29 maart 2015

Schabouwelijk politiek theater




MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

Het samenspel van het politiek-correct denken bij de traditionele partijen en de roodgroen geïndoctrineerde media, leverde opnieuw een schabouwelijk spektakel op. Met dank aan een arrogante elite.

Ter inleiding


 

Met De Standaard gaat het de goede kant op, dank u. We lazen in DS van 9 maart “Oud hoofdredacteur Lode Bostoen, die vorige week gestorven is …'. De juiste datum van zijn overlijden was blijkbaar niet zo belangrijk want tenslotte ging het slechts over een oud hoofdredacteur … die DS wel gered heeft van het faillissement. Het stond niet in de hoofdkrant maar in ‘DS2’ op blz 39. Omdat de huidige generatie het niet zo begrepen heeft op hun voorgangers van AVV VVK. Het kort artikeltje eindigt met een sarcastische noot: Redacteuren die hem de jongste jaren gingen bezoeken, troffen hem steevast aan bij het lezen van De Standaard of Het Nieuwsblad.”
 
Mark Deweert zelf gewezen hoofdredacteur van DS schreef een veel uitgebreider bijdrage over Lode Bostoen in Doorbraak. Daarin staat te lezen: “Meer nog dan voorheen had hij nu tijd om te lezen: boeken over geschiedenis en politiek uit de rijk gevulde bibliotheek in zijn woning in Bertem, en The Economist, zijn lijfblad van jaren her – en uiteraard ook ‘zijn’ kranten, waarvan hij bepaalde ontwikkelingen met bezorgdheid volgde maar nooit in het openbaar bekritiseerde.” 
 
Terwijl in 'zijn' krant DS enkel een gortdroog commentaar te lezen is, blijkt uit de bijdrage van Deweerdt hoezeer Bostoen succesvol was, ook inzake oplage, maar vooral begaan was met de kwaliteit van de krant. Een citaat: “Correct informeren, en indien nodig uitleggen, maar nooit beleren of moraliseren – want lezers zijn volwassen mensen (van de columns en allerindividueelste expressies van allerindividueelste emoties die tegenwoordig zo welig in de kranten tieren, had hij dan ook geen hoge dunk).”

De intellectuele souplesse van De Standaard


 

Er zijn combinaties die men gerust uitzonderlijk mag noemen. Deze van opiniemaker en ombudsman van eenzelfde krant, is er zo een. Het vergt inderdaad intellectuele souplesse maar ook een (ongezonde) rugdekking. 
 
Ik heb een intrigerende vraag: Stel nu even dat een kritische lezer een lezersbrief stuur naar Tom Naegels, de ombudsman, omdat hij vindt dat het opiniestuk dat Tom Naegels schreef de allerindividueelste expressie van allerindividueelste emotie is en een fout beeld geeft van de werkelijkheid. Wat zal de ombudsman daarop antwoorden?
 
Neem nu even het opiniestukje dat Tom Naegels schreef in DS van 24 maart. De titel voldoet alvast aan de leuze van de krant (verwacht het onverwachte): “Natuurlijk heeft het migratiebeleid gefaald.”
 
Een citaat: Als het migratie- of integratie- of inburgeringsbeleid ‘gefaald’ heeft, dan is het omdat elk van de maatregelen die de afgelopen vijftig jaar genomen zijn, in de eerste plaats gericht was op het verminderen van een ongemak voor de autochtone elite. Er was geen groot ideologisch plan, multicultureel of anders, er was pragmatiek.”
 
Dat net een opiniemaker die gedurende jaren elke aanzet tot een realistische benadering van het migrantenprobleem negeerde, en dus als één van de politiek-correcte (zelfverklaarde) elite, mee zorgde voor een maatschappelijk draagvlak voor dit totaal ontspoorde migrantenbeleid, zal alleen nog hijzelf en zijn medestanders betwisten. Zijn columns die hij jarenlang in DS schreef en waarin hij telkens de allochtonen beschermde en ‘wij’ met de beschuldigende vinger aanwees als de boosdoeners, zijn daar – behoudens een verdwaalde zin – een voldoende bewijs voor. Waar was hij overigens, als kritische pen, om dat funest beleid - waarvan hij nu beweert dat het nooit bestond - aan te klagen?
 
Waar was DS toen Daniël Termont, de socialistische burgemeester van Gent de Roma’s stigmatiseerde? Vermits een ombudsman regelmatig de berichtgeving in de krant onderzoekt moet het slechts een kleine moeite zijn om de aandacht  die DS schonk aan de uitspraken (en vooral de interpretatie ervan) van Termont en De Wever te vergelijken. Niet aarzelen, doen!

Spelen met het rechtvaardigheidsgevoel


 

Het parlementair kabaal en het mediacircus draaide meerdere dagen op volle toeren. Aanleiding was het interview (in Terzake) met Bart De Wever over het mislukte immigratiebeleid. De ganse hetze was zo oneerlijk dat zelfs een doorwinterde politoloog, Carl Devos, meende te moeten reageren (eveneens in Terzake). Vanuit zijn rechtvaardigheidsgevoel sprak hij zijn afkeer uit over dergelijke onterechte aanvallen. ‘Louter Wetstraatgetetter’, zoals hij het typeerde. De doodsteek voor die bedriegers was de daarbij getoonde opname, waarop Patrick Dewael toegaf dat hij het interview niet eens gezien of gehoord had.
 
Maar laten we wel zijn, de intellectuele oneerlijkheid van de andere N-VA-ciritici - is al even groot. Van de oppositiepraat zal niemand wakker liggen. Maar het werd echt beschamend toen ook de meerderheidspartijen, na een bewust selectieve lezing van het interview, afstand namen van De Wever zijn uitspraken. Hoe kan men na dergelijk hypocriet gedrag en intellectuele oneerlijkheid nog respectabel zijn?
 
Ik vraag mij iets af.
 
Wanneer Patrick De Wael, Koen Van den Heuvel, Bart Tommelein en Co de morgen nadien in de spiegel keken, zouden ze dan gedacht hebben ‘we hebben hem eens goed bij zijn pietje gehad? Of voelden ze enige wroeging?
 
De Morgen publiceerde wel een reactie van Siegfried Bracke waarin hij vooral de socialisten herinnert aan de eigen discriminerende standpunten en op internet circuleerden uitspraken van Bart Somers die al even politiek incorrect waren, maar toch niet onder vuur werden genomen door de politiek correcte elite. De Standaard doet aan dergelijke evenwichtsoefeningen niet mee. Integendeel, daar konden we nog andere artikels lezen die de uitspraak van De Wever bekritiseren. Of deze selectieve aandacht ook intellectueel eerlijk is?
 
En het kan niet op in De Morgen. Er verscheen nog een artikel, ditmaal van de Chinese Yumi Ng die Bart De Wever verdedigt en onder meer het volgende schrijft: “Racisme is verwerpelijk, onaanvaardbaar en moet aangepakt worden. Punt. Maar kunnen we aub ook gewoon toegeven dat Chinezen inderdaad veel minder last hebben van racisme en dat De Wever dus ook gelijk heeft? Dat Chinezen geen machocultuur hebben? Dat zij vooral bezig zijn met hard werken om een Mercedes te kopen? Dat zij scheiding van kerk en staat normaal vinden? Dat zij kortgerokte meisjes op straat niet uitmaken voor hoer? Dat zij er een erezaak van maken om nooit een dag te stempelen? En dat dit nou net maakt dat Chinezen overal ter wereld makkelijker hun weg vinden en inderdaad minder te maken hebben met discriminatie?”
 
En ze eindigt met een niet mis te verstane sneer naar onze elitaire beunhazen: “O ja, ik ben absoluut niet nederig en ik schop wél keet als ik iets onrechtvaardigs zie gebeuren maar vooral: ik ben een fiere Belg die van haar land houdt en met lede ogen aanziet hoe laffe politici en burgers zich verschuilen achter hypocriete en nutteloze politieke correctheid in plaats van de dingen te benoemen.”
 
Voor weldenkende lezers alvast een gouden raad van Lode Bostoen: kijk en luister zelf naar het interview hier. Misschien is daar een verklaring te vinden waarom De Wevers mening gedeeld wordt door zoveel Vlamingen. Een integratiebeleid zonder de Vlamingen te beschuldigen van racisme. En de roodgroene elite? Negeren.

 

Pjotr

23 maart 2015

Dolce & Gabbana – Geen dolle gabbers




MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

 

14775_hacer-ninos

 








Dolce en Gabbana, zelf homoseksueel zijnde, kregen door hun uitspraken over het traditionele huwelijk en het krijgen van kinderen door holebi-ouders, een lawine van kritiek over zich heen. Eens anders lezen


De maakbare mens

Een citaat uit De Telegraaf: ‘De ontwerpers kwamen eerder in opspraak doordat zij in een interview met de Italiaanse Panorama vertelden dat ze homostellen die kinderen krijgen via IVF en draagmoeders onnatuurlijk en kunstmatig vinden.’

Voor alle duidelijkheid, opspraak betekent: 1) Afkeuring 2) Afkeurend gepraat 3) Het over de tong gaan 4) Laking 5) Ongunstig gepraat 6) Openlijk kritisch besproken worden door een schandaal 7) Ongunstige naam krijgen 8) Schandaal.

Het is dus duidelijk dat deze uitspraak van Dolce & Gabbana afgekeurd wordt door heel veel mensen. Schandalig dat ze zoiets durven te zeggen.

Ik zou niet weten hoelang de mensheid al dwaalt volgens het nieuwe denken, maar dat moeder natuur ervoor zorgde dat vrouwen er anders uitzien dan mannen en dat ze ‘van nature’ beiden nodig zijn voor de voortplanting van de mensheid, kan niemand negeren.

Ik heb alvast geen moeite met een samenleving waarin ruimte is voor verscheidene culturen. Met elk hun eigen woordenschat, rituelen en die verschillende overtuigingen koesteren. Maar waar haalt men het lef vandaan om natuurwetten en zelf geloofsovertuigingen die de eeuwen trotseerden zomaar te degraderen tot schandalig?

Wat is er zo verkeerd aan mensen die denken dat de natuur gezorgd heeft voor een voortplanting met ‘eenheid in tweeledigheid’. Is het fout om zoals de christelijke cultuur een ritueel te hebben voorzien, het huwelijk, om een man en een vrouw te verbinden en te zorgen voor nakomelingen? Niet elke overtuiging trotseert de tijd maar de christelijke cultuur bestaat toch al wat langer dan het nieuwe denken dat hooguit enkele decennia oud is.

Homoseksualiteit bestaat reeds zeer lang en – hoewel ik dat niet weet – maakt vermoedelijk deel uit van de natuurlijke evolutie van de mensheid. Wie daar moeite mee heeft, moet daar nog eens over nadenken. Maar de plaats van transgenders in de maatschappij is slechts heel recentelijk geëvolueerd. Het is niet ongewoon dat dergelijke maatschappelijke ontwikkelingen weerstand oproepen. Het is een al even normaal verschijnsel dat daarbij ‘van beide kanten’ foute inschattingen worden gemaakt. In elk geval heb ik weinig sympathie voor het excessieve ‘m’as tu vu’ gehalte van zowel  ‘Gay parades’ als publieke heteroseksuele esbattementen.   

In elk geval mag het niet teveel gevraagd zijn om het ‘oude’ denken te respecteren. Tenslotte is niet iedereen transgender, ook al doen de media hun best om van elke ‘bekende mens’ ook te vermelden dat hij homo of lesbisch is. Precies alsof een kwaliteit of een nieuwsfeit zonder vermelding van de geaardheid van de persoon niet meer volstaat.

Kinderen


Weinigen struikelen nog over de medische mogelijkheden om de natuur te helpen bij een kinderwens. Dolce & Gabbana ontkennen dat met hun uitspraak niet. Er is niets pejoratiefs aan ‘in vitro’ of andere technieken, ook al zijn het menselijke ingrepen en dus inderdaad niet ‘natuurlijk’. Transplantaties die de levensduur verlengen en de levenskwaliteit verhogen zijn ook niet natuurlijk, maar wel maatschappelijk aanvaard.

Dat transgenderkoppels zelf soms moeite hebben met hun nakomelingen is al evenzeer begrijpelijk. Wanneer twee vrouwen een kindje krijgen kan er maar één de natuurlijke moeder zijn. Daarvoor heeft men ook een nieuwe woordenschat gevonden, ‘meemoeder’ in plaats van vader. Waarom niet?

Maar het is eveneens belangrijk dat vaders en moeders voor kinderen een bijzondere betekenis hebben. Via een Amerikaanse katholieke nieuwssite lieten kinderen van holebi-families weten dat ze de mening van Dolce & Gabbana delen en hen oproepen om zich niet te verontschuldigen. Hoewel ze veel liefde ontvingen van hun holebi-familie, vinden zij dat kinderen best opgroeien in heterogezinnen. Dat mag ons echter niet doen vergeten dat kinderen soms géén liefde ontvangen zowel in hetero- als holebi-gezinnen.

Oude en nieuwe taboes


Wanneer er iemand bewees om geen moeite te hebben met taboes, dan wel Madonna. Daarom is haar reactie op deze hetze tegen Dolce & Gabbana zo betekenisvol:All babies contain a soul however they come to this earth and their families. There is nothing synthetic about a soul!! So how can we dismiss IVF and surrogacy? Every soul comes to us to teach us a lesson God has his hand in everything even technology! We are arrogant to think Man does anything on his own. As above so below! Think before you speak."

Vrij vertaald: ‘De ziel van het kind mag niet afhangen van de manier waarop het tot leven kwam, noch van de familie waarin het opgroeit. God heeft zijn hand in alles, ook in de technologische realisaties.’ Maar waar ik vooral wil op wijzen, is haar kritiek op de arrogantie van de Mens, die denkt dat hij alles zelf kan en mag bepalen.

Mij lijkt deze terechtwijzing heel belangrijk in een wereld waarin nieuwe profeten sociale druk uitoefenen en zo nieuwe taboes in het leven roepen. Mensen – bij voorbeeld mediamensen - die denken dat zij mogen bepalen wat mag en wat niet mag geweten worden. Maar vooral, dat het volgens sommigen volstaat om iets te geloven opdat het ook de waarheid zou zijn. Geloven in plaats van weten, dat zou pas een achteruitgang zijn.

 
Pjotr 



14 maart 2015

Raadgevingen aan de Minister van Defensie

Defensieminister Steven Vandeput (N-VA) vroeg veertien specialisten om raad. Hun aanbevelingen waren voor insiders nogal voorspelbaar. Het ontbrak aan echt vernieuwend denken, en concrete antwoorden op enkele fundamentele problemen van de krijgsmacht bleven uit. Daarom deze ongevraagde raad.

Inleiding


 

Denken aan een toekomst voor defensie zonder de moed te hebben om lessen te trekken uit de fundamentele zwakheden is gedoemd tot mislukken. Elke defensieminister die ik in mijn actieve loopbaan meemaakte, werd geconfronteerd met vergelijkbare problemen, en hoezeer ze ook hun best deden, nooit slaagde een minister erin om de negatieve trend om te buigen. Kleiner dat wel, maar nooit efficiënter laat staan slagkrachtiger. Daarom is mijn belangrijkste aanbeveling aan de minister: verlaat de begane paden die al plat getrappeld zijn door uw voorgangers. Want, waarom zou u slagen daar waar al uw voorgangers mislukten?
 
In dat opzicht was van alle raadgevingen die de experten deden vooral de bijdrage van Geert Noels aanbevelenswaardig. Omwille van zijn aanzet tot ‘out of the box’ denken.

Elke staat heeft het leger dat het verdient


 

Men kan blijven herhalen dat België geen geld genoeg heeft om een goed uitgerust en efficiënte krijgsmacht te betalen. Maar is er niemand die de vraag stelt of België wel een slagkrachtig leger verdient?
 
Grootsheid ligt niet in de Vlaamse aard. Ons ‘groots’ koloniaal verleden waardoor we toen meespeelden op een hoger niveau, dankten we aan één man. En uiteindelijk bleek het ook niet meer te zijn dan een strooptocht, ondanks de fantastische inbreng van zoveel idealistische ‘missiepaters en -zusters’. We lieten ons buitengooien en sindsdien sponsoren we vooral witteboordencriminelen.
 
Niemand betwijfelt dat wij voldoende gemeenschappelijke waarden hebben die verdienen verdedigd te worden. Maar probeer om een geostrategische visie concreet te maken en niets is nog mogelijk. We slagen er zelfs niet in om een federaal beleid te ontwikkelen inzake wapenexport, laat staan dat we een gezamenlijk beleid inzake wapenimport zouden kunnen ontwikkelen.
 
Probeer een samenwerking met Nederland en de Franstaligen liggen dwars. Maar waarom zouden we kunnen samenwerken met een ander land wanneer we er nog niet in slagen om de muren te slopen tussen de eigen federale departementen, laat staan de gewesten?
 
We zijn sterk in het sluiten van compromissen en Wilfried Martens was inderdaad één van de peetvaders van de Arusha-akkoorden. Maar hoewel mensen met terreinkennis niet geloofden in de slaagkansen van dit akkoord, stuurden we ter ondersteuning troepen naar Rwanda. Tot er tien doden vielen en wij op de vlucht sloegen. Terwijl de brigade Para-Commando’s bij wijze van spreken stond te trappelen om in Kigali en omstreken orde op zaken te stellen. De genocide die erop volgde, met een miljoen slachtoffers, was zelfs nog niet het ergste. De exodus naar Oost-Congo zorgt tot op de dag van vandaag, meer dan twintig jaar later, voor nog veel meer slachtoffers. Toen hadden we de middelen en ervaren personeel om iets goeds te doen voor onze oude kolonies. In plaats daarvan schoven we de zwarte piet door naar de VN. En een onderzoekscommissie onder leiding van Guy Verhofstadt kwam tot de conclusie dat we beter geen militairen meer zouden inzetten in de regio van de Grote Meren, onze oude kolonies en mandaatgebieden. Waarom hebben we dan nog een leger nodig? En wat erger is, onze Para’s zijn hun aureool van ‘onoverwinnelijkheid’ kwijt en dat kan heel gevaarlijk worden.
 
Nieuw materieel kopen? Het kan, zie maar het succesverhaal van de F16. Welja, gewezen directeur van FLAG, Karel Vervoort, kent dit verhaal maar al te goed en zijn conclusie is dat 80 % betaald werd door Vlaanderen en de aanvankelijke economische return voor de volle 100 % ten goede kwam aan Wallonië en Brussel. Zo is het gemakkelijk om overeen te komen. En wie durft beweren dat het met de opvolger anders zal zijn?

De structurele weeffouten


 

Wanneer men teruggaat naar de essentie dan is het antwoord simpel: geld, geld en nog eens geld. En dat geld is ook te vinden bij defensie zelf. Met een personeelskost die meer dan 70 % van het budget opslorpt, verdwijnt elke marge voor investeringen en operationele werkingsmiddelen. Hier kan jaarlijks 20% of zowat 500 miljoen worden bespaard. Maar daarvoor moeten we heilige huisjes slopen, want zonder politieke moed kan geen enkele staat aanspraak maken op een efficiënte krijgsmacht.
 
Defensie gaat zelf in de fout door vast te houden aan allerlei taken die niet tot de ‘core business’ behoren. Maar ook als men daar iets wil aan doen, zoals enkele raadgevers terecht voorstellen, dan nog gaat het om bescheiden besparingen die daarenboven soms nieuwe kosten veroorzaken.
 
Enkele raadgevers verwezen naar de ‘overhead’-kosten. Maar ook dat is geen nieuw gegeven. Daarover hebben al veel ministers hun hoofd gebroken. Telkens waren er voldoende tegenkrachten om verregaande besparingen onmogelijk te maken. En als er ook maar één communautair geurtje aan zit, is het helemaal ‘non’.
 
Pieter De Crem, uw voorganger, probeerde grote schoonmaak te houden in de infrastructuur maar ook dat bleef ver onder de mogelijke besparingen, wegens lokale ‘weerstandsnesten’. Trouwens, over die infrastructuur kan er nog wel iets gezegd worden: wij hadden een van de beste oefenterreinen voor de landmacht: Vogelsang in Duitsland. We vonden het niet nodig om deze capaciteit (desnoods mits een redelijke vergoeding) te behouden. In plaats daarvan betaalt de landmacht zich blauw aan de huur van andere buitenlandse oefenterreinen, als ze het überhaupt nog kan.

 

De totaal scheefgetrokken budgetstructuur is de belangrijkste structurele weeffout, waardoor jaarlijks zowat 500 miljoen euro verloren gaan voor investeringen en operationele capaciteit.

Drie nagels in de doodskist van het personeelsbeleid


 

Voor een goed begrip moeten we het personeelsprobleem in zijn globale context zien. Dat Europa veel meer soldaten heeft dan de VS maar toch – of precies daardoor - een militaire dwerg is, heeft te maken met een andere kijk op het buitenlands beleid en op defensie. Amerika denkt in termen van operationele capaciteiten en ontwikkelt daarvoor de hard- en software, wij (en ook andere Europese landen) denken te veel in maximale tewerkstellingskansen en minimalisering van de kosten. Het aanwerven van burgerpersoneel terwijl er een belangrijk overtal is aan geschikte (desnoods mits een reconversiecursus) oudere militairen, is daar een flagrant voorbeeld van.

 

 

  1. Wie geen duidelijke ambities heeft inzake buitenlands beleid, heeft ook geen operationeel leger nodig.
De meeste Europese landen hebben geen ambitieus buitenlands beleid of vinden het om historische redenen niet gepast om hun belangen desnoods met militaire middelen te kunnen verdedigen. Kijk eens hoe Groot-Brittannië reageerde toen Argentinië de Falklands opeiste. Totaal ondenkbaar voor elk ander Europees land, behalve Frankrijk. Dat het net die twee zijn die wel voldoende geld besteden aan defensie illustreert heel duidelijk deze stelling.
 
Enkele experten pleiten voor capaciteiten in plaats van een lijst van opdrachten. Ze hebben gelijk. Operationaliteit moet de norm zijn. Welnu, laat eens een expert bepalen hoeveel geld de Krijgsmacht per militair beschikbaar heeft en vergelijkt dat met andere landen. Dat beschikbaar bedrag per militair is veel belangrijker voor de operationaliteit dan het globale budget of het percentage van het BNP. En voor alle duidelijkheid, de weddes horen daar niet bij.
 
Ook vergoedingen horen daar niet bij. Lang geleden werden geen vergoedingen betaald voor langdurige oefeningen. Eind 1986 werd beslist om toch een vergoeding te geven. Deze beslissing kostte handenvol geld en van een verhoging van de operationaliteit heb ik nooit iets gemerkt. Wel weet ik dat van het budget voor de training van de landmachteenheden (toen ongeveer 1,6 miljard BEF) er meer dan één miljard nodig was voor de betaling van deze nieuwe vergoedingen.
 
2. Het militair beroep is onvoldoende respectabel.

Het leger heeft altijd moeite gehad om mensen aan te werven. En dat het niet aantrekkelijk was heeft veel te maken met een foute perceptie. De bevolking kende indertijd het leger alleen maar wanneer een zoon of familie ‘naar het leger moest’. Heel veel soldaten beleefden er nochtans de tijd van hun leven, maar een elite die via het toenmalig welig tierend politiek dienstbetoon niet naar Duitsland wou, kon op voorspraak hun ‘dienst kloppen’ overdag en ’s avonds terug naar mama. Ze konden enkel taken krijgen onder hun niveau en vonden het terecht puur tijdsverlies. Deze elite heeft zich later heel dikwijls van zijn kleinste kant laten zien wanneer de krijgmacht steun nodig had.
 
Militairen hebben die afstand naar de maatschappij nooit kunnen dichten, al verbeterde het enigszins toen soldaten vanaf 1991 deelnamen aan buitenlandse opdrachten. Defensie heeft door onnodige geheimdoenerij zelf ook fout aan de afstand naar de maatschappij. Net zoals politici die defensie gebruik(t)en voor electorale doeleinden. ‘Je me permets d’insister’ schreef minister Flahaut ooit op de sollicitatiebrief van een poetsvrouw.
 
Deze nefaste tussenkomsten zorgden er ook voor dat elke burgemeester met enige macht druk uitoefende opdat zijn kazerne ‘next door’ open bleef. Toen het leger teruggetrokken werd uit Duitsland en vooral na de overgang naar een beroepsleger, koos defensie zelf voor een concentratie van de kazernes, Leopoldsburg in Limburg werd zowat de enige thuishaven voor de operationele Landmacht. Marche-en-Famenne werd dat voor de Franstaligen. Om besparingsredenen, zo werd toen gezegd. Maar wat men over het hoofd zag, was dat door deze keuze (besparingsdrift) een groot reservoir aan potentiële kandidaten uit andere provincies verloren ging. Buiten Limburg werd defensie onbekend en onbemind. Geen enkel geraadpleegde specialist heeft oog voor dit probleem. Integendeel, sommigen willen het leger nog meer opsluiten in een of andere provincie.
 
Daarom komt het leger ook vandaag heel onsympathiek over bij een bepaald deel van de bevolking. Is het niet symptomatisch dat er zelfs protesten zijn wanneer militairen ‘op de straat te zien zijn voor veiligheidsopdrachten? 
 
3. Het ambtenarenstatuut is onverenigbaar met het militair beroep.

Verschillende experten wijzen op de te grote overhead-kosten en willen daar minder mensen voor inzetten. Prima, maar toch even nadenken: zo lang men duizenden jonge mensen nodig heeft en deze tot hun pensioen bij defensie moeten blijven, zijn er ook voor hen taken nodig. De afschaffing van het ambtenarenstatuut lijkt dan voor de hand te liggen, maar is het niet.
 
Een organisatie als defensie waar continuïteit essentieel is, mag niet afhankelijk worden van de economische conjunctuur. De experimenten met tijdelijk personeel hebben dit al heel duidelijk aangetoond. Na meerdere pogingen om via tijdelijke vrijwilligers een oplossing te vinden (de eerste zogenaamde ‘NAVO vrijwilligers’ dateren van halfweg vorige eeuw), is het hoog tijd om duurzamer structurele oplossingen aan te bevelen.

Twee breekhamers voor een flexibel personeelsbeleid


 

Vooraf even dit: het personeelsprobleem stelt zich zowel bij de instroom van jonge militairen als bij de uitstroom van niet langer operationele militairen. Een structurele oplossing moet daarom zowel sleutelen aan de instroom als aan de uitstroom. 

  1. Flexibiliteit in ruil voor werkzekerheid.

Vaste werknemers hebben hun plaats in de administraties. Maar we mogen wel flexibiliteit vragen in ruil voor werkzekerheid. Een van de voornaamste bezwaren voor een overgang van militairen naar een andere administratie is dat ze eventueel de plaats afnemen van iemand anders en dat, erger, hun promotie in gevaar komt. Om daaraan te verhelpen zetten we de eerste breekhamer in: voortaan worden alleen nog ambtenaren aangeworven op basis van capaciteiten en niet meer in functie van een welbepaalde administratie. Daarenboven wordt geen garantie meer gegeven om in eenzelfde administratie te kunnen blijven, maar tegelijk krijgen alle ambtenaren de mogelijkheid om te veranderen van administratie na een minimum-periode. Enige competitie tussen de administraties zal ongetwijfeld ook het personeelsbeleid positief beïnvloeden. Wie is beter geplaatst dan de minister voor ambtenarenzaken om dit voorstel op de agenda te zetten?
 
Dat betekent voor departementen zoals defensie dat ze hun niet-operationeel personeel niet langer moeten ‘bezig houden’ in niet essentiële diensten die daarenboven veel geld kosten. Laat militairen hun talenten gebruiken voor fysiek minder belastende maar wel uitdagende jobs in ander departementen. Velen zullen daar positief mee omgaan en wie ertegen is, moet eens nadenken over de eigen werkethiek. Militairen hoeven dan ook niet meer vroeger ‘op rust’ te gaan. Maar men moet voor het bepalen van de pensioenleeftijd wel rekening houden met de geleverde ‘buitenlandse operationele inspanningen’.
 
Voor heel veel militairen zijn de laatste vijf jaren dikwijls de minst interessante, precies omdat ze beseffen dat ze eigenlijk overbodig zijn. Zo kunnen duizenden militairen een nieuwe uitdaging vinden en dalen de personeelskosten van defensie navenant.
 
Door de wisselwerking die zo op gang komt zal er ook een grotere cohesie komen tussen alle administraties en zullen er ongetwijfeld andere synergie-effecten mogelijk worden. Ik denk dan onder meer aan de permanente vorming in gemeenschappelijke onderwijsinstellingen.

 
2. Burgerplicht in ruil voor het voordeel van een ambtenarenstatuut.



Het personeelsprobleem is ook te wijten aan de moeilijke instroom. Daarenboven heeft de krijgsmacht door het opschorten van de legerdienst geen reserve meer. Om dit probleem op te lossen zetten we onze tweede breekhamer in: elke aangeworven (enkel federale?) jonge ambtenaar moet zich ertoe verbinden om tijdens de eerste twee jaar een korte militaire basisvorming te volgen en gedurende een aantal jaren beschikbaar te zijn voor opdrachten indien de omstandigheden dat vereisen. Hoeveel tijd hiervoor nodig is en hoe dat het best georganiseerd wordt, is een discussie waard maar mag geen beletsel zijn. Het is evident dat daarbij de persoonlijke kennis van de ambtenaar moet gevaloriseerd worden. Voor de cyberoorlog hoeft men geen scherpschutter te zijn.
 
Er kan ook een regionale reserve georganiseerd worden (voor gewestelijke ambtenaren) die dan kunnen bijspringen in geval van binnenlandse opdrachten in het kader van de ‘Hulp aan de Natie’ en als bijkomende reserve voor buitenlandse opdrachten.

Kiezen voor een goede samenwerking


 

Verschillende experten zetten in op internationale samenwerking. Vooral Nederland lijkt de uitverkoren partner voor de Vlaamse experten, terwijl bij de Franstaligen dat nog altijd een taboe blijkt te zijn.
 
Maar een goede samenwerking is enkel mogelijk wanneer de partners bereid zijn om een inspanning te leveren en – wat de experten vergaten – elke partner moet bereid zijn om voor bepaalde taken afhankelijk te worden van de andere. Wanneer één partner de andere niet nodig heeft dan ontstaat er een afhankelijkheidssituatie die ongezond is en altijd in het nadeel speelt van de afhankelijke, in dit geval duidelijk België.
 
Laat mij de mogelijkheid voor een goede samenwerking illustreren aan de hand van het volgende voorbeeld:
 
We kiezen voor één ‘BENE’ Marine. Daar staan we nu al het dichtst bij. Dan zou ik volgende vraag aan de Belgische en Nederlandse defensieminister willen stellen: Bent u bereid om een deel van de eigen veiligheid toe te vertrouwen aan uw partner? Bij voorbeeld, dat Nederland instaat voor de veiligheid van onze gemeenschappelijke maritieme communicatiewegen, en België de veiligheid garandeert van onze gemeenschappelijke territoriale wateren en meer bepaald de directe toegangen tot onze zeehavens? Wanneer er niet voldoende vertrouwen is voor dergelijke samenwerking, zal de zwakkere vooral economisch altijd de pineut zijn. Want, zelfs een goede bovenbuur kan wel eens misbruik maken van de afhankelijkheid van zijn onderbuur.
 
Enkele experten pleiten resoluut voor de aankoop van de JSF/F35 omdat ook Nederland dat deed en deze samenwerking blijkbaar een offer waard is. Los van het feit dat dit vliegtuig weliswaar veelbelovend is en er al meer dan honderddertig vliegtuigen gebouwd werden, zijn de operationele testen nog niet eens beëindigd. Tot dan geldt dat ‘the proof of the pudding is in the eating.’ Over de JSF/F35 als mogelijke vervanger van de F16 verschenen reeds enkele aanbevolen onafhankelijke bijdragen die u kan lezen via deze link (tag JFS)

Zoek synergie-effecten


 

Waarom niet eerst bewijzen dat we bekwaam zijn om samen te werken in eigen land? Enkele experten vragen zich ook af of defensie wel al die ‘bijkomstige taken’ moet blijven uitvoeren. Groot gelijk hebben ze, maar het kan ook anders: Defensie moet hoogdringend zijn deuren en vensters openen en synergie-effecten zoeken.
 
De Koninklijke Militaire School wordt onderbenut terwijl sommige administraties geen plaats hebben voor een specifieke vorming. Dat zou veel beter zijn dan deze site te verkopen aan derden. Want, voor wie het niet zou weten, de opbrengst van de verkochte kazernes was schandalig laag. Daar deden vooral lokale potentaten hun voordeel mee, niet Defensie. Met een nieuwe verkoop zal het niet anders zijn.
 
Waarom bepaalde ondersteunende diensten niet samenvoegen? Waarom moet elke administratie haar eigen ‘aankoopdienst hebben’? Waarom zouden militairen die het brevet van Militair Administrateur (MAB) bezitten en dus specialisten zijn in openbare aanbestedingen niet samenwerken met collega’s van andere administraties in een gecentraliseerde dienst? De vereiste capaciteiten (kwalificaties) verschillen toch niet naargelang het product?
 
Dat is slechts een kleine greep uit een reeks van mogelijkheden waar dringend werk moet van gemaakt worden.
 
Mijnheer de minister, de huidige crisis is voor u een grote opportuniteit vermits u zowel bevoegd bent voor Defensie als voor Ambtenarenzaken. Mag ik u veel moed toewensen, want het is tijd om knopen door te hakken. U heeft naar mijn mening zelfs geen andere keus meer, tenzij u als laatste minister het licht wilt doven bij defensie.
 
Pierre Therie
Kolonel stafbrevethouder o.r.
Member Nato Defense College
Gewezen defensieattaché

10 maart 2015

Grootmoeders zijn kostbaar





MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN



Na enkele ernstige bijdragen over defensie en andere serieuze onderwerpen mag het al eens gemakkelijker zijn. Hoewel, soms zitten er belangrijke boodschappen in luchtig leesvoer. Even leentjebuur spelen, met dank aan Mia Doornaert (in De  Standaard 9/03).


Over grootmoeders



De opener van haar column maakt duidelijk wat op haar lever ligt: ‘Ik heb het nu echt een keer te veel gehoord, in een van onze media: We moeten oppassen, want er luisteren misschien grootmoeders mee’.

De mediamannen die grootmoeders zien als ‘frêle dames met elegant opgestoken grijs haar en zachtroze wangen. Fout natuurlijk want de grootmoeders van vandaag reizen de wereld rond, sporten. En ze weten verdraaid goed waar Abraham de mosterd en de rest van de kruidenierszaak vandaan haalt’. Daarmee wil ze duidelijk maken dat seks ook nog aan hen besteed is. Het zijn de dolle mina’s van de jaren zestig en het waren feministen. En ze eindigt haar column met deze oproep: ‘Maar heren van de media, hou eens op met er seutjes van te maken die flauwvallen bij een onvertogen woord. Dat cliché heeft net zo’n baard als de even onuitroeibare en even seksistische schoonmoedergrappen’.


Benidorm bastards



Mia Doornaert kan het als generatiegenote van de dolle mina’s weten en ze staat bekent als onverschrokken feministe. Bravo, want we hebben veel oudjes nodig die niet op hun mond gevallen zijn. Niet alleen oma’s, ook opa’s.

TV-series als ‘Benidorm Bastards’ en ‘Beat da Bompaz’ versterken het beeld dat Doornaert ons voorspiegelt: de grappige oudjes die grollen en grappen uithalen en zich nog best kunnen meten met de jeugd. Gelukkig is dat maar perceptie. Een wereld gecreëerd door gehaaide marketeers die in de oudjes een afzetmarkt zagen waar veel aan te verdienen valt. En ja, er zijn nogal wat ouderen die blijkbaar de middelen en de behoefte hebben om te kunnen ontsnappen aan het werkelijke leven. Die ‘Benidorm Bastards’ zijn zo’n gekunstelde creaturen dat verstandige mensen er enkel kunnen van gruwen. De bomma’s en bompa’s van vandaag verdienen veel beter dan de karikatuur die zowel de media als Doornaert ervan maken.


Zeg niet oma maar mama



De  media en Doornaert hebben de laatste trein gemist. Die vertrok al een tijdje geleden. De oma’s en opa’s van vandaag zijn voor de kleinkinderen heel dikwijls evenveel en soms meer mama en papa dan hun eigen kinderen. Wie dit niet gelooft moet maar eens een kijkje nemen aan de duizenden Vlaamse schoolpoorten rond 15.30 u. Of tijdens schoolvakanties kiekjes komen nemen van die oma’s en opa’s met kroost op het strand en de zeedijk.

En voor alle duidelijkheid: daar is niets mis mee, integendeel. Het is een formidabel bewijs dat ‘familie’ opnieuw veel meer belang heeft dan in de tijd van de dolgedraaide mina’s. Dat er geen sprake is van een generatiekloof, integendeel, oma’s en opa’s zijn kostbaar voor het familiaal weefsel van de toekomst. Alleen is het nog niet duidelijk of de kinderen van die oma’s en opa’s ook de tijd zullen hebben om zich te ontfermen over hun ouders en hun kleinkinderen. 

Het is daarom een beetje jammer dat er weinig aandacht is voor de ontelbare oma’s en opa’s die een tweede kans krijgen om (klein)kinderen te koesteren. Het is fout van feministen wanneer ze  liever het beeld ophangen van de vrolijke en seksueel appetijtelijke oma – die weet wat ze in bed wil – en niet de liefhebbende oma die zich in alle bochten wringt om tijd vrij te maken voor de opvang en begeleiding van ‘haar’ kleintjes.

Overigens, er zijn op en top vrouwen die erin slagen om beide te zijn, seksueel appetijtelijk en vertroetelende bomma’s. En het laatste waar ik hen van verdenk is dat het feministen zijn die de trein misten.

Pjotr