ANDERS GELEZEN
Het is attente lezers van dS wellicht opgevallen dat er in de vakantieperiode meer Vlaamsgezinde standpunten aan bod kwamen in de kwaliteitskrant. Zou het dan toch kunnen dat in de post-Vandermeersch periode de redactionele keuzes evenwichtiger worden?
In de periode waarin Guy Tegenbos de meeste commentaren schreef – wegens het verlof van de hoofdredacteuren Sturtewagen en Verhoeven? – kon men inderdaad op de pagina’s van de rubriek Binnenland een reeks ‘genuanceerde berichten lezen waarin zelfs de nota van Di Rupo kritisch werd geanalyseerd. Dat men daarvoor de pen leende van buitenstaanders is een beetje jammer, maar het belangrijkste, een kritische stem, was heel verfrissend en week af van de redactionele lijn die voorafging aan de vakantieperiode. Ook de publicatie van het Gravensteenmanifest was een pluspunt. Helaas duren mooie liedjes niet lang en zie de redactie verviel opnieuw in haar verdeel en heers strategie ten aanzien van de Vlaamse verzuchtingen. Een frappant voorbeeld.
In dS van 8 september mocht professor emeritus Luc Huyse nog eens N-VA met de vinger wijzen als de slechte leerling die de Belgische machine ontregelt door zand te strooien in de machinerie in plaats van kruipolie; hun verrottingsstrategie. Een uitvinding van de vermaledijde collega academicus, professor Bart Maddens (KUL).
De volgende dag mocht de aangevallen professor in de opinierubriek reageren op de inzending van Huyse, waardoor woord en tegenwoord aan bod kwamen. Tot zover een evenwichtige weergave van een discussie tussen twee academische opponenten die elk een andere visie (jawel ook de bijdrage van Huyse berust op een politieke keuze en is niet neutraal) vertegenwoordigen. Toch een niet onbelangrijke bedenking: op de bijdrage van Luc Huyse kwamen meer dan 400 reacties in dS online. Blijkbaar geen scheldpartijen want dan zouden ze niet gepubliceerd zijn. Maar zie, nog dezelfde avond werden deze allemaal verwijderd. Hoezo? Een duidelijke redactionele keuze die wellicht van bovenaf werd opgelegd wegens te kritisch voor de Belgicistische invalshoek van Huyse? Het zou goed zijn mocht de ombudsman, Tom Naegels, die beweert persoonlijk te waken over de reacties online, hierover tekst en uitleg geeft in zijn volgende bijdrage.
Maar het werd vroeg donker bij de redactie en zie bij het ochtendgloren van zaterdag vond de redactie het nodig om de onvolprezen Marc Reynebeau op te voeren als scheidsrechter. Letterlijk: “MARC REYNEBEAU bekijkt het dispuut en plaatst het tegen de actualiteit.” Men zou dus verwachten dat Reynebeau de argumenten van beide heren professoren aan een kritische lezing onderwerpt, maar neen. Zijn bijdrage is de zoveelste aanval op N-VA en de separatisten. Huyse krijgt over de ganse lijn gelijk en wordt de glorierijke winnaar van dit dispuut, terwijl N-VA nog maar eens de slechterik is. Het evenwicht in de berichtgeving is doorbroken, de belgicistische strekking krijgt naar aloude gewoonte het laatste woord. Maar er is meer fout aan deze al even eenzijdige bijdrage.
Volgens Reynebeau, citaat: “valt het op dat ook de N-VA nog nooit uitlegde hoe ze dat programma concreet kan realiseren, wat ze met Brussel of de staatsschuld aanwil en hoe ze dat allemaal in onderhandelingen tot een goed eind kan brengen. Kortom, er bestaat geen draaiboek voor.” Voor de zoveelste keer wordt opnieuw Brussel (en de staatsschuld) opgevoerd als hét obstakel voor een verdere staatshervorming richting confederalisme. Want zo weet Reynebeau, confederalisme is gewoon separatisme. Het zal even slikken zijn bij CD&V en Open VLD die eveneens het confederalisme als toekomst voor België bepleiten.
Maar is Brussel wel het onoverkomelijk obstakel zoals orakel Reynebeau beweert? Eens anders gelezen:
Brussel, hoofdstad of stadstaat?
Dat onze hoofdstad in de loop der laatste decennia cultureel gekaapt werd door de Franstaligen is nog geen reden om hen ook nog eens de economische troeven van deze Brabantse stad met internationale uitstraling te laten monopoliseren via een Wallo-Brux constructie. Vermits Belgicisten Brussel als het obstakel zien voor een zelfstandig Vlaanderen, zullen ze het ongetwijfeld met mij eens zijn dat we daarom best de rollen omkeren en Brussel alvast economisch omarmen. Of zouden Luc Huyse, Marc Reynebeau, barones Mia Doornaert, en andere Bekende Belgen hier iets op tegen kunnen hebben? Omdat in het federale België Vlaanderen geen recht heeft om zijn eigen hoofdstad op de kaart te zetten? Dat ze dan toegeven dat het probleem Brussel hen enkel goed uitkomt om de Vlaamse verzuchtingen te fnuiken en helemaal niet om Vlaanderen vooruit te helpen. Dat ze meteen bekennen dat in hun politieke visie Vlaanderen geen internationale uitstraling mag hebben, want bekrompen moet blijven en het FIT (Flanders Investment & Trade) – zoals barones Doornaert ooit schreef – net goed genoeg is om varkensboeren te helpen.
Het is niet overbodig om even stil te staan bij de gedachte dat Brussel naast zijn internationale rol nog altijd de hoofdstad is van Vlaanderen en België. Waarom komt het niet in de gedachte op van de Vlaamse regering en vooral Vlaams minister-president Kris Peeters om in zijn functie van verantwoordelijke voor het beleidsdomein “Internationaal Vlaanderen’ Brussel als onze hoofdstad te promoten.
Hartje Europa, Brussel, Hoofdstad van Vlaanderen
In the heart of Europe, Brussels, Capital of Flanders
Au centre de l’Europe, Bruxelles, Capitale de la Flandre
Mittelpunkt Europa, Brüssel, Haupstadt von Flandern
Wanneer Luckas Vander Taelen (Groen!) in dS (10/09) vindt dat de Gordel achterhaald is en de expansie van Brussel onvermijdelijk, maar de veeltaligheid niet noodzakelijk een nadeel hoeft te zijn, dan zou dat inderdaad geen probleem zijn mochten de Franstalige landgenoten alvast ook Nederlands willen spreken. Want in tegenstelling tot wat hij poneert betekenen de buitenlanders geen gevaar voor het behoud van de Vlaamse eigenheid van Vlaanderen. Welke taal ze ook spreken (behalve Franstaligen die zich in een Franstalig land wanen), voor hen is het vanzelfsprekend dat de wettelijke bestuurstaal moet gerespecteerd worden. Deze mensen helpen is dan ook een kwestie van wederzijdse hoffelijkheid en welwillendheid. Helaas is van welwillendheid bij de Franstalige landgenoten geen sprake. Bizar toch dat de steedse Vlamingen deze houding normaal vinden en zich verbergen achter het zogezegd onoverkomelijke. Taalwetten breken om recht te halen?
Is Brussel werkelijk een probleem voor Vlaanderen? Niet als Brussel zou moeten kiezen tussen de hoofdstad zijn van Vlaanderen en België – wat financieel ongeveer op hetzelfde neerkomt - ofwel kiest het voor het statuut van stadstaat. Wat de francofone Brusselaars echter willen zijn de voordelen van hun hoofdstedelijke opdracht maar zonder inspraak, waardoor ze zich de facto gedragen als een stadstaat. Elke bemoeienis ervaren ze als een aanslag op hun onafhankelijkheid. Welaan dan, laat Brussel kiezen. Deze stedelingen, die zo hoog oplopen met de belangrijkheid van hun stad, zullen heel snel beseffen dat Brussel zonder hoofdstedelijke rol en zonder het Vlaamse hinterland niet levensvatbaar is.
Daarom mag Vlaanderen niet langer met zich laten sollen. Brussel is ook van de Vlamingen en moet de Vlaamse export kunnen ondersteunen met alle troeven die het als internationale stad te bieden heeft. Wie zich hiertegen verzet heeft kwade bedoelingen.
Pjotr
Anders Gelezen
12 september 2011
02 september 2011
Een land dat geen staat wil zijn
ANDERS GELEZEN
Laten we beginnen daar waar Vlaams minister Geert Bourgeois in dS (31/08) mee eindigt: "Springen deze onderhandelingen af, dan zijn wij bereid onze verantwoordelijkheid op te nemen. Maar dan willen we een echte Copernicaanse hervorming, een confederaal model." Toch jammer dat N-VA pas nu op deze gedachte komt en niet op het moment dat Bart De Wever zijn voorstel op de onderhandelingstafel legde.
Zou het kunnen dat N-VA nu CD&V achterna loopt? Lang geleden reeds koos de CVP in Kortrijk voor het confederalisme als de toekomst voor België. Vorige zondag, was het opnieuw verzamelen geblazen in Kortrijk, ditmaal naar aanleiding van de 10 jaar vervelling tot CD&V. Vooral die laatste letter, de V, staat onder druk nu Wouter Beke aanvaardde om verder te onderhandelen op basis van de nota Di Rupo. Een zoveelste kramakkelig compromis ligt in het verschiet, ook al wil Beke ongetwijfeld ‘het onderste uit de kan’ halen. Reden voor de mislukking is niet zijn onvermogen, maar de onmogelijkheid om met een ‘compromis à la belge’ nog enig enthousiasme los te weken, integendeel, het zal de polarisatie nog doen toenemen. Vergeten is de bevlogen gedachte van een confederalisme dat gebaseerd is op een maatschappelijk kapitaal, een gedeelde visie, essentieel voor elk land dat een staat wil zijn.
Stefaan Declerck, voormalig voorzitter, promootte destijds de confederale gedachte en ook recentelijk verwees hij in dS naar het voorbeeld van de samenwerking tussen de grensoverschrijdende regio’s Lille en Kortrijk. Een belangrijk initiatief dat echter niet kan vergeleken worden met de opgedrongen federale samenwerking. Immers de samenwerking die hij als voorbeeld stelt is gebaseerd op een gedeelde visie om samen te werken in een toch wel beperkt en welomschreven domein, terwijl het de gemeenschappen in België precies aan een gemeenschappelijke visie ontbreekt. Daarom durven de onderhandelaars niet de grote bakens verplaatsen en verliezen ze zich liever in complexe details (waarvan gewone mensen en zelfs partijvoorzitters nauwelijks nog de draagwijdte kunnen inschatten) die het bouwvallig geheel hoogstens tijdelijk kunnen ondersteunen. Geen enkel politicus kan zo nog een verhaal brengen dat aanslaat; waar weldenkende Vlamingen en Franstaligen zich kunnen aan opwarmen. Hoe is het zover kunnen komen dat de piste van CD&V - het confederalistisch model - verlaten werd? Begraven in de catacomben van het partijhoofdkwartier en na de verhuis definitief samen met het groot vuil aan de deur werd gezet? Had deze gedeelde gedachte niet de grondslag kunnen en moeten zijn van een vrijwillige samenwerking binnen het succesvolle kartel CD&V/N-VA in plaats van mekaar te laten uiteenspelen door de Franstaligen?
Nu zou de nieuwe garde, Rik Torfs in godsnaam, een nieuw verhaal moeten schrijven. Tijdens een recent radio-interview gebruikte hij meermaals het woord populisme om de Vlaamse concurrent, N-VA, te karakteriseren. Is hij al vergeten dat hij zelf tijdens zijn kroegentocht in verkiezingstijd niet bepaald de indruk gaf van een gedegen politicus die wat beters te doen had dan cafépraat verkopen? Hoe kan hij CD&V opnieuw ‘een smoel geven’ zonder de moed te hebben om afstand te nemen van de vorige compromissen die met de CVP tot stand kwamen en vooral de polarisatie tussen de gemeenschappen aanwakkerden. Compromissen waardoor Vlaanderen politiek monddood werd gemaakt. Hoe kan CD&V die weg – waar de kracht van een gedeelde visie en vrijwillig engagement vervangen werd door politiek broddelwerk - verder bewandelen zonder zichzelf te verliezen?
Ondertussen blijkt dat Vlaanderen zichzelf in de voet schoot door budgettair de beste leerling te willen zijn terwijl Franstalig België - terecht vanuit hun visie - vond dat de economische heropleving belangrijker was dan besparen. Zo werd de federale kas belast met een bijkomende hypotheek van een kleine twee miljard euro. En wie anders dan Vlaanderen zal – ondanks alle stoere taal - het grootste deel van dit bijkomend tekort moeten dragen? Vanzelfsprekend zal het verpakt worden in een of ander ondoorzichtig amalgaam van financieringsmaatregelen en wees maar gerust: de Franstaligen zullen er niet armer van worden en voor wie het mocht vergeten zijn, de Brusselaars eisen daar nog een pak bovenop. Wie daarmee akkoord gaat heeft zelfs geen staat meer nodig, laat staan politici.
Voor wie het mocht vergeten zijn: de onderhandelingen gaan eveneens over een regeringsvorming en dus is het tijd voor de prijsuitreiking: Vande Lanotte minister van begroting en Caroline Gennez krijgt dan het departement pensioenen of klimaat? Wie bekommert zich op zo'n moment nog om de Vlaamse verzuchtingen?
Wanneer politici blijven spelen met het Vlaams maatschappelijk draagvlak, evolueren we in de richting van een andere weg zoals beschreven in “De Kwantumsprong, de wet breken om recht te halen”. Een gedurfde maar goed onderbouwde visie van een jeugdige flamingant Brecht Arnaert, dat binnenkort verschijnt. Voor zijn zoektocht naar de axioma’s van het samenleven en de verschillen tussen wettelijkheid en recht ging hij te rade bij onder meer de Joods-Russische schrijftster en filosofe Aynd Rand, geboren Alissa Rosenbaum.
Pjotr
Laten we beginnen daar waar Vlaams minister Geert Bourgeois in dS (31/08) mee eindigt: "Springen deze onderhandelingen af, dan zijn wij bereid onze verantwoordelijkheid op te nemen. Maar dan willen we een echte Copernicaanse hervorming, een confederaal model." Toch jammer dat N-VA pas nu op deze gedachte komt en niet op het moment dat Bart De Wever zijn voorstel op de onderhandelingstafel legde.
Zou het kunnen dat N-VA nu CD&V achterna loopt? Lang geleden reeds koos de CVP in Kortrijk voor het confederalisme als de toekomst voor België. Vorige zondag, was het opnieuw verzamelen geblazen in Kortrijk, ditmaal naar aanleiding van de 10 jaar vervelling tot CD&V. Vooral die laatste letter, de V, staat onder druk nu Wouter Beke aanvaardde om verder te onderhandelen op basis van de nota Di Rupo. Een zoveelste kramakkelig compromis ligt in het verschiet, ook al wil Beke ongetwijfeld ‘het onderste uit de kan’ halen. Reden voor de mislukking is niet zijn onvermogen, maar de onmogelijkheid om met een ‘compromis à la belge’ nog enig enthousiasme los te weken, integendeel, het zal de polarisatie nog doen toenemen. Vergeten is de bevlogen gedachte van een confederalisme dat gebaseerd is op een maatschappelijk kapitaal, een gedeelde visie, essentieel voor elk land dat een staat wil zijn.
Stefaan Declerck, voormalig voorzitter, promootte destijds de confederale gedachte en ook recentelijk verwees hij in dS naar het voorbeeld van de samenwerking tussen de grensoverschrijdende regio’s Lille en Kortrijk. Een belangrijk initiatief dat echter niet kan vergeleken worden met de opgedrongen federale samenwerking. Immers de samenwerking die hij als voorbeeld stelt is gebaseerd op een gedeelde visie om samen te werken in een toch wel beperkt en welomschreven domein, terwijl het de gemeenschappen in België precies aan een gemeenschappelijke visie ontbreekt. Daarom durven de onderhandelaars niet de grote bakens verplaatsen en verliezen ze zich liever in complexe details (waarvan gewone mensen en zelfs partijvoorzitters nauwelijks nog de draagwijdte kunnen inschatten) die het bouwvallig geheel hoogstens tijdelijk kunnen ondersteunen. Geen enkel politicus kan zo nog een verhaal brengen dat aanslaat; waar weldenkende Vlamingen en Franstaligen zich kunnen aan opwarmen. Hoe is het zover kunnen komen dat de piste van CD&V - het confederalistisch model - verlaten werd? Begraven in de catacomben van het partijhoofdkwartier en na de verhuis definitief samen met het groot vuil aan de deur werd gezet? Had deze gedeelde gedachte niet de grondslag kunnen en moeten zijn van een vrijwillige samenwerking binnen het succesvolle kartel CD&V/N-VA in plaats van mekaar te laten uiteenspelen door de Franstaligen?
Nu zou de nieuwe garde, Rik Torfs in godsnaam, een nieuw verhaal moeten schrijven. Tijdens een recent radio-interview gebruikte hij meermaals het woord populisme om de Vlaamse concurrent, N-VA, te karakteriseren. Is hij al vergeten dat hij zelf tijdens zijn kroegentocht in verkiezingstijd niet bepaald de indruk gaf van een gedegen politicus die wat beters te doen had dan cafépraat verkopen? Hoe kan hij CD&V opnieuw ‘een smoel geven’ zonder de moed te hebben om afstand te nemen van de vorige compromissen die met de CVP tot stand kwamen en vooral de polarisatie tussen de gemeenschappen aanwakkerden. Compromissen waardoor Vlaanderen politiek monddood werd gemaakt. Hoe kan CD&V die weg – waar de kracht van een gedeelde visie en vrijwillig engagement vervangen werd door politiek broddelwerk - verder bewandelen zonder zichzelf te verliezen?
Ondertussen blijkt dat Vlaanderen zichzelf in de voet schoot door budgettair de beste leerling te willen zijn terwijl Franstalig België - terecht vanuit hun visie - vond dat de economische heropleving belangrijker was dan besparen. Zo werd de federale kas belast met een bijkomende hypotheek van een kleine twee miljard euro. En wie anders dan Vlaanderen zal – ondanks alle stoere taal - het grootste deel van dit bijkomend tekort moeten dragen? Vanzelfsprekend zal het verpakt worden in een of ander ondoorzichtig amalgaam van financieringsmaatregelen en wees maar gerust: de Franstaligen zullen er niet armer van worden en voor wie het mocht vergeten zijn, de Brusselaars eisen daar nog een pak bovenop. Wie daarmee akkoord gaat heeft zelfs geen staat meer nodig, laat staan politici.
Voor wie het mocht vergeten zijn: de onderhandelingen gaan eveneens over een regeringsvorming en dus is het tijd voor de prijsuitreiking: Vande Lanotte minister van begroting en Caroline Gennez krijgt dan het departement pensioenen of klimaat? Wie bekommert zich op zo'n moment nog om de Vlaamse verzuchtingen?
Wanneer politici blijven spelen met het Vlaams maatschappelijk draagvlak, evolueren we in de richting van een andere weg zoals beschreven in “De Kwantumsprong, de wet breken om recht te halen”. Een gedurfde maar goed onderbouwde visie van een jeugdige flamingant Brecht Arnaert, dat binnenkort verschijnt. Voor zijn zoektocht naar de axioma’s van het samenleven en de verschillen tussen wettelijkheid en recht ging hij te rade bij onder meer de Joods-Russische schrijftster en filosofe Aynd Rand, geboren Alissa Rosenbaum.
Pjotr
26 augustus 2011
De gevaarlijke dynamiek van verliezers
ANDERS GELEZEN
Bij het verschijnen van het laatste manifest van de Gravensteengroep in onder meer De Standaard (hieronder in extenso hernomen) was ik tevreden omdat dS - in tegenstelling tot een van de vorige manifesten – dit wel publiceerde maar tegelijk bezorgd omdat de Vlaamse politici aan de onderhandelingstafel deze oproep om de onderhandelingen over BHV te staken meer dan waarschijnlijk zullen negeren.
Nu enkel Vlaamse partijen aan de onderhandelingstafel zitten die de laatste verkiezingen verloren, dreigt immers een gevaarlijke dynamiek: samen door de zure appel heen bijten om de schade te beperken en liever toegeven aan de onrechtvaardige eisen van de Franstaligen dan de Vlaamse concurrent, N-VA, gelijk te moeten geven. Dat ze daarbij elk maatschappelijk draagvlak missen nu zowel links als rechts Vlaanderen het communautaire luik van de formateursnota afwijst, zal hen naar goede paternalistische gewoonte, niet hinderen. Jammer, want voor wie nog belang hecht aan verkiezingsuitslagen is dat een foute redenering die Vlaanderen helaas veel zal kosten en oh ironie, evenmin zal bijdragen tot een pacificatie tussen de gemeenschappen. Wie zijn die Vlaamsgezinden – niet allemaal voorstanders van een splitsing van België – die een duidelijke mening hebben over de relaties met de Franstaligen? Voegen we de rechtse oppositie samen met de Vlaamsgezinde kiezers van de traditionele partijen die deze nota resoluut afwijzen, dan is het duidelijk dat de onderhandelaars niet eens een mandaat van de meerderheid van de Vlamingen hebben om te onderhandelen.
Het meest voor de hand liggend scenario is dat de Franstaligen in een publicitaire campagne via de Nederlandstalige media verschillende nadelige eisen voor de Vlamingen laten vallen en toch nog de essentie binnenhalen, namelijk veel geld voor Brussel en het behoud van een maximum aan politieke en taalvoorrechten voor Franstaligen in Halle-Vilvoorde, waarvan tot nader order de zes faciliteitengemeenten integraal deel uitmaken. Nadien zullen de onderhandelende Vlaamse partijen wat graag focussen op wat de Franstaligen hebben toegegeven en hierbij zedig verzwijgen dat ze nog altijd een woekerprijs betaalden voor deze splitsing bij gebrek aan moed om de splitsing van BHV via de parlementaire weg tot het einde te volgen: een stemming in plenaire zitting. Dan is het aan de Franstaligen om België al of niet op te blazen wegens een wijziging van een kiesomschrijving. Wanneer een minderheid weigert zijn voordelen op te geven, waarom zou de meerderheid dan haar parlementair voordeel moeten opgeven? Niet de Vlaamse meerderheid, zoals Luc Huyse in dS (20/08) ons probeert wijs te maken bedreigt de democratie, maar de minderheid die zelfs geen verkiezingsmeerderheid nodig heeft, want de facto zich gedraagt als de eigenaar van dit België.
Vooral voor CD&V dreigen toegevingen op een ramp uit te lopen, want ondanks het meer uitgesproken Vlaams profiel van de laatste jaren, zal daardoor opnieuw blijken hoezeer de moed ontbreekt om te kiezen voor Vlaanderen. Zal de staatsdragende opvatting van een beperkt maar machtig deel van haar sterkhouders nog altijd veel zwaarder wegen dan nieuwkomers zoals Kris Peeters en lokale Vlaamsgezinde sterkhouders.
Hieronder als aanbevolen lectuur, het manifest van de Gravensteengroep.
Pjotr
Anders Gelezen
25 augustus 2011
BHV à la Di Rupo: woekerprijs voor schijnsplitsing
Het Belgische communautaire geschil heeft behoefte aan een neutrale benadering, gebaseerd op evenwicht en wederkerigheid, die de noodzakelijke basis vormen voor echte onderhandelingen. Uit deze evidente waarheid leidt de Gravensteengroep een eenvoudige stelregel af, die luidt dat de Vlamingen geen enkele eis stellen met betrekking tot Vlamingen die zich in Wallonië gevestigd hebben; en dat omgekeerd de Franstaligen geen enkele eis stellen met betrekking tot Franstaligen die zich in Vlaanderen hebben gevestigd. Alleen dit evenwichtsprincipe garandeert dat beide partijen ooit nog tot een eerbaar compromis komen.
De formateursnota van Elio di Rupo houdt hiermee hoegenaamd geen rekening. In deze tekst brengen we een detailanalyse van de nota wat betreft Brussel-Halle-Vilvoorde en de taalwetgeving in Brussel. Met één sterretje (*) hebben we de toegevingen door of ten nadele van de Vlamingen aangeduid; twee sterretjes (**) betekent: voorstellen ten nadele van de Franstaligen, en drie sterretjes (***) voorstellen ten voordele van de Franstaligen. We gaan ervan uit dat een “evenwichtig” en eerbaar compromis weerspiegeld moet worden in een evenwicht van voor- en nadelen voor beide partijen.
De Zes (Wemmel, Kraainem, Wezembeek-Oppem, Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, en Drogenbos)
In de nota vormen deze faciliteitengemeenten een nieuwsoortig kieskanton. De keuze voor Sint-Genesius-Rode als hoofdplaats lijkt een voorafname op de fameuze corridor (*) van Brussel naar Wallonië waarmee de Franstaligen een geografisch aaneengesloten Wallo-Brux (*) willen creëren. Rode moet dan als zo’n corridor dienst doen. Het nieuwe kieskanton dreigt dan ook op andere bestuursniveaus een eigen bestaan (*) te gaan leiden – met voorspelbare gevolgen bij een eventuele splitsing van België.
In de faciliteitengemeenten kunnen de kiezers zowel stemmen voor de gemeente waar ze wonen als voor Brussel, waar ze niet wonen (*). Wat hun contacten met de plaatselijke administratie betreft hoeven ze slechts om de zes jaar hun keuze voor het Frans kenbaar te maken; die keuze is dan nog eens automatisch hernieuwbaar (*). Om dit administratief te kunnen beheren zal men lijsten van Franstaligen moeten opstellen, wat in feite neerkomt op een verkapte talentelling (*) en zelfs op de toekenning van een subnationaliteit (wat ontzegd wordt aan de Vlamingen in Brussel). Daarmee wordt in elk geval de ministeriële rondzendbrief van Leo Peeters afgeschaft, en tegelijk ook de voogdij van Vlaanderen over zijn eigen gemeenten uitgehold. Niets noopt deze Belgische Franstaligen er nog toe zich te integreren in het landsdeel waar ze zijn komen wonen, iets wat van migranten afkomstig uit het buitenland wel degelijk wordt gevraagd
De gerechtelijke behandeling van mogelijke betwistingen gaat in dezelfde richting. Zo mogen de inwoners van de Zes voor Franstalige rechtbanken kiezen, maar bij betwisting beslist een tweetalige kamer van Cassatie. Zo’n beslissing wordt dus onttrokken aan het Vlaamse gezag (*). Hetzelfde doet zich voor bij administratieve betwistingen, waar men verhaal kan halen bij het tweetalige en voor de helft uit politici samengestelde Grondwettelijk Hof (*). Ook de uiteindelijke beslissing aangaande de benoeming van burgemeesters die de taalwet niet naleven wordt aan het Vlaamse gezag onttrokken (*), ten voordele van ditzelfde Grondwettelijk Hof.
Tegenover deze handelwijze staan theoretische en praktische bezwaren. Vooreerst impliceren deze maatregelen een intentieproces tegenover rechtbanken die uitsluitend uit Vlamingen bestaan. Dat vormt een bedenkelijk precedent in verband met het vermoeden van onpartijdigheid van Vlaamse rechtbanken (*). Vervolgens creëert het afwentelen van essentieel politieke kwesties op rechtbanken, bijvoorbeeld in verband met de administratie en de burgemeesters, meer problemen dan het oplost. Wat als het Grondwettelijk Hof niet tot een akkoord kan komen? Tast dit de betrouwbaarheid van de justitie niet aan? Wordt Vlaanderen dan telkens buitenspel gezet? Bestaat er een equivalent voor zulke betwistingen buiten Vlaanderen (*)?
Plan B
Het is duidelijk dat hier de gedachte aan het ‘plan B’ een rol speelt. In tegenstelling tot de meeste Vlaamse zijn veel Franstalige politici van mening dat een opdeling van het land heel waarschijnlijk is omdat ze inzien dat de permanente minorisering van de Vlaamse bevolking niet houdbaar is. Dit verklaart waarom ze al een tijd bezig zijn met het ‘plan B’. Het losweken van de Zes uit Vlaanderen moet in dit kader worden gezien. Bij een eventuele opdeling van België worden de binnengrenzen ook de nieuwe landsgrenzen. Bij internationale arbitrage zou dan een referendum voor de Zes als geheel worden voorgesteld (*). De Franstaligen verwachten dat deze gemeenten dan gezamenlijk voor Brussel kiezen. In afwachting wordt de nieuwe regeling in de Grondwet ingeschreven (‘vergrendeld’). Ze kan dus bezwaarlijk nog van latere akkoorden deel uitmaken (*).
Samenvattend: deze regeling voor de faciliteitengemeenten bevat veertien voorstellen die als Vlaamse toegevingen of nadelen kunnen gelden. Er is geen enkel Vlaams voordeel bij. De Franstaligen van de Zes lijden op taalgebied dan weer geen enkel nadeel: op alle andere gebieden blijven ze trouwens genieten van het voordeel bij Vlaanderen te horen (***).
Halle-Vilvoorde, zonder Brussel en zonder de Zes
Is de verhouding tussen voor- en nadelen voor beide partijen dan evenwichtiger in Halle-Vilvoorde zonder de Zes? Valt de splitsing van BHV daar dan wel gunstiger uit voor de Vlamingen, die hier tenslotte vragende partij waren? Wel, aan deze ene verzuchting van de Vlamingen is inderdaad voldaan: de Franstaligen kunnen niet meer rechtstreeks kiezen voor Brusselse Franstalige lijsten (**) (maar uiteraard nog wel voor Franstalige lijsten die in Vlaanderen wensen op te komen, zoals de Union Francophone). Een zeer eigenaardige splitsing van het gerechtelijke BHV doet deze regeling echter teniet. De parketten worden namelijk verticaal gesplitst, de rechtbanken horizontaal. Dat wil zeggen dat heel veel magistraten niet meer tweetalig hoeven te zijn (*** en *). Voor het overige zijn de effecten dezelfde als bij de Zes: de burgers van HV kunnen kiezen voor Franstalige rechtbanken (***); bij betwisting beslist de dubbele Kamer van Cassatie (***) en wordt de zaak dus aan de Vlaamse bevoegdheid onttrokken (*); en ook hier bestaat het risico dat bij toepassing van plan B, het Vlaamse Halle-Vilvoorde niet meer als ‘Vlaams’ wordt beschouwd (*). Deze voorstellen bevatten dus één punt dat nadelig is voor de Franstaligen (**), drie punten die voordelig zijn voor de Franstaligen (***) en drie punten die nadelig zijn voor de Vlamingen (*).
Oplopende kosten voor de splitsing van BHV: communautaire wetgeving in Brussel
1. Di Rupo wil de tweetaligheid van de ambtenaren vervangen door de tweetaligheid van de diensten. Dat betekent dat de Nols-loketten van Schaarbeek, die zelfs door veel Franstaligen als fanatisme werden beschouwd, nu de algemene regel kunnen worden. Bovendien verdwijnt eens te meer een sterke motivering voor ambtenaren om tweetalig te worden. Dit komt neer op het prijsgeven van één van de belangrijkste realisaties van de Vlaamse Beweging (*).
2. Het verbod op tweetalige kieslijsten in Brussel wordt afgeschaft. Dat betekent bijvoorbeeld dat Maingain zal kunnen bepalen welke ‘Vlamingen’ op een verkiesbare plaats op zijn lijst komen en dus het wettelijk noodzakelijk aantal Vlaamse verkozenen kunnen leveren (*).
3. Het beheer over de op- en afritten van de Ring (op Vlaams grondgebied) wordt gedeeld door de drie regio’s, wat een inbreuk vormt op het territorialiteitsbeginsel en dus op de integriteit van het Vlaamse Gewest (*)
4. De oprichting van een ‘grootstedelijke gemeenschap’, waartoe ook gemeenten kunnen toetreden, tast het territorialiteitsbeginsel verder aan (*).
5. Zonder enige garantie op controle en zonder enige voorwaarde betreffende een fusie van de 19 gemeenten wordt aan het Brusselse gewest € 461 miljoen per jaar toegeschoven. Uit de verwijzing naar de vergoeding voor de ‘pendelaars’ volgt dat Vlaanderen het grootste deel zal moeten bijdragen (*).
Dit ‘compromis’ bevat vijf toegevingen van de Vlamingen (*) en geen enkele gegarandeerde toegeving van de Franstaligen.
Oplopende kosten: Minderhedenverdrag
Voor onze inschatting van de voorgestelde federale kieskring (“een vrij irrelevant experiment”) (*) en het provocante voorstel het minderhedenverdrag goed te keuren (*) verwijzen we naar de volledige tekst op www.gravensteengroep.org.
Conclusie inzake de voorgestelde splitsing van BHV
Van een splitsing van BHV is hier helemaal geen sprake. De Zes worden nagenoeg volledig uit BHV (en gedeeltelijk uit Vlaanderen) gelicht, met het oog op substantieel voordeel voor de Franstaligen, waar voor hen geen enkel nadeel tegenover staat. De Vlamingen verwerven hierbij geen enkel voordeel. Voor de Franstaligen uit ‘HV zonder de Zes’ is het enige nadeel dat ze niet meer rechtstreeks voor Brusselse lijsten kunnen kiezen. Dat heeft ook een belangrijk nadeel voor de Vlamingen tot gevolg: de kans dat ze in Brussel geen zetel meer halen. Maar dat was de toegeving die de Vlamingen oorspronkelijk voor het compromis over hadden. Alle andere toegevingen zijn er door De Wever, Vande Lanotte, Beke en Di Rupo aan toegevoegd, en vormen nu het voorwerp van onderhandelingen.
Inzake de rechtsbedeling behouden de Franstaligen van HV hun volledige rechten. Het belangrijkste aspect waarom de splitsing van het gerechtelijk arrondissement voor Vlaanderen zin had, was precies het verdwijnen van die voorkeursbehandeling, die de Vlamingen in Wallonië trouwens niet genieten.
Het doel van de splitsing van BHV bestond erin, wettelijk vast te leggen dat het Vlaamse territorium ook volwaardig Vlaams is, en dat de Franstaligen zich in alle opzichten moeten inburgeren, precies zoals de Vlamingen in Wallonië en mensen van allochtone afkomst dat in heel België moeten doen. Zolang Franstaligen deze supplementaire zogenaamd ‘Belgische’ rechten hebben, leidt dit onvermijdelijk tot de verdere expansie van de francofonie en dan is de zogenaamde ‘splitsing’ van BHV niet alleen een zinloze, maar voor Vlaanderen zelfs nefaste onderneming. Het is onbegrijpelijk dat er Vlaamse partijen zijn die niet beseffen dat het eindresultaat hiervan op termijn niet de splitsing van BHV, maar de verfransing van Halle-Vilvoorde is.
In al deze voorstellen kunnen we met de beste wil van de wereld slechts één nadeel voor de Franstaligen ontdekken, namelijk het verlies van het rechtstreekse stemrecht voor Brussels-Francofone lijsten (**), niet in Halle-Vilvoorde, maar alleen in ‘HV min de Zes’. Daarnaast zijn er meer dan twintig voorstellen nadelig voor de Vlamingen (*). Sommige daarvan, zoals de voorstellen inzake Brussel, vormen een afbouw van essentiële wettelijke verworvenheden die, onder meer via een uitbreiding van de tweetaligheid, een bijdrage konden leveren voor het voortbestaan van dit land als federatie of confederatie. Het gaat niet om een ‘naakte’ splitsing. Van het evenwichtsprincipe is geen sprake. De formateursnota is de uitwerking van het taalexpansionistisch nationalisme van de Franstaligen.
Het onveranderd laten van de huidige situatie inzake BHV is dan ook mateloos veel gunstiger voor Vlaanderen dan het voorstel Di Rupo. BHV kan met een eenvoudige parlementaire meerderheid gesplitst worden. De Vlaamse onderhandelaars zouden deze gesprekken dus beter afbreken en rustig afwachten tot de Franstaligen iets voor Brussel of Wallonië nodig hebben.
De Gravensteengroep
Bij het verschijnen van het laatste manifest van de Gravensteengroep in onder meer De Standaard (hieronder in extenso hernomen) was ik tevreden omdat dS - in tegenstelling tot een van de vorige manifesten – dit wel publiceerde maar tegelijk bezorgd omdat de Vlaamse politici aan de onderhandelingstafel deze oproep om de onderhandelingen over BHV te staken meer dan waarschijnlijk zullen negeren.
Nu enkel Vlaamse partijen aan de onderhandelingstafel zitten die de laatste verkiezingen verloren, dreigt immers een gevaarlijke dynamiek: samen door de zure appel heen bijten om de schade te beperken en liever toegeven aan de onrechtvaardige eisen van de Franstaligen dan de Vlaamse concurrent, N-VA, gelijk te moeten geven. Dat ze daarbij elk maatschappelijk draagvlak missen nu zowel links als rechts Vlaanderen het communautaire luik van de formateursnota afwijst, zal hen naar goede paternalistische gewoonte, niet hinderen. Jammer, want voor wie nog belang hecht aan verkiezingsuitslagen is dat een foute redenering die Vlaanderen helaas veel zal kosten en oh ironie, evenmin zal bijdragen tot een pacificatie tussen de gemeenschappen. Wie zijn die Vlaamsgezinden – niet allemaal voorstanders van een splitsing van België – die een duidelijke mening hebben over de relaties met de Franstaligen? Voegen we de rechtse oppositie samen met de Vlaamsgezinde kiezers van de traditionele partijen die deze nota resoluut afwijzen, dan is het duidelijk dat de onderhandelaars niet eens een mandaat van de meerderheid van de Vlamingen hebben om te onderhandelen.
Het meest voor de hand liggend scenario is dat de Franstaligen in een publicitaire campagne via de Nederlandstalige media verschillende nadelige eisen voor de Vlamingen laten vallen en toch nog de essentie binnenhalen, namelijk veel geld voor Brussel en het behoud van een maximum aan politieke en taalvoorrechten voor Franstaligen in Halle-Vilvoorde, waarvan tot nader order de zes faciliteitengemeenten integraal deel uitmaken. Nadien zullen de onderhandelende Vlaamse partijen wat graag focussen op wat de Franstaligen hebben toegegeven en hierbij zedig verzwijgen dat ze nog altijd een woekerprijs betaalden voor deze splitsing bij gebrek aan moed om de splitsing van BHV via de parlementaire weg tot het einde te volgen: een stemming in plenaire zitting. Dan is het aan de Franstaligen om België al of niet op te blazen wegens een wijziging van een kiesomschrijving. Wanneer een minderheid weigert zijn voordelen op te geven, waarom zou de meerderheid dan haar parlementair voordeel moeten opgeven? Niet de Vlaamse meerderheid, zoals Luc Huyse in dS (20/08) ons probeert wijs te maken bedreigt de democratie, maar de minderheid die zelfs geen verkiezingsmeerderheid nodig heeft, want de facto zich gedraagt als de eigenaar van dit België.
Vooral voor CD&V dreigen toegevingen op een ramp uit te lopen, want ondanks het meer uitgesproken Vlaams profiel van de laatste jaren, zal daardoor opnieuw blijken hoezeer de moed ontbreekt om te kiezen voor Vlaanderen. Zal de staatsdragende opvatting van een beperkt maar machtig deel van haar sterkhouders nog altijd veel zwaarder wegen dan nieuwkomers zoals Kris Peeters en lokale Vlaamsgezinde sterkhouders.
Hieronder als aanbevolen lectuur, het manifest van de Gravensteengroep.
Pjotr
Anders Gelezen
25 augustus 2011
BHV à la Di Rupo: woekerprijs voor schijnsplitsing
Het Belgische communautaire geschil heeft behoefte aan een neutrale benadering, gebaseerd op evenwicht en wederkerigheid, die de noodzakelijke basis vormen voor echte onderhandelingen. Uit deze evidente waarheid leidt de Gravensteengroep een eenvoudige stelregel af, die luidt dat de Vlamingen geen enkele eis stellen met betrekking tot Vlamingen die zich in Wallonië gevestigd hebben; en dat omgekeerd de Franstaligen geen enkele eis stellen met betrekking tot Franstaligen die zich in Vlaanderen hebben gevestigd. Alleen dit evenwichtsprincipe garandeert dat beide partijen ooit nog tot een eerbaar compromis komen.
De formateursnota van Elio di Rupo houdt hiermee hoegenaamd geen rekening. In deze tekst brengen we een detailanalyse van de nota wat betreft Brussel-Halle-Vilvoorde en de taalwetgeving in Brussel. Met één sterretje (*) hebben we de toegevingen door of ten nadele van de Vlamingen aangeduid; twee sterretjes (**) betekent: voorstellen ten nadele van de Franstaligen, en drie sterretjes (***) voorstellen ten voordele van de Franstaligen. We gaan ervan uit dat een “evenwichtig” en eerbaar compromis weerspiegeld moet worden in een evenwicht van voor- en nadelen voor beide partijen.
De Zes (Wemmel, Kraainem, Wezembeek-Oppem, Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, en Drogenbos)
In de nota vormen deze faciliteitengemeenten een nieuwsoortig kieskanton. De keuze voor Sint-Genesius-Rode als hoofdplaats lijkt een voorafname op de fameuze corridor (*) van Brussel naar Wallonië waarmee de Franstaligen een geografisch aaneengesloten Wallo-Brux (*) willen creëren. Rode moet dan als zo’n corridor dienst doen. Het nieuwe kieskanton dreigt dan ook op andere bestuursniveaus een eigen bestaan (*) te gaan leiden – met voorspelbare gevolgen bij een eventuele splitsing van België.
In de faciliteitengemeenten kunnen de kiezers zowel stemmen voor de gemeente waar ze wonen als voor Brussel, waar ze niet wonen (*). Wat hun contacten met de plaatselijke administratie betreft hoeven ze slechts om de zes jaar hun keuze voor het Frans kenbaar te maken; die keuze is dan nog eens automatisch hernieuwbaar (*). Om dit administratief te kunnen beheren zal men lijsten van Franstaligen moeten opstellen, wat in feite neerkomt op een verkapte talentelling (*) en zelfs op de toekenning van een subnationaliteit (wat ontzegd wordt aan de Vlamingen in Brussel). Daarmee wordt in elk geval de ministeriële rondzendbrief van Leo Peeters afgeschaft, en tegelijk ook de voogdij van Vlaanderen over zijn eigen gemeenten uitgehold. Niets noopt deze Belgische Franstaligen er nog toe zich te integreren in het landsdeel waar ze zijn komen wonen, iets wat van migranten afkomstig uit het buitenland wel degelijk wordt gevraagd
De gerechtelijke behandeling van mogelijke betwistingen gaat in dezelfde richting. Zo mogen de inwoners van de Zes voor Franstalige rechtbanken kiezen, maar bij betwisting beslist een tweetalige kamer van Cassatie. Zo’n beslissing wordt dus onttrokken aan het Vlaamse gezag (*). Hetzelfde doet zich voor bij administratieve betwistingen, waar men verhaal kan halen bij het tweetalige en voor de helft uit politici samengestelde Grondwettelijk Hof (*). Ook de uiteindelijke beslissing aangaande de benoeming van burgemeesters die de taalwet niet naleven wordt aan het Vlaamse gezag onttrokken (*), ten voordele van ditzelfde Grondwettelijk Hof.
Tegenover deze handelwijze staan theoretische en praktische bezwaren. Vooreerst impliceren deze maatregelen een intentieproces tegenover rechtbanken die uitsluitend uit Vlamingen bestaan. Dat vormt een bedenkelijk precedent in verband met het vermoeden van onpartijdigheid van Vlaamse rechtbanken (*). Vervolgens creëert het afwentelen van essentieel politieke kwesties op rechtbanken, bijvoorbeeld in verband met de administratie en de burgemeesters, meer problemen dan het oplost. Wat als het Grondwettelijk Hof niet tot een akkoord kan komen? Tast dit de betrouwbaarheid van de justitie niet aan? Wordt Vlaanderen dan telkens buitenspel gezet? Bestaat er een equivalent voor zulke betwistingen buiten Vlaanderen (*)?
Plan B
Het is duidelijk dat hier de gedachte aan het ‘plan B’ een rol speelt. In tegenstelling tot de meeste Vlaamse zijn veel Franstalige politici van mening dat een opdeling van het land heel waarschijnlijk is omdat ze inzien dat de permanente minorisering van de Vlaamse bevolking niet houdbaar is. Dit verklaart waarom ze al een tijd bezig zijn met het ‘plan B’. Het losweken van de Zes uit Vlaanderen moet in dit kader worden gezien. Bij een eventuele opdeling van België worden de binnengrenzen ook de nieuwe landsgrenzen. Bij internationale arbitrage zou dan een referendum voor de Zes als geheel worden voorgesteld (*). De Franstaligen verwachten dat deze gemeenten dan gezamenlijk voor Brussel kiezen. In afwachting wordt de nieuwe regeling in de Grondwet ingeschreven (‘vergrendeld’). Ze kan dus bezwaarlijk nog van latere akkoorden deel uitmaken (*).
Samenvattend: deze regeling voor de faciliteitengemeenten bevat veertien voorstellen die als Vlaamse toegevingen of nadelen kunnen gelden. Er is geen enkel Vlaams voordeel bij. De Franstaligen van de Zes lijden op taalgebied dan weer geen enkel nadeel: op alle andere gebieden blijven ze trouwens genieten van het voordeel bij Vlaanderen te horen (***).
Halle-Vilvoorde, zonder Brussel en zonder de Zes
Is de verhouding tussen voor- en nadelen voor beide partijen dan evenwichtiger in Halle-Vilvoorde zonder de Zes? Valt de splitsing van BHV daar dan wel gunstiger uit voor de Vlamingen, die hier tenslotte vragende partij waren? Wel, aan deze ene verzuchting van de Vlamingen is inderdaad voldaan: de Franstaligen kunnen niet meer rechtstreeks kiezen voor Brusselse Franstalige lijsten (**) (maar uiteraard nog wel voor Franstalige lijsten die in Vlaanderen wensen op te komen, zoals de Union Francophone). Een zeer eigenaardige splitsing van het gerechtelijke BHV doet deze regeling echter teniet. De parketten worden namelijk verticaal gesplitst, de rechtbanken horizontaal. Dat wil zeggen dat heel veel magistraten niet meer tweetalig hoeven te zijn (*** en *). Voor het overige zijn de effecten dezelfde als bij de Zes: de burgers van HV kunnen kiezen voor Franstalige rechtbanken (***); bij betwisting beslist de dubbele Kamer van Cassatie (***) en wordt de zaak dus aan de Vlaamse bevoegdheid onttrokken (*); en ook hier bestaat het risico dat bij toepassing van plan B, het Vlaamse Halle-Vilvoorde niet meer als ‘Vlaams’ wordt beschouwd (*). Deze voorstellen bevatten dus één punt dat nadelig is voor de Franstaligen (**), drie punten die voordelig zijn voor de Franstaligen (***) en drie punten die nadelig zijn voor de Vlamingen (*).
Oplopende kosten voor de splitsing van BHV: communautaire wetgeving in Brussel
1. Di Rupo wil de tweetaligheid van de ambtenaren vervangen door de tweetaligheid van de diensten. Dat betekent dat de Nols-loketten van Schaarbeek, die zelfs door veel Franstaligen als fanatisme werden beschouwd, nu de algemene regel kunnen worden. Bovendien verdwijnt eens te meer een sterke motivering voor ambtenaren om tweetalig te worden. Dit komt neer op het prijsgeven van één van de belangrijkste realisaties van de Vlaamse Beweging (*).
2. Het verbod op tweetalige kieslijsten in Brussel wordt afgeschaft. Dat betekent bijvoorbeeld dat Maingain zal kunnen bepalen welke ‘Vlamingen’ op een verkiesbare plaats op zijn lijst komen en dus het wettelijk noodzakelijk aantal Vlaamse verkozenen kunnen leveren (*).
3. Het beheer over de op- en afritten van de Ring (op Vlaams grondgebied) wordt gedeeld door de drie regio’s, wat een inbreuk vormt op het territorialiteitsbeginsel en dus op de integriteit van het Vlaamse Gewest (*)
4. De oprichting van een ‘grootstedelijke gemeenschap’, waartoe ook gemeenten kunnen toetreden, tast het territorialiteitsbeginsel verder aan (*).
5. Zonder enige garantie op controle en zonder enige voorwaarde betreffende een fusie van de 19 gemeenten wordt aan het Brusselse gewest € 461 miljoen per jaar toegeschoven. Uit de verwijzing naar de vergoeding voor de ‘pendelaars’ volgt dat Vlaanderen het grootste deel zal moeten bijdragen (*).
Dit ‘compromis’ bevat vijf toegevingen van de Vlamingen (*) en geen enkele gegarandeerde toegeving van de Franstaligen.
Oplopende kosten: Minderhedenverdrag
Voor onze inschatting van de voorgestelde federale kieskring (“een vrij irrelevant experiment”) (*) en het provocante voorstel het minderhedenverdrag goed te keuren (*) verwijzen we naar de volledige tekst op www.gravensteengroep.org.
Conclusie inzake de voorgestelde splitsing van BHV
Van een splitsing van BHV is hier helemaal geen sprake. De Zes worden nagenoeg volledig uit BHV (en gedeeltelijk uit Vlaanderen) gelicht, met het oog op substantieel voordeel voor de Franstaligen, waar voor hen geen enkel nadeel tegenover staat. De Vlamingen verwerven hierbij geen enkel voordeel. Voor de Franstaligen uit ‘HV zonder de Zes’ is het enige nadeel dat ze niet meer rechtstreeks voor Brusselse lijsten kunnen kiezen. Dat heeft ook een belangrijk nadeel voor de Vlamingen tot gevolg: de kans dat ze in Brussel geen zetel meer halen. Maar dat was de toegeving die de Vlamingen oorspronkelijk voor het compromis over hadden. Alle andere toegevingen zijn er door De Wever, Vande Lanotte, Beke en Di Rupo aan toegevoegd, en vormen nu het voorwerp van onderhandelingen.
Inzake de rechtsbedeling behouden de Franstaligen van HV hun volledige rechten. Het belangrijkste aspect waarom de splitsing van het gerechtelijk arrondissement voor Vlaanderen zin had, was precies het verdwijnen van die voorkeursbehandeling, die de Vlamingen in Wallonië trouwens niet genieten.
Het doel van de splitsing van BHV bestond erin, wettelijk vast te leggen dat het Vlaamse territorium ook volwaardig Vlaams is, en dat de Franstaligen zich in alle opzichten moeten inburgeren, precies zoals de Vlamingen in Wallonië en mensen van allochtone afkomst dat in heel België moeten doen. Zolang Franstaligen deze supplementaire zogenaamd ‘Belgische’ rechten hebben, leidt dit onvermijdelijk tot de verdere expansie van de francofonie en dan is de zogenaamde ‘splitsing’ van BHV niet alleen een zinloze, maar voor Vlaanderen zelfs nefaste onderneming. Het is onbegrijpelijk dat er Vlaamse partijen zijn die niet beseffen dat het eindresultaat hiervan op termijn niet de splitsing van BHV, maar de verfransing van Halle-Vilvoorde is.
In al deze voorstellen kunnen we met de beste wil van de wereld slechts één nadeel voor de Franstaligen ontdekken, namelijk het verlies van het rechtstreekse stemrecht voor Brussels-Francofone lijsten (**), niet in Halle-Vilvoorde, maar alleen in ‘HV min de Zes’. Daarnaast zijn er meer dan twintig voorstellen nadelig voor de Vlamingen (*). Sommige daarvan, zoals de voorstellen inzake Brussel, vormen een afbouw van essentiële wettelijke verworvenheden die, onder meer via een uitbreiding van de tweetaligheid, een bijdrage konden leveren voor het voortbestaan van dit land als federatie of confederatie. Het gaat niet om een ‘naakte’ splitsing. Van het evenwichtsprincipe is geen sprake. De formateursnota is de uitwerking van het taalexpansionistisch nationalisme van de Franstaligen.
Het onveranderd laten van de huidige situatie inzake BHV is dan ook mateloos veel gunstiger voor Vlaanderen dan het voorstel Di Rupo. BHV kan met een eenvoudige parlementaire meerderheid gesplitst worden. De Vlaamse onderhandelaars zouden deze gesprekken dus beter afbreken en rustig afwachten tot de Franstaligen iets voor Brussel of Wallonië nodig hebben.
De Gravensteengroep
23 augustus 2011
Aan de ombudsman van De Standaard
ANDERS GELEZEN
In DS van 17 augustus antwoordt Tom Naegels, ombudsman en tevens columnist van deze krant op de vraag van een lezer: “Waarom vraagt u van uw lezers dat ze beschaafd en respectvol debatteren, als zoveel BV’s die ongehinderd een platform krijgen in uw krant, dat niet doen?” Het was even slikken, schrijft hij, want zoiets had hij blijkbaar niet verwacht. In zijn omstandig antwoord – waarvan het grootste deel niets te maken heeft met deze vraag - is het wachten tot de voorlaatste paragraaf om zijn cryptisch antwoord te lezen: neen, schelden mag niet. Maar meteen voegt hij er een hoogst merkwaardige commentaar aan toe: er zou een krantenregel zijn, dat een BV die een politicus uitkaffert wel nieuws is en daarom mag gepubliceerd worden. Dat dus in tegenstelling tot de kritiek van een ordinaire lezer. Dergelijke elitaire en intellectueel foute zienswijze van de redactie, klakkeloos overgenomen door de ombudsman, bewijst het gelijk van talrijke mediacritici die beweren dat dS met de aanstelling van een ombudsman alleen de kritiek wilde recuperen in plaats van ze een juiste plaats te geven in haar beleid. Deze regel ligt overigens in het verlengde van eenzelfde redactiepolitiek om gepubliceerde mediakritiek dood te zwijgen. Hoe dubbelzinnig de houding ten aanzien van kritiek is werd geïllustreerd door mediaspecialist Frank Thevissen die de (anti-Vlaamse) scheldproza van Dimitri Verhulst in de papieren krant letterlijk hernam en deze poogde online te plaatsen, waar het geweigerd werd. Zou Tom Naegels niet beseffen dat hij, door zich te lenen tot dergelijke afkeurenswaardige spelletjes, zijn reputatie van kritische geest verkwanselt? Het is alvast duidelijk dat hij als goedbetaalde columnist voor de krant niet in een onafhankelijke positie zit.
Waar zijn bijdrage vooral over gaat is de discussie of dS al dan niet voldoende aandacht besteedde aan de Vlaamsgezinde invalshoek tijdens het debat over de politieke problemen waarmee België worstelt. Zijn antwoord op de vraag of alle meningen die leven in de samenleving in de krant wel ruimte krijgen in de krant, leest als een statement dat het vooral moet hebben van zijn reputatie en niet van de argumentatie: “Eerlijk gezegd denk ik dat zowel zij die vinden dan N-VA te veel aandacht kreeg als zij die het tegenovergestelde beweren allebei ongelijk hebben.” Waarop zou hij zich baseren om dit te denken? Zou hij dS onderzocht hebben zoals ik het deed? Eerlijk gezegd, ik heb geen boodschap aan wat de ombudsman denkt maar wel aan wat hij weet na degelijk onderzoek en waarover hij met kennis van zaken uitspraken kan doen. Zijn oppervlakkig betoog volstaat in elk geval niet om de conclusies van mijn jarenlange studie over dS onderuit te halen. Integendeel, uit zijn argumentatie blijkt hij al even selectief als de redactie, onder meer wanneer hij alle Vlaamse stemmen citeert maar geen enkele van de Belgischgezinde. Zou hij niet gezien hebben dat de Vlaamsgezinde invalshoek meestal gereduceerd werd tot een reactie op de overvloed aan Belgicistisch geïnspireerde informatie? Dat deze reactie – als ze toch gepubliceerd werd wat bijlange niet altijd het geval was – meestal niet het laatste woord kreeg. Dan ga ik nog voorbij aan het mediatiek cordon sanitaire tegen het Vlaams Belang, dat tot nader order en ondanks de politiek niet correcte standpunten, een partij is met democratisch verkozenen die officieel zetelen in de parlementen. Dat de redactie van een krant de opvatting van deze partij niet deelt is niet het probleem, wel het doodzwijgen van maatschappelijke problemen omdat ze aangebracht worden door een partij waarrond de media een cordon sanitair hebben opgeworpen.
Ten gronde: zijn argumentatie rammelt langs alle kanten. Vanzelfsprekend zijn er bijdragen van flaminganten maar nooit in dezelfde mate als de verdedigers van de pro Belgicistische standpunten. Hij geeft evenmin aan wanneer deze flaminganten meer publicatieruimte krijgen, bij voorbeeld na de verkiezingen terwijl de pro Belgische visie in de veel belangrijker periode voor de verkiezingen volop aan bod komt. Geen klein detail bij een onderzoek die naam waardig. Hij had kunnen lezen dat de voorzitter van de raad van bestuur van de krant persoonlijk – weliswaar gecamoufleerd als bezorgde Vlaming – voor de verkiezingen opriep om niet voor N-VA te stemmen. Zou zijn standpunt geen invloed hebben op de redactielijn van de krant? Hij verwijst naar Bart De Wever als columnist maar vergeet erbij te zeggen dat De Wever zijn column wijdt aan het conservatief gedachtegoed en in geen enkel van zijn columns (zelfs niet voor de verkiezingen van 2010) reclame maakt voor de N-VA. Trouwens, een conservatieve stem is zeldzaam in DS en De Wever is meer dan welkom aan de zijde van die andere conservatieve stem, barones Mia Doornaert. Dat Tom Naegels in de krant van 28 november 2009 drie volle bladzijden kreeg om haar debuut als auteur uitbundig te promoten getuigt al evenmin van onafhankelijkheid, maar wel van een ander fenomeen: BV’s doen het in deze kwaliteitskrant graag met en voor mekaar. Met dank aan de redactie.
In zijn selectief en dus onevenwichtig betoog citeert hij wel alle zes de Vlaamsgezinde stemmen terwijl hij zou moeten weten dat ze slechts een fractie zijn van de niet vermelde pro Belgische stemmen die bijna dagelijks de opiniebladzijden vullen. Hij had bij voorbeeld eens kunnen duiken in de archieven van de krant en het aantal artikels tellen van enkele Belgicistische stemmen, zoals Sinardet, Huyghe en Co. Ik heb daarover trouwens een vraag aan de ombudsman: Zou de krant naast de vermelding van hun academische referenties niet moeten vermelden dat sommigen ook lid zijn van bepaalde Belgicistische drukkingsgroepen, zoals de PAVIA groep? Zou het kunnen dat de verantwoordelijke voor de opiniebladzijden een links progressief profiel heeft en daarom rechtse stemmen minder aan bod komen?
Mocht de ombudsman toch een beter beeld willen krijgen van de subtiele selectiviteit van dS, kan ik hem aanbevelen om mijn boek “DS anders gelezen” te lezen. Hij hoefde zelfs niet te betalen voor de ontvangen e-versie.
Pjotr
In DS van 17 augustus antwoordt Tom Naegels, ombudsman en tevens columnist van deze krant op de vraag van een lezer: “Waarom vraagt u van uw lezers dat ze beschaafd en respectvol debatteren, als zoveel BV’s die ongehinderd een platform krijgen in uw krant, dat niet doen?” Het was even slikken, schrijft hij, want zoiets had hij blijkbaar niet verwacht. In zijn omstandig antwoord – waarvan het grootste deel niets te maken heeft met deze vraag - is het wachten tot de voorlaatste paragraaf om zijn cryptisch antwoord te lezen: neen, schelden mag niet. Maar meteen voegt hij er een hoogst merkwaardige commentaar aan toe: er zou een krantenregel zijn, dat een BV die een politicus uitkaffert wel nieuws is en daarom mag gepubliceerd worden. Dat dus in tegenstelling tot de kritiek van een ordinaire lezer. Dergelijke elitaire en intellectueel foute zienswijze van de redactie, klakkeloos overgenomen door de ombudsman, bewijst het gelijk van talrijke mediacritici die beweren dat dS met de aanstelling van een ombudsman alleen de kritiek wilde recuperen in plaats van ze een juiste plaats te geven in haar beleid. Deze regel ligt overigens in het verlengde van eenzelfde redactiepolitiek om gepubliceerde mediakritiek dood te zwijgen. Hoe dubbelzinnig de houding ten aanzien van kritiek is werd geïllustreerd door mediaspecialist Frank Thevissen die de (anti-Vlaamse) scheldproza van Dimitri Verhulst in de papieren krant letterlijk hernam en deze poogde online te plaatsen, waar het geweigerd werd. Zou Tom Naegels niet beseffen dat hij, door zich te lenen tot dergelijke afkeurenswaardige spelletjes, zijn reputatie van kritische geest verkwanselt? Het is alvast duidelijk dat hij als goedbetaalde columnist voor de krant niet in een onafhankelijke positie zit.
Waar zijn bijdrage vooral over gaat is de discussie of dS al dan niet voldoende aandacht besteedde aan de Vlaamsgezinde invalshoek tijdens het debat over de politieke problemen waarmee België worstelt. Zijn antwoord op de vraag of alle meningen die leven in de samenleving in de krant wel ruimte krijgen in de krant, leest als een statement dat het vooral moet hebben van zijn reputatie en niet van de argumentatie: “Eerlijk gezegd denk ik dat zowel zij die vinden dan N-VA te veel aandacht kreeg als zij die het tegenovergestelde beweren allebei ongelijk hebben.” Waarop zou hij zich baseren om dit te denken? Zou hij dS onderzocht hebben zoals ik het deed? Eerlijk gezegd, ik heb geen boodschap aan wat de ombudsman denkt maar wel aan wat hij weet na degelijk onderzoek en waarover hij met kennis van zaken uitspraken kan doen. Zijn oppervlakkig betoog volstaat in elk geval niet om de conclusies van mijn jarenlange studie over dS onderuit te halen. Integendeel, uit zijn argumentatie blijkt hij al even selectief als de redactie, onder meer wanneer hij alle Vlaamse stemmen citeert maar geen enkele van de Belgischgezinde. Zou hij niet gezien hebben dat de Vlaamsgezinde invalshoek meestal gereduceerd werd tot een reactie op de overvloed aan Belgicistisch geïnspireerde informatie? Dat deze reactie – als ze toch gepubliceerd werd wat bijlange niet altijd het geval was – meestal niet het laatste woord kreeg. Dan ga ik nog voorbij aan het mediatiek cordon sanitaire tegen het Vlaams Belang, dat tot nader order en ondanks de politiek niet correcte standpunten, een partij is met democratisch verkozenen die officieel zetelen in de parlementen. Dat de redactie van een krant de opvatting van deze partij niet deelt is niet het probleem, wel het doodzwijgen van maatschappelijke problemen omdat ze aangebracht worden door een partij waarrond de media een cordon sanitair hebben opgeworpen.
Ten gronde: zijn argumentatie rammelt langs alle kanten. Vanzelfsprekend zijn er bijdragen van flaminganten maar nooit in dezelfde mate als de verdedigers van de pro Belgicistische standpunten. Hij geeft evenmin aan wanneer deze flaminganten meer publicatieruimte krijgen, bij voorbeeld na de verkiezingen terwijl de pro Belgische visie in de veel belangrijker periode voor de verkiezingen volop aan bod komt. Geen klein detail bij een onderzoek die naam waardig. Hij had kunnen lezen dat de voorzitter van de raad van bestuur van de krant persoonlijk – weliswaar gecamoufleerd als bezorgde Vlaming – voor de verkiezingen opriep om niet voor N-VA te stemmen. Zou zijn standpunt geen invloed hebben op de redactielijn van de krant? Hij verwijst naar Bart De Wever als columnist maar vergeet erbij te zeggen dat De Wever zijn column wijdt aan het conservatief gedachtegoed en in geen enkel van zijn columns (zelfs niet voor de verkiezingen van 2010) reclame maakt voor de N-VA. Trouwens, een conservatieve stem is zeldzaam in DS en De Wever is meer dan welkom aan de zijde van die andere conservatieve stem, barones Mia Doornaert. Dat Tom Naegels in de krant van 28 november 2009 drie volle bladzijden kreeg om haar debuut als auteur uitbundig te promoten getuigt al evenmin van onafhankelijkheid, maar wel van een ander fenomeen: BV’s doen het in deze kwaliteitskrant graag met en voor mekaar. Met dank aan de redactie.
In zijn selectief en dus onevenwichtig betoog citeert hij wel alle zes de Vlaamsgezinde stemmen terwijl hij zou moeten weten dat ze slechts een fractie zijn van de niet vermelde pro Belgische stemmen die bijna dagelijks de opiniebladzijden vullen. Hij had bij voorbeeld eens kunnen duiken in de archieven van de krant en het aantal artikels tellen van enkele Belgicistische stemmen, zoals Sinardet, Huyghe en Co. Ik heb daarover trouwens een vraag aan de ombudsman: Zou de krant naast de vermelding van hun academische referenties niet moeten vermelden dat sommigen ook lid zijn van bepaalde Belgicistische drukkingsgroepen, zoals de PAVIA groep? Zou het kunnen dat de verantwoordelijke voor de opiniebladzijden een links progressief profiel heeft en daarom rechtse stemmen minder aan bod komen?
Mocht de ombudsman toch een beter beeld willen krijgen van de subtiele selectiviteit van dS, kan ik hem aanbevelen om mijn boek “DS anders gelezen” te lezen. Hij hoefde zelfs niet te betalen voor de ontvangen e-versie.
Pjotr
Abonneren op:
Posts (Atom)