lanceerde dit idee reeds in 2013. Daarover schreef ik een bijdrage
met als titel ‘Een
modern ambtenarenbeleid’. Citaat: ‘een
modern personeelsbeleid vraagt veel meer dan de aanpassing van het
sanctiebeleid en de invoering van tijdelijke medewerkers. Een globale visie
begint met de erkenning van alle bestaande pijnpunten.’
Hieronder de belangrijkste pijnpunten die elke ernstige kans
op een efficiënt ambtenarenapparaat bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken.
(1) Wellicht
het belangrijkste pijnpunt is de politisering van de topfuncties in de
ambtenarij én de druk vanuit
politieke partijen met een sterke vakbondsvleugel, om zoveel mogelijk
‘partijsoldaten’ aan te werven. Het enige argument voor de veralgemeende
politisering van de topambtenaren is dat politici - helaas soms ook terecht -
ervan uitgaan dat niet-partijgebonden ambtenaren onvoldoende betrouwbaar zijn om
het beleid van ‘hun’ regering correct uit te voeren.
(2) Vakbonden
willen vooral zoveel mogelijk personeel en zo weinig mogelijk afremmende
‘autoriteit’. Onder het motto van ‘hoe meer leden’ hoe meer invloed, werken ze
elke modernisering tegen die het aantal leden zou kunnen verminderen. De
dominantie van de vakbonden zorgt er ook voor dat de evaluaties van de
medewerkers niet naar behoren werkt. Defensie, waar de invloed van de vakbonden
minimaal is, slaagt er wel in om alle medewerkers op een ernstige manier te
beoordelen en desgevallend te sanctioneren. Het is ook het departement met de
minste politieke inmenging.
(3) Corporatisme
zorgt eveneens voor een krakkemikkig ambtenarenbeleid. Elke administratie heeft
vanuit een corporatistische reflex een metershoge muur opgetrokken rond de
eigen administratie. Flexibiliteit is een idee dat volgens de vakbonden en
andere conservatieve krachten met de grootste kracht moet bestreden worden.
Terwijl flexibiliteit juist een deel van de oplossing kan zijn.
(4) Politici
die onvoldoende ondersteund worden en daardoor bij gebrek aan kennis en
ervaring, beslissingen (wetten, decreten, …) goedkeuren die problemen
veroorzaken bij de uitvoering. Daarenboven leidt de regelneverij van de staat,
zowel federaal als op Vlaams niveau, tot een oerwoud aan wetten. Soms
onuitvoerbaar of in tegenspraak met bestaande wetgeving. ‘Ad hoc’ wetgeving
verplicht dan tot nieuwe ‘reparatiewetgeving’. Wellicht het dikste boek ter
wereld: het Belgisch staatsblad.
(5) Ambtenaren
die misbruik maken van hun autoriteit om zelf wetten en richtlijnen te
interpreteren (dikwijls vanuit een partijpolitieke inspiratie) of nog erger,
deloyaal zijn aan hun opdrachtgever, de uitvoerende macht. Een flagrant
voorbeeld van een gebrek aan loyaliteit gaf Vlaams topambtenaar, Dirk Van
Melkebeke (van socialistische signatuur). Hij wil vervroegd op pensioen wegens
niet akkoord met het gevoerde beleid. Dat noem ik een (impliciete) eenzijdige
contractbreuk, een ‘civil servant’ onwaardig.
Een efficiënte
administratie
Kwaliteit van de dienstverlening en kostprijs zijn de twee
parameters die voorop moeten staan bij de evaluatie van de efficiëntie. Als de
hierboven vermelde pijnpunten iets aantonen, dan is het enerzijds een
schrijnend gebrek aan een politieke wil om hieraan (de kwaliteit) iets te doen
en anderzijds een bescherming van de individuele ambtenaar die voorrang krijgt
op de efficiëntie van de dienstverlening.
In België, meer nog dan in andere Europese landen, wordt de
ambtenarij al te veel gezien als een hefboom voor de tewerkstelling. Het is
mede oorzaak van de hoge overheidsbestedingen, en verklaart deels waarom de
belastingen hoger liggen dan in andere landen. In dergelijke omstandigheden is
het niet verwonderlijk dat de maatschappij niet hoog oploopt met de prestaties van
de administraties.
De realiteit van een dure en inefficiënte overheid
wegwerken, zou een van de belangrijkste prioriteiten moeten zijn van elke
regering. Maar de tegenkrachten zijn zo sterk dat zelfs nieuwkomers, zoals de
N-VA, er niet in slagen om de wantoestanden weg te werken. Deels omwille van de
weerstand van de traditionele partijen die hun ‘partijsoldaten’ willen
beschermen, maar ook omwille van een gebrek aan durf om ‘nieuwe visies’ op
tafel te leggen.
Maar dat het statuut van de ambtenaren de oorzaak zou
zijn van een gebrek aan efficiëntie werd nog door niemand bewezen.
Er is trouwens iets zeer onduidelijk aan het statuut van
tijdelijke contractuelen: namelijk de tijdelijkheid. Ik zou niet graag de
tijdelijke ambtenaren eten geven die hun ganse leven in de administratie
blijven en zelfs in het vooruitzicht van hun pensioen overgeheveld worden naar
het vast benoemd kader.
Argumenten pro afschaffing
Het voornaamste aangehaalde argument voor de afschaffing, is
dat dit statuut geen flexibiliteit toelaat en de staat opzadelt met meer mensen
dan nodig is. Tijdelijke krachten kunnen na hun kortlopend contract afgedankt
worden en bieden de overheid meer soepelheid om in te spelen op de wijzigende
personeelsbehoeften. Dit nadeel is niet in elke administratie even voelbaar. Administraties
waar er veel belastend werk (operationele opdrachten door militairen, politie
en andere veiligheidspersoneel, …) moet geleverd worden, zullen sneller met een
overschot aan ongeschikt vast benoemd personeel zitten, dan administraties met
minder zware vereisten.
En dan zijn er uiteraard de hiervoor aangehaalde pijnpunten,
kwalen waaronder de administraties lijden. Politisering, overdreven bescherming
van het personeel, een conservatief en corporatistisch personeelsbeleid, …
belemmeren dat de administraties efficiënter worden.
Argumenten contra afschaffing
Stabiliteit en continuïteit zijn belangrijke factor voor de
efficiëntie van een bestuur. De opbouw en het behoud van kennis en ervaring
wordt ook in elke privébedrijf gewaardeerd. Door de toenemende complexiteit –
denk maar aan de stortvloed aan nieuwe wetgeving – kan een efficiënt beleid
niet zonder deze gespecialiseerde kennis en permanente bijscholing. Denken dat
men dezelfde kennis en efficiëntie kan bereiken met tijdelijk personeel (en het
inherent groter verloop van medewerkers) is fout. Wie pleit voor tijdelijk
personeel zal minder belang hechten aan de kwaliteit van de dienstverlening en
zoekt vooral besparingen.
Het is evenmin denkbeeldig dat door de afschaffing van de
werkzekerheid de politieke bescherming van de ambtenaar door (en zijn
afhankelijkheid van) politieke partijen nog zal toenemen.
Alternatieve oplossingen
Het omvormen van de administraties is geen werk van korte
adem. Het is een complex probleem dat best niet besmet wordt door populistische
prietpraat over ‘ambetantenaren’.
Uit de voorgaande overwegingen en argumenten kunnen we toch
iets leren. Namelijk dat efficiënte administraties slechts mogelijk zijn
wanneer men de pijnpunten durft aan te
pakken. Dat kan door onder meer een goede mixt van vast benoemd personeel (dat
de ruggengraat vormt) en tijdelijk personeel (dat de schommelingen inzake
personeelsbehoeften moet opvangen) in te zetten. Maar er is meer nodig en
mogelijk.
Mijn pleidooi voor meer flexibiliteit in ruil voor
stabiliteit (vaste benoeming) heb ik reeds uitvoerig toegelicht in een
bijdrage over defensie. Daarin pleit ik voor flexibiliteit door de muren
tussen de administraties te slopen en het aanwerven van vast benoemde
ambtenaren te koppelen aan de verplichting om beschikbaar te zijn voor meerdere
publieke diensten. Mits deze vereiste contractueel te voorzien stelt deze
oplossing geen enkel juridisch probleem. Wel is het nodig dat deze
flexibiliteit geldt voor alle vast benoemde ambtenaren van hetzelfde niveau en
bij voorkeur voor alle niveaus.
Bij wijze van voorbeeld zou defensie gemakkelijk duizenden
goed opgeleide (maar te oude) militairen kunnen missen zonder dat de operationele
capaciteiten aangetast worden. In tegendeel, door minder oud personeel te
moeten betalen komt er meer budgettaire ruimte om jonger personeel aan te
werven. En via dergelijke flexibiliteit kan dit ouder, maar daarom nog niet
onbekwaam, personeel ingezet worden in andere administraties.
Mogen we hoopvol zijn, nu N-VA,
de partij die pleit voor minder staat en meer efficiëntie, de minister levert
die bevoegd is voor het ambtenarenbeleid?
Pjotr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten