11 juli toespraak door Jan Verheyen
Uit
de 11-juli toespraken selecteer ik telkens de toespraak die mij persoonlijk het
meest aanspreekt. Ditmaal koos ik voor de toespraak van Jan Verheyen in het Brugse stadhuis.
Een staande ovatie viel hem te beurt. De toespraak is ook te lezen
online . Veel leesplezier.
Is
het u ook opgevallen hoeveel mensen de laatste weken zo trots waren? Trots om
Belg te zijn. Het ging natuurlijk niet om een plotse uitbraak van
diepgewortelde patriottistische gevoelens, een soort belgicistisch variant van
het EboIa-virus, nee, het was een geval van massa-hysterie waar allicht menig
aspirant-socioloog en psycholoog binnenkort op zal promoveren, massa-hysterie
veroorzaakt door de prestaties van de Rode Duivels op het WK Voetbal
in Brazilië. Daar heeft u vast en zeker iets over gelezen of gehoord,
recentelijk. Ik zeg nu ‘de’ Rode Duivels maar eigenlijk moet het zijn ‘onze’
Rode Duivels. Het zijn ‘de’ Rode Duivels als ze, zoals de afgelopen twee
decennia, met anderen in de middelmatigheid een sluimerend mediabestaan leiden.
Maar
sinds de wonderlijke wedergeboorte onder Wilmots zijn het weer ‘onze’ Rode
Duivels en zijn we er ‘trots’ op. Dat is massa-hysterie maar ook een vorm van
collectivisme, een gevoel van verenigd zijn. Het succes van ‘onze’ Rode Duivels
straalt af op ons allemaal en op de natie - België dus. En dat creëert een
gevoel van nationale trots, chauvinisme, nog eens versterkt door het feit dat
landen als België maar ook bv. Costa Rica, Algerije of Columbia, landen
die zelden of nooit een item zijn op CNN tenzij bij uitzonderlijke rampspoed,
voor één keer een positieve hoofdrol opeisen op het internationale toneel. Soms
is de identificatie zelfs totaal: ‘we’ hebben goed gespeeld, hoor je dan zo’n
met obesitas flirtende vijftiger roepen, terwijl hij in een te strak t-shirt in
een polonaise slingert, een literblik Jupiler in de ene hand, een opblaasbare
maar al lichtjes slap hangende drietand in de andere, het gezicht slordig
rood/geel/zwart geverfd en met een Fellaini-pruik scheef op de kalende schedel.
U kent vast het spreekwoord: succes heeft vele vaders, falen is een wees.
Al
even voorspelbaar zijn de opiniestukken in kranten waarin het sportieve succes
van de Rode Duivels en het feit dat een aantal van de spelers zowaar zinnen kan
vormen in de beide landstalen onmiddellijk wordt gezien als een symbool van het
‘nieuwe’, frisse, moderne, speelse, veelkleurige België, een opgeluchte ‘yes,
we can’, een ‘we zijn toch goed bezig’, een voluntaristische
op-de-borst-klopperij. Ook daar bestaan termen voor, ik noem er een paar:
projectie, wishful thinking, recuperatie. Het mag dan ook geenszins
verbazen dat het regeringsvliegtuig overuren klopte om de doorgaans
voetbalschuwe excellenties naar Brazilië te vliegen om zich daar te gaan
wentelen in de volksgunst. Brood en spelen, nietwaar, en blijkt nu dat zelfs
spelen alleen al volstaan.
Want
ondertussen zwalpt dit land gezapig verder, tijdelijk verenigd door Koning
Voetbal, maar in de realiteit nog altijd hopeloos verscheurd en in een diepe
identiteitscrisis. De breuklijnen zijn legio: ze lopen tussen het noorden en
het zuiden, tussen arm en rijk, tussen ondernemers en ambtenaren, en ook meer
en meer tussen de zogenaamde high culture en de low culture. Het zijn vaak
pijnlijke tegenstellingen, en met name in het culturele veld vaak onbegrijpelijke
tegenstellingen, althans voor mij.
Het
eerste luide, krachtige signaal kwam er op 21 januari 2011 in de nasleep van de
verkiezingen van 2010 tijdens de lange, moeizame regeringsvorming. Het
werd uitgezonden vanuit de KVS in Brussel, waar enige tientallen cultuurdragers
het podium beklommen om daar onder de slogan ‘Niet in onze naam’ een hoogst
onduidelijk discours te brengen. Ze claimden, en dat was wel slim, nadrukkelijk
de begrippen ‘verdraagzaamheid’ en ‘solidariteit’, hier en daar struikelde
zelfs iemand over het moeilijke woord ‘kosmopolitisch’, en insinueerden in één
moeite door dat die begrippen haaks stonden op nationalisme, ergo ook op
Vlaams-nationalisme en, waarom niet, nu we toch bezig zijn, Vlaams tout court.
De
gemiddelde Vlaming is immers een naar volkse vulgariteit neigende, in te krappe
trainingspakken geprangde, uit zijn neus vretende, angstvallig door de
gordijnen van zijn lelijke fermette loerende kneuterige angsthaas – zoals we
die ook geportretteerd zagen in bv. ‘Duts’ en ‘De Ronde’ en als typetje in
nogal wat andere fictie -en humorprogramma’s. Het zijn interessante
archetypes van hoe de intellectuele elite, onze eigen gauche caviar,
de Vlaming ziet.
Ik
herinner me dat dat die bonte avond in de KVS door de media werd gecoverd als
een evenement van het grootste belang, en het dient gezegd : dat was een enorme
opsteker voor de deelnemende artiesten. Het was tenslotte toch al een hele tijd
geleden dat iets dat zich op een podium afspeelde enige maatschappelijke
relevantie leek te hebben — de laatste keer was, als ik het goed heb, de
opvoering van ‘De Stomme van Portici’ in de Munt op 25 augustus 1830.
Dat
leidde onvermijdelijk tot hubris en een ware tsunami aan
opiniestukken over de weerzinwekkende perversiteit van nationalisme, Vlaams-nationalisme
en Vlaams, en hoe klein de stap wel is van vendelzwaaien naar uitroeiingskampen
– ja, geen cliché werd geschuwd. Zelfs ik dacht toen : laten we dan toch maar
zo snel mogelijk een regering vormen, want als ik nog één opiniestuk moet lezen
van een theatermaker die meer opinies heeft dan dat er mensen in zijn zaal
zitten, ga ik gillen.
En
allemaal ook maar pleiten voor een compromis, want dat bleek in deze dus
het hoogste goed te zijn. L’histoire se repète, wat dat betreft, want 2014
begint meer en meer op een slechte remake van 2011 te lijken. Raar, vind ik
dat, want het grootste compliment dat je kunstenaars kunt geven is net dat ze
eigenzinnig zijn, dat ze wars van toegevingen aan smaak, toegankelijkheid,
commercie vooral ‘hun eigen ding doen’. Ik daag u uit één positieve recensie
over een kunstwerk of een artiest te vinden waarin de woorden ‘eigenzinnig’
en/of ‘compromisloos’ niet voorkomen. En net die mensen trokken toen de straat
op om van hun leiders te eisen wat ze zelf doorgaans met amper verholen
minachting verfoeien : een compromis — begrijpe wie begrijpe kan.
Eigenzinnigheid is dus in elk geval weer iets heel anders dan consequentie.
Maar
het blijft fascinerend, dat absolute schrikbeeld voor het adjectief ‘Vlaams’ in
de culturele sferen. Als zelfs pakweg Arno zich in interviews nadrukkelijk
positioneert als belgicist en wel eens aanschuift voor een bouchée à la reine
in Laken, mag je aannemen dat dezer dagen het zich outen als Vlaming – of daar
gewoon al niet beschaamd voor zijn – het equivalent is van het uit de kast
komen van Will Ferdy in de jaren stillekens. Overigens heeft het nog niet eens
te maken met het al eerder beschreven begrip ‘trots’. Het volstaat om in
Vlaanderen geboren te worden om Vlaming te zijn. Daar is, net als verjaren, geen
verdienste aan. Het enige wat je moet doen om te verjaren is op de dag van je
verjaardag ‘s ochtends levend wakker worden. Het is een feitelijkheid.
Vanwaar
dan toch die drang van onze culturele en artistieke intelligentsia om dat bij
voorkeur te negeren of, iever nog, beschaamd te verloochenen. Ik vermoed, het
is maar een theorie, dat het nog altijd voor een groot deel te maken heeft met
het collectieve trauma dat links heeft opgelopen op Zwarte Zondag, en de vele
Zwarte Zondagen daarna. Het begrip ‘Vlaams’, zelfs het op zich neutrale
adjectief ‘VIaams’ was plots bezoedeld, gekaapt als het ware door uiterst
rechts. En vanuit een bijna Pavloviaanse reflex – rechts is fout, dus Vlaams is
fout – en uit angst om uit de politiek-correcte kerk te worden gebannen, RENDE onze
elite in blinde paniek de andere kant uit alwaar zij zich – bien etonnées de se
retrouver ensemble – aanschurkten tegen de monarchie. Waar in normale landen de
artistieke wereld bijna per definitie kritisch staat tegenover kerk en staat,
is ze hier verworden tot de schoothond van de meest anti-democratische
instelling die er bestaat : het koningshuis, het laatste symbool van de
erfelijke macht. Overigens vermoed ik dat het hier niet zozeer om een krachtig
politiek statement gaat – de gemiddelde culturo is doorgaans alleen met
politiek bezig als er een nieuwe subsidieronde aankomt – , dan wel een soort
groepsgedrag waarvan het politieke gewicht niet hoger moet worden ingeschat dan
de bereidheid opiniestukken en petities te ondertekenen waar de juiste namen al
onderstaan, met andere woorden : als Tom Lanoye al heeft getekend. Het is in
essentie zoals met sport of zoals met het stammengevoel in de oertijd
: de meeste mensen willen nu eenmaal ergens deel van uitmaken, strength by
numbers, het geborgen gevoel van tot een groep te behoren die hetzelfde denkt
als jij, of eventueel zelfs voor jou denkt.
Ik
heb dat met lede ogen zien gebeuren, omdat het volgens mij niet klopt : ik zie
namelijk niet in waarom je niet Vlaams én verdraagzaam én solidair kan zijn én
open naar de wereld, drie eigenschappen waarvan het alleenrecht nu arrogant
wordt geclaimd door de leden van de politiek-correcte kerk. Aanmatigende onzin
die ondertussen wel zo diep is doorgedrongen in het maatschappelijk discours
dat het voor waarheid wordt aangenomen. Immers, als je iets maar lang genoeg en
luid genoeg roept, en daarvoor ook een aantal welwillende media ter beschikking
hebt, wordt het op den duur inderdaad ook voor waar aangenomen.
Welnu,
ik wens dat hier te betwisten. De gemiddelde Vlaming is geen racist. De
gemiddelde Vlaming heeft empathie en tekent petities en is zelfs bereid om op
te stappen in een stille betoging als het perfect geïntegreerde
vluchtelingengezin in zijn dorp waarvan de kinderen op de school van zijn
kinderen zitten en de ouders deel zijn gaan uitmaken van het dorps -of
wijkweefsel na drie jaar plots wordt uitgewezen. Maar de gemiddelde Vlaming
verfoeit expliciet, georganiseerd profitariaat. En geef hem eens ongelijk.
De
gemiddelde Vlaming is niet conservatief in de betekenis van bang en reactionair
en ter plaatse trappelend. De gemiddelde Vlaming wil net vooruit, wil werken,
de toekomst van hemzelf en de generaties na hem veilig stellen. Het lijken mij
eerder zij die zich zo graag ‘progressief’ noemen die zich aanvleien tegen de
inertie, die om de haverklap met verworven rechten schermen en desnoods het
hele land lam leggen omdat ze godbetert hun verlofdagen niet gepland krijgen.
Die wel heel hard roepen hoe progressief ze zijn maar in de praktijk keihard
het egoïstische ‘après nous le déluge’ toepassen. En het is dat dat de
gemiddelde Vlaming degouteert. En geef hem eens ongelijk.
En misschien is de gemiddelde Vlaming wel een beetje bang, ja. Bang omdat zijn toekomst en de toekomst van zijn kinderen dreigt gehypothekeerd te worden, letterlijk bijna, door een laf beleid. Daar is de gemiddelde Vlaming bang voor. En geef hem godverdomme eens ongelijk.
En misschien is de gemiddelde Vlaming wel een beetje bang, ja. Bang omdat zijn toekomst en de toekomst van zijn kinderen dreigt gehypothekeerd te worden, letterlijk bijna, door een laf beleid. Daar is de gemiddelde Vlaming bang voor. En geef hem godverdomme eens ongelijk.
En
we stonden erbij en we keken ernaar en we hebben het keer op keer laten
gebeuren. We hebben toegestaan dat wanhopige mensen die op een foute partij
stemden werden weggezet als verzuurde zeikerds, als mestkevers, terwijl de
meesten gewoon een signaal uitstuurden, smeekten dat ook eens naar hen, naar
hun noden zou worden geluisterd.
We
hebben toegestaan dat dit absurde land zoveel regeringen creëerde dat het de
facto onbestuurbaar is geworden. We hebben in Brussel iemand rondlopen die zichzelf,
zonder er zelf bij in lachen uit te barsten, minister-president noemt. Er is
een Brusselse minister van mobiliteit. Serieus. Er zijn steden van tien miljoen
inwoners die bestuurd worden, en goéd bestuurd worden, door een burgemeester.
Brussel
heeft een regering met een minister-president, een schepencollege met een
burgemeester, en 19 gemeenten met nog een hele zwik gezagsdragers. Ze moeten
daar het Congressenpaleis afhuren als moet worden vergaderd over langs welke
kant van de weg de pmd-zak moet worden buitengezet.
KarI-Heinz
Lambert, een sympathieke mens, daar niet van, en iemand die ik absoluut, zeker
weten, de BARBECUE zou
toevertrouwen bij de jaarlijkse benefiet voor de plaatselijke voetbalploeg, is
jarenlang minister-president geweest van de Duitstalige deelregering, hij is nu
opgevolgd door Oliver Paasch. Hij beschikt over een vice-minister president en
twee ministers en legt verantwoording af aan 25 parlementsleden. De Duitstalige
gemeenschap in dit land telt ongeveer 60 000 mensen. Met alle respect, maar dat
is een dorp.
We
hebben toegestaan dat we aan de absolute wereldtop staan qua files, en wat doen
we ? We zuchten en we staan een halfuur vroeger op. We hebben toegestaan dat
justitie een tandeloze tijger is geworden, dat het migratiebeleid decennialang
een chaos is geweest waar we nog generaties lang de gevolgen van zullen dragen,
dat ons sociale systeem waar we zo trots op zijn en waar we niet weinig aan
bijdragen is uitgehold en geplunderd en dat wie daar iets aan wil doen wordt
uitgescholden als harteloos en asociaal.
We hebben ook toegestaan dat onze ondernemers en ZELFSTANDIGEN met
de nek worden aangekeken, gewantrouwd, beknot, dat het begrip ‘de brave
hardwerkende Vlaming’ niet langer de eretitel is die het zou moeten zijn, iets
dat respect en bewondering afdwingt, nee, het wordt geringschattend en
spottend, smalend uitgesproken, het is net geen scheldwoord geworden.
We hebben toegestaan dat veel uitingen van Vlaamse cultuur worden beschimpt, gekleineerd, genegeerd of actief gesaboteerd, en of dat nu gebeurt door de smaakpolitie, de muziekmaffia, of welke andere zelfuitgeroepen groep poortbewakers ook, het is misplaatst en unfair, intellectueel oneerlijk en getuigt van een pover zelfbeeld.
We hebben toegestaan dat veel uitingen van Vlaamse cultuur worden beschimpt, gekleineerd, genegeerd of actief gesaboteerd, en of dat nu gebeurt door de smaakpolitie, de muziekmaffia, of welke andere zelfuitgeroepen groep poortbewakers ook, het is misplaatst en unfair, intellectueel oneerlijk en getuigt van een pover zelfbeeld.
Een
andere interessante vaststelling is dat die jammere breuklijn zich cultureel
vertaalt in een aanscherping van de veronderstelde tegenstellingen tussen de
zogenaamde high culture en de low culture. Grof gesteld komt het erop neer dat
wie zingt in het Engels en/of wel eens in een rokerige club in een voorstad van
London performt, meer au sérieux zal worden genomen dan de kloefkapper die in
het Vlaams optreedt. ‘I Iove you’ is geloofwaardiger dan ‘Ik zie u graag’, dat
fenomeen. Idem voor theater waar je toch alleen maar kan vaststellen dat het repertoiretheater
bijvoorbeeld op een paar decennia tijd moedwillig is uitgeroeid, en het
alternatieve – wat, voor alle duidelijkheid, nodig is en zuurstof levert aan
een creatieve sector – de norm is geworden.
Idem
voor film, waar een PRIJS op
een festival waar je voorheen nog nooit van had gehoord in appreciatie zwaarder
weegt dan hoge bezoekcijfers in eigen land. Ik citeer in dit verband graag een Vlaamse
filmmaker die in een radio-interview beleefd werd gevraagd of het niet
teleurstellend was dat er ondanks al die prijzen zo weinig mensen naar de film
waren komen kijken. Ze zei : “Dat kan me niet zoveel schelen. Al komen er maar
duizend mensen kijken, zolang het maar de juiste mensen zijn”.
Sta
me toe dit te illustreren met een persoonlijke anekdote die ik gretig koester :
in het begin van deze toen nog met hoop en gretigheid ingezette nieuwe eeuw,
het moet in 2001 geweest zijn of daaromtrent, werd ik door de lezers van het
weekblad ‘Knack’ , onderafdeling ‘Knack Focus’, uitgeroepen tot Man van het
Jaar in de categorie Cultuur. Het was het jaar van mijn film ‘Team Spirit’, met
bijna 400 000 bezoekers een eclatant populair succes – de ‘juiste’ mensen waren,
vrees ik, thuis gebleven – dus u kan zich wellicht de identiteitscrisis binnen
de redactie van Knack Focus voorstellen. Bij de uitreiking werd ik in het
laudatio op subtiele wijze geschoffeerd en het jaar daarna werd het reglement
aangepast : om dit soort uitschuivers te vermijden zouden voortaan de lezers
niet langer worden geraadpleegd. De verschillende redacties zouden voortaan
zélf nomineren en uit die genomineerden ook zélf de laureaat kiezen.
Democratie, de stem van het volk, allemaal goed en wel maar we moeten daar ook
niet in overdrijven, nietwaar.
Er
zijn nochtans, geachte luisteraars, geen verschillende soorten
verdraagzaamheid. Je bent verdraagzaam, of je bent het niet. Je kan niet alleen
verdraagzaam zijn voor wie tot de eigen club behoort, en de rest herleiden tot
lompe karikaturen. Ik denk ook niet dat iemand tégen ‘solidariteit’ is, alleen
lijkt het me stilaan toch wel duidelijk dat je dat begrip moet definiëren en
vooral organiseren. Want als je dat niet doet, stuikt het mooie systeem dat die
solidariteit moet garanderen, in elkaar. En kunnen we niet meer solidair zijn
omdat we niets meer hébben om het nobele principe van solidariteit in concrete
daden om te zetten.
En
ik geloof ook dat Vlamingen evenveel recht hebben op het uiten van hun eigen
cultuur als pakweg Denen, Ieren, Portugezen, Corsicanen of Basken. Ik vind dat
vanzelfsprekend, en ik vind zelfs dat dat los staat van trots of chauvinisme of
nationalisme. Het is simpelweg een deel van wie we zijn. Het is de geschiedenis waar
we deel van uitmaken. Het is de taal die we spreken Ik ben dus Vlaams,
verdraagzaam, solidair en open voor de wereld en ik hoop van u hetzelfde. Ik
wens u nog een prettige Vlaamse feestdag toe en een geweldige zomer.
Beter
kon ik het alvast niet gezegd hebben. Een aangename Vlaamse feestdag toegewenst!
Pjotr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten