Bezint eer ge begint
MEDIA EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
MEDIA EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
Deel 3 Een betere parlementaire
democratie
Met een eerste
artikel over de zetelverdeling openden we, begin februari een debat.
Bediscussieerbare politieke beslissingen en teveel scheeftrekkingen verlagen de
democratische legitimiteit van de instellingen.
Is de parlementaire democratie enkel nog een slogan?
In een interview gepubliceerd door Der
Spiegel online is de Amerikaanse politoloog Yascha Mounk (Harvard
University) zeer kritisch over de huidige invulling van het begrip democratie:
‘Democratie is een leeg begrip geworden. We kunnen hoogstens spreken over een
oorspronkelijk (Amerikaanse) ‘representatieve republiek’, die verworden is tot
een ‘plutocratie’ waar de rijken hun wil opdringen aan de hele bevolking. De EU
bestempelt hij als een ‘technocratie’.
Zelfs de toekomst ziet hij niet rooskleurig. De wereldmacht
was de laatste 250 jaar in de handen van een democratisch land
(Groot-Brittannië en nadien de Verenigde Staten). Maar binnenkort is dat met
China niet langer het geval. Hij vraagt zich af waarom wij ‘geloven’ dat ons
democratisch systeem het enige goede zou zijn.
Maar omdat het vertegenwoordigende systeem toch ook veel
goede kanten heeft, ziet hij wel nog een toekomst. Op voorwaarde dat de
politieke wereld er in slaagt om het volk ‘tevreden te stellen’. Iets waar de
politiek momenteel niet meer in slaagt, aldus Mounk.
Politologen zien geen probleem in
zetelverdeling
In De Standaard online (28/05) laat politoloog Bouteca
(UGent) opmerken “‘Het
systeem-D’Hondt is niet perfect. Dat geldt trouwens ook binnen Vlaanderen en
Wallonië. De MR haalt in Luik met 158.000 stemmen zes zetels, de PS met 187.000
stemmen ook zes zetels’. Ook zijn collega Carl Devos heeft weinig goesting om
hierover een debat te voeren. De zetelverdeling gebeurt op basis van de
bevolkingsaantallen in de gewesten en op dat niveau is er volgens hem geen
scheeftrekking tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Waar hij wel meer
belangstelling voor heeft is een discussie over het globale kiesstelsel, bv.
over de afschaffing van de lijststem.
Toch wel eigenaardig dat vakmensen een onderdeel van hun
vakgebied onvoldoende interessant vinden. Ook de politieke wereld staat
blijkbaar niet te trappelen om hierover een debat te voeren. Het is maar de
vraag of het ook zo irrelevant zou zijn mocht het resultaat van de
scheeftrekking in het nadeel van de Franstalige partijen uitvallen.
Ingaande op de wenk van hoogleraar Carl Devos zullen we het
onderzoek niet beperken tot de scheeftrekking bij de zetelverdeling - die wel
degelijk in het nadeel van de Vlaamse gemeenschap werkt - maar zoeken naar
mogelijkheden om de parlementaire
democratie een groter maatschappelijk draagvlak te geven. Dit deel zal dus een
vervolg krijgen en meerdere ‘weeffouten’ bespreken.
Laten we starten met een zo breed mogelijke situatieschets.
Waarom is de parlementaire democratie in België wat ze is ? Een onmachtige
‘Hoge Vergadering’ aan de leiband gelegd door de particratie en een
grondwettelijk vergrendeld systeem dat ook geen parlementaire meerderheid meer
erkent.
Vanuit het perspectief van de kiezers is het al even erg:
door de compromissen die achteraf gesloten worden, kunnen ze vooraf niet eens
weten waarvoor ze kiezen. Daarenboven wordt, via allerlei partijpolitieke
achterpoortjes, de uitslag gemanipuleerd. Wie deze weeffouten (het zijn niet
altijd onrechtvaardigheden) niet relevant vindt, kan ook geen aanspraak maken
op het voorrecht van een goedwerkende parlementaire democratie. Een privilege
dat te belangrijk is om over te laten aan de politici alleen, wat nu wel het
geval is.
Eerste weeffout:
Niet het volk kiest zijn
vertegenwoordigers
Enkel de kiesgerechtigden (moeten) mogen kiezen en worden
dan verondersteld ‘de keuze van de hele bevolking’ te vertegenwoordigen. Dat
niet heel het volk kiesgerechtigd is – denk maar aan de minderjarigen - is op
zich geen probleem, voor zover er geen ondemocratische consequenties aan
verbonden zijn.
Die zijn er echter wel. Zo zijn er kiesgerechtigden die een
geldige (blanco) stem uitbrengen, maar waarvan de stem politiek wordt beschouwd
als een ongeldige stem. Zo vermindert men het aantal ‘kiesgerechtigden’ en
sluit men tevens ‘hun’ deel van de bevolking uit. In 2014 waren er 412.951
blanco en ongeldige stemmen of het equivalent van ongeveer 12 zetels. Een
opsplitsing tussen de blanco en de ongeldige stemmen is niet beschikbaar, wat
op zich al een aanwijzing is voor het gebrek aan belangstelling voor deze
‘proteststemmen’.
Er zijn ook de ‘verloren’ stemmen van kleine partijen die
deels door een arbitraire (voordelig voor de grote partijen) beslissing
genegeerd worden. Ook deze stemmen vertegenwoordigen een evenredig deel van de
bevolking, dat daardoor eveneens politiek monddood wordt gemaakt. In 2014 waren
er 380.454 verloren stemmen, of het equivalent van ongeveer 10 zetels.
Ook het tweede deel van de titel de ‘vertegenwoordigers’
klopt niet helemaal. Immers, de verkiezing van de volksvertegenwoordigers wordt
a priori gemanipuleerd door de politieke partijen (die de plaats op de lijst
bepalen en door het bestaan van een lijststem) en a posteriori door meerdere
mogelijkheden open te laten om ‘onverkozenen’ toch een zetel cadeau te doen.
Tweede weeffout:
De parlementariërs vertegenwoordigen het
volk niet
De huidige kieswetgeving gaat ervan uit dat de
volksvertegenwoordigers het hele volk vertegenwoordigen. En om de volledige
bevolking goed te kunnen vertegenwoordigen meende men dat er voor de Kamer 150
volksvertegenwoordigers nodig waren.
Het argument daarvoor is dat de wetgeving die in de Kamer
als ‘Wetgevende Macht’ tot stand komt, geldt voor de ganse bevolking. Althans
in theorie. Een consequentie daarvan is echter dat het resultaat van de verkiezing
– toch het enige moment dat de kiezer werkelijk meetelt in een parlementair
systeem – scheefgetrokken wordt. En of dat nu communautair is of niet,
verandert niets aan deze weeffout. Zonder te willen vooruitlopen op het verder
debat weten we dat de volkstelling van 1991, die door toenmalig premier
Jean-Luc Dehaene aanvaard werd als basis voor de zetelverdeling tijdens de Sint
Michielsakkoorden in 1993, nogal wat inwoners betreft die ‘uitgesloten zijn van
stemrecht’ omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden. Maar via deze volkstelling
worden deze niet-rechthebbenden de facto wel als bevolking meegeteld en zorgen
ze voor bijkomende zetels in deze kiesomschrijving.
Maar de belangrijkste weeffout is een duidelijke
afhankelijkheid van de eigen partij. Een volksvertegenwoordiger wordt niet
verondersteld zijn eigen mening of deze van zijn kiezers te verdedigen, maar
wel die van de partij. Deze slaafsheid is geen uiting van te weinig moed bij de
verkozene, maar van de almacht van de particratie. Immers, het zou bijzonder
unfair zijn om van de individuele parlementariër te verwachten dat hij zijn
eigen inkomen op het spel zet, gewoon om een goede vertegenwoordiger van het
volk te kunnen zijn. De weeffout zit bij de verstikkende almacht van de partij.
Derde weeffout:
De kiezers weten niet waarvoor ze kiezen
Zonder een meerderheidsstelsel (zoals dat bestaat in onder
meer Groot-Brittannië) weten we dat de afzonderlijke partijprogramma nooit
kunnen uitgevoerd worden. Structureel boerenbedrog die van de verkiezingen een
(volgens sommige ministers van staat) obligate verplichting maakt, die daarna
best zo snel mogelijk genegeerd wordt. Daardoor diende ook de inspanning van de
media om alle afzonderlijke partijvoorstellen te berekenen hooguit hun eigen
commercieel belang.
Toch blijft het opmerkelijk dat ook Bart De Wever, wiens
partij symbool staat voor ‘politieke vernieuwing’, op het debat van de
partijvoorzitters de avond na de verkiezingen ronduit zegt dat zijn electorale
voorstellen geen breekpunten bevatten. Een boodschap die alvast op veel
manieren kan gelezen worden.
Vierde weeffout:
Grondwettelijke grendels hollen het parlementair systeem compleet uit.
Het parlementair systeem gaat uit van een besluitvorming op
basis van meerderheden. Voor bepaalde materies kunnen bijzondere meerderheden
verdedigbaar zijn. Elk democratisch systeem kent vormen van bescherming voor de
minderheid. Maar in België is dat
verworden tot een vergrendeling die elke verandering van de institutionele
weeffouten extreem zwaar vertraagt of zelfs onmogelijk maakt.
De enige mogelijkheid om nog ‘vooruit’ te kunnen gaan is de
politieke solidariteit van alle gemeenschappen. Om de grendels enkel te
gebruiken wanneer er ondemocratische beslissingen zouden genomen worden waardoor
universele grondrechten, zoals de mensenrechten, zouden geschonden worden. In
België zijn die echter niet daarvoor bedoeld. In België dienen ze enkel om de
voorrechten van de Franstalige minderheid te beschermen en om de meerkosten van
de financiële onverantwoordelijkheid te blijven compenseren via een verplichte
en ondoorzichtige solidariteit.
Pleidooi voor een betere parlementaire
democratie
Even aandacht voor een aspect dat weinig aan bod komt. Na de
verkiezingen zijn heel veel mensen blij wanneer ze ‘bij de winnaars zijn’ en
ontgoocheld wanneer ‘hun’ partij verloren heeft. Hoewel louter emotie is dat
naar mijn aanvoelen een heel belangrijk fenomeen. Het kan zelfs een bron zijn
van hevige discussies en ja zelfs in de beste families wrevel veroorzaken. Daar
komt dan nadien nog bij ‘dat het altijd dezelfden zijn die terugkeren’. Het is
dé oorzaak van frustratie die zorgt voor een (onterechte) afkeer van ons
parlementair systeem. Daar zouden ook onze politici eens moeten aan denken
wanneer ze ons telkens opnieuw bedotten met grote beloftes en nadien steeds
dezelfde mensen hun verkiezingsvoorstellen ongegeneerd overboord gooien als
ballast.
Met deze bijdrage willen wij het publieke debat openen. Wij
zijn overtuigd dat de parlementaire democratie niet voorbijgestreefd is. Wel is
het hoog tijd om de weeffouten aan te pakken.
De kernredactie van De Bron, versterkt met externe experten,
wil hierin een stimulerende rol spelen. Alle bijdragen hierover worden
samengebracht en zijn te lezen in het dossier ‘Parlementaire democratie’. Dit artikel vindt u hier
Pjotr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten