10 februari 2015

Waarom de kwaliteitspers faalt




MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

De commotie rond twee belangrijke maatschappelijke problemen, de opmars van de fundamentalistische Islam en de controverse over de klimaatevolutie, toonde duidelijk aan dat de kwaliteitsjournalistiek faalt in haar opdracht.

Paternalisme troef


 

Volgens de redenering van de redactie van De Standaard mag iedereen aan bod komen, maar is er een dosering nodig (lees hier). Een dosering die niet bepaald wordt op basis van kennis maar van wat de redactie denkt dat belangrijk is voor zijn lezers. Op Canvas kwam Bjorn Soenens, hoofdredacteur van Het Nieuws, nogmaals herhalen dat de kijkers niet alles moeten kunnen zien. Anders gelezen: Wij bepalen wat belangrijk is en aandacht verdient. Deze visie houdt twee gevaren in: dat de media omwille van commerciële overwegingen een onvolledige selectie maken en dat journalisten het nieuws selecteren op basis van hun eigen overtuiging.
 
Het is evident dat het overweldigend aanbod aan nieuws verplicht tot selectie. Maar wanneer ik zie hoeveel publicatieruimte in kwaliteitskranten zoals De Standaard en De Morgen verspild wordt aan trivialiteiten, dan is het duidelijk dat dit argument slechts een drogreden is om de maatschappelijk veel belangrijker informatie te weren op basis van redactionele (of commerciële) voorkeuren. 
 
Deze twee gelijklopende visies, waar alle politiek-correcte media aan meedoen, getuigen in elk geval van een paternalisme dat te vergelijken valt met de houding van de pastoors in de vorige eeuw. Nu er geen pastoors meer zijn en ook de onderwijzers nauwelijks nog opmerkingen mogen maken bij wangedrag van de jongeren, vullen onze journalisten dit gat op met een soms veel erger betutteling.
 
Waaraan ligt dat? Misschien heeft het te maken met de jachtigheid van ‘het nieuws’. Elke dag iets nieuws ‘moeten’ brengen met tussendoor nog eens instant-nieuws online, dat valt moeilijk te behappen voor kranten die uiteindelijk bedrijven in nood zijn, afhankelijk van staatsteun en daarom meer in termen van markering denken dan goed is voor hun informatieopdracht.
 
Maar dat verklaart niet alles. Even alarmerend is de vaststelling dat de kwaliteitskranten zijn verworden tot opinieblaadjes. Alles wat enigszins controversieel is wordt uitbesteed aan ‘opiniemakers’ die al of niet tegen betaling hun gedacht mogen zeggen. Nochtans zijn het precies de controversiële onderwerpen waar nood is aan meer afstandelijke duiding, wars van elke vooringenomenheid die eigen is aan elke opinie. Zo kan het dat wanneer het Vlaams parlement zijn oor leent voor de onderzoeksresultaten inzake de multiculturele samenleving (de radicalisering) van de Nederlandse Marion Van San, er ook een bericht staat in de krant. Maar vermits haar onderzoek niet het resultaat opleverde dat past in de visie van de krant, krijgen we minstens één reactie, meestal meer, die haar conclusies aanvecht. Dat die kritiek soms kant noch wal raakt, of gewoon voorbijgaat aan de boodschap van Van San is helemaal niet belangrijk. De twijfel is er en meer moet dat niet zijn.

Tijd en kennis


 

De oorzaak van deze selectieve ‘oogkleppen’journalistiek ligt onder meer in het ontbreken van de tijd en een diepgaande kennis binnen de redacties. Dat is geen verwijt maar gewoon een kwestie van te weinig investeringen in kennis. De verschuiving van duiding naar opinie had nog een ander gevolg dat minder opvalt maar daardoor juist gevaarlijker is. De verantwoordelijke voor de opiniebladzijden – de journalist(e) die kiest wat in de krant komt of niet – werd veel belangrijker. Zelfs belangrijker, zo lijkt het bijwijlen, dan de hoofdredacteur. Want wie anders dan deze verantwoordelijke evalueert de inzendingen?
 
Opinie is vandaag zo vanzelfsprekend voor de kranten dat het gelijkgesteld wordt met goede afstandelijke journalistiek. Opmerkelijk dat zelfs de hoofdredacteur van DS het nodig vond om zichzelf de titel aan te meten van ‘Opiniërend hoofdredacteur’. Waarmee hij zich als hoofdredacteur niet meer hoeft te houden aan de journalistieke deontologische regels. Hoe vindingrijk kan men toch zijn om het eigen falen te camoufleren.

Goed kunnen schrijven volstaat niet


 

Deze evolutie is mij opgevallen omdat, tegelijk met de teloorgang van de afstandelijke duiding in de pers, het lezerspubliek uit pure frustratie zelf de pen ter hand nam en zich uitleefde in de burgerjournalistiek. Niet via de vluchtige sociale media, maar blogs en e-nieuwssites en -magazines die diepgravende bijdragen afleveren. Terwijl journalisten vooral goed kunnen schrijven en men van hen verwacht dat ze ook over elk onderwerp zinnige dingen kunnen schrijven, zorgen gespecialiseerde burgerjournalisten en bloggers voor dieper gravende bijdragen. Dat de lezers daarbij wel eens minder fraai taalgebruik moeten accepteren, doet niets af aan de inhoudelijke kwaliteiten van hun artikels. En ook inzake taalgebruik  is er een merkbare vooruitgang.
 
Maar het grote verschil tussen krantenredacties en burgerjournalistiek is eigenlijk nog simpeler: Journalisten moeten schrijven, elke dag opnieuw, burgerjournalisten niet, ze kunnen zich beperkten tot wanneer ze iets te zeggen hebben. Wat een luxe! Dat levert een ongeziene verscheidenheid op aan invalshoeken waartegen de kleffe  eenheidsworst van de kwaliteitskranten schril afsteekt.
 
Dat het pijn doet kunnen de klassieke media niet verbergen: terwijl journalisten dagelijks berichten uit andere kranten copy-pasten of herkauwen om hun eigen edities te vullen, wordt de interessante informatie die te lezen valt op de nieuwe nieuwskanalen doodgezwegen. Bang als ze zijn dat hun lezers de weg zouden vinden naar (meestal gratis) informatiekanalen waar geen paternalisme noch zelfcensuur in de weg staat van analyses en achtergrondnieuws. Daarmee doen de kranten niet alleen zichzelf tekort, maar vooral hun lezers. Het belet de journalisten nochtans niet om ook daar de mosterd te halen voor hun artikels en ‘vergeten’ deze als referentie te vermelden.

De boekskes en kwaliteitsjournalistiek


 

Deze paternalistische houding leidt dan tot een andere vaststelling: Door de zelfcensuur negeert men stemmen die nochtans belangrijk zijn. Het wordt een beetje lachwekkend wanneer die (ocharme) ‘boekskes’ met interviews komen die de zelfcensuur van de poco-pers niet overleven. Een voorbeeld:
De kranten schonken alle aandacht aan hun uitverkoren woordvoerders van de moslims, Meyrem Almaci, Selahattin Koçak en Co, die ons verzekeren dat die terroristen geen uitstaans hadden met de islam. Dat het losgeslagen figuren waren en jawel, opgegroeid zonder kansen, sukkelaars dus. Om te eindigen bij het dogma: de moslims lijden onder het onnoemelijk onrecht dat wij hen aandoen. Die nagel moet erin geklopt worden, want volgens sommigen net zo erg als de concentratiekampen waar miljoenen joden en andere ‘minderwaardigen’ werden uitgeroeid.
 
Dat het een leugen is kunnen we alleen lezen in de ‘boekskes’ waarop de zogenaamde kwaliteitskranten neerkijken. In Humo van 27 januari werd een interview gepubliceerd over drie volle pagina’s waarin de Franse islamoloog Rachid Benzine komaf maakt met die afgezaagde excuusproza: ‘Ik zie ze op TV, ik lees ze in de kranten: de vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap die koppig blijven volhouden dat de terroristen en die figuren van de Islamitische Staat niet in naam van de islam handelen, dat die mensen geen moslims zijn en niets met de islam te maken hebben. Het is gewoon niet waar., dat gebeurt wél in naam van de islam. Het heeft geen zin om te beweren dat de islam de religie van de vrede is, of die van het geweld. De islam is het allebei.’
 
Wanneer ik dat lees dan denk ik: wanneer zullen de poco-media inclusief de VRT eens stoppen met leugens verkopen?

Heeft DS het begrepen?


 

Wellicht is DS-redactie helderziende want, net nu ik dit artikel schrijf, sturen ze mij volgende gepersonaliseerde mail:
 
‘Beste Pierre Therie,
Acht journalisten zijn een halfjaar hun job kwijt. Hun gewone job toch.
Want ze krijgen maar één opdracht: focussen op één groot maatschappelijk vraagstuk. Ze mogen er de tijd voor nemen, zodat zij zich grondig kunnen verdiepen. Om terug te komen met antwoorden die u nieuwe, zinvolle inzichten verschaffen.
Voor deze 'Correspondenten van De Standaard' sparen we ons het brood uit de mond. We investeren in journalistiek die tijd, geduld en concentratie vraagt. Waardoor u straks dossiers en reportages voorgeschoteld krijgt die u nooit eerder las. Met nieuwe onthullingen die uw blik op de grote thema's van deze tijd verruimen. En die u inspireren.’
 
Oei, moet ik nu mijn artikel herschrijven? Heeft de redactie het eindelijk begrepen?
 
Helaas de ontnuchtering volgde bij het lezen van de grote maatschappelijke thema’s die aan bod zullen komen:
Over robotica en artificiële intelligentie
Over suiker
Over voeding en politiek (jawel in deze combinatie)
Over het perfecte kind
Over rechtvaardige belastingen
Over het nieuwe Europa.
 
Was er een betere reden om mijn artikel toch te publiceren?
 
Pjotr

 

Geen opmerkingen: