MEDIA EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
Spionage, het is van alle tijden en daar zijn
zelfs vriendschappelijke banden niet tegen bestand. Met het opkomend terrorisme
herleefden de inlichtingendiensten en zijn spionnen terug van nooit weggeweest.
Diplomaten als officiële spionnen
De officiële opdracht van een diplomaat bestaat
uit het behartigen van de staatsbelangen bij een andere staat (bilateraal) of
een internationale instelling (internationaal). Dat betekent onder meer dat
diplomaten informatie verzamelen over het land waar hij/zij geaccrediteerd is,
dat van belang kan zijn voor het eigen land. Het zal dus van de onderlinge
relaties tussen de twee staten afhangen welke informatie men van de diplomaten
verwacht. Tussen bevriende landen heeft de diplomatie vooral een opbouwende rol
ter versterking van een gemeenschappelijke “win-winsituatie”. Maar diplomaten
gedetacheerd in landen waarmee de relaties gespannen zijn – of waar een
dreiging van uitgaat – zullen uiteraard een heel ander soort informatie zoeken
en doorspelen aan de eigen regering. En voor alle duidelijkheid, deze
informatie gaat over alle mogelijke domeinen, niet alleen defensie en
veiligheidsproblemen. Dat hierover hoogst uitzonderlijk iets in de media aan
bod komt, is normaal. Het omgekeerde is dat niet.
Soms worden diplomaten zelfs gebruikt om
interne politieke geschillen te beslechten. Een anekdote die mij altijd zal
bijblijven was de komst van een Belgisch topdiplomaat naar Wenen. Namens de
minister van Buitenlandse Zaken (Louis Michel, MR) kwam hij de Oostenrijkse
minister van Buitenlandse Zaken ‘mondeling’ informeren dat het initiatief van
de Belgische minister van Defensie (André Flahaut, PS) om formele samenkomsten
te organiseren met de EU-defensieministers niet gedragen werd door de Belgische
regering. Duidelijker kon de boodschap niet zijn: Oostenrijk kon gerust het
voorstel afwijzen. Mocht dat bekend
geworden zijn, zou het ongetwijfeld een hele rel hebben veroorzaakt. Hoewel,
ook in de Belgische diplomatie is surrealisme nooit ver weg.
Het pikante aan deze interventie was dan nog
dat de Oostenrijkse minister van Defensie, Herbert Scheibner, behoorde tot de
FPÖ (de partij van Haider). Deze partij werd
(vooral) door Franstalig België geboycot wegens haar ‘nazistische
sympathieën’. Volgens de toenmalige chef van defensie diende deze hetze vanuit
Franstalige hoek eveneens om de Vlamingen nog eens te herinneren aan hun
collaboratieverleden.
Samen met de diplomaten van het departement
Buitenlandse Zaken, telt een ambassade meestal ook een aantal ‘attachés’ met
het statuut van diplomaat. Ook zij
hebben als opdracht om de staatsbelangen – maar dan beperkt tot hun domein – te
behartigen.
Voor defensieattachés verschilt deze opdracht
uiteraard zeer sterk wanneer men geaccrediteerd is in een bevriend land of een
land waarvan een bedreiging uitgaat voor de eigen veiligheid. De militaire
inlichtingendienst – waarvan in België alle defensieattachés administratief
afhangen – is uiteraard slechts geïnteresseerd in informatie over de veiligheid
van België en meer bijzonder deze van Belgische militairen in buitenlandse
opdrachten. Maar dat betekent niet dat een defensieattaché in een bevriend land
hierin geen rol speelt. Sommige bevriende landen hebben een veel grotere terreinervaring
in bepaalde conflictgebieden (zoals België in zijn gewezen koloniën) en dan is
het niet uitgesloten dat een attaché eveneens interessante informatie kan
verzamelen. In Londen zit men soms dichter bij informatie over een derde land
dat behoort tot het Britse Gemenebest (Commonwealth of Nations), dan in het
bedoelde land zelf. Zo is ook Oostenrijk door zijn geschiedenis veel
vertrouwder met de Balkan dan wij. Een samenwerking in Bosnië-Herzegovina met
Oostenrijk was daarom voor Defensie een goede zaak.
Het belangrijkste verschil tussen een defensieattaché en een zogenaamde
spion is dat de eerste zich (formeel
althans) beperkt tot het exploiteren van de ‘publieke bronnen’, terwijl een
spion vooral clandestiene bronnen (informanten) gebruikt om informatie te
verzamelen. Maar de scheidslijn is soms dun en er zullen altijd schemerzones
blijven. Daarom voorziet de Conventie van Wenen, die het diplomatieke verkeer
regelt, onder meer in beperkingen inzake onaangekondigde verplaatsingen van
diplomaten.
Manco in samenwerking van inlichtingendiensten
Grote landen zoals de Verenigde Staten, Rusland
en China hebben naast hun diplomaten, waaronder defensieattachés, ook officiële
vertegenwoordigers van hun inlichtingendienst. Dat beperkt zich niet tot de
landen die een bedreiging vormen voor de staatsbelangen. Ook in bevriende
landen, zoals het geval is in Duitsland, Frankrijk, België, … zijn er vertegenwoordigers.
Reden van deze bilaterale ‘samenwerking’ tussen
inlichtingendiensten is het ontbreken van een overkoepelende samenwerking via
de NAVO of een andere veiligheidsorganisatie. Hoewel de NAVO nu reeds 65 jaar
bestaat ontbreekt het nog steeds aan vertrouwen om het inlichtingenwerk
gemeenschappelijk te organiseren. Dat is betreurenswaardig, maar wel de
realiteit. Ondanks de recente terroristendreiging die dwingt tot een
betere samenwerking, blijft het (politiek)
wantrouwen tussen bevriende landen nog altijd groot.
Maar er speelt nog een ander belangrijke
factor: het huizenhoge onderlinge wantrouwen van de inlichtingendiensten. Het
gevolg is dat heel wat samenwerkingsmogelijkheden verhinderd worden door deze
diensten zelf. De barrières die op het terrein soms worden opgeworpen hebben
meestal een goede reden. Maar soms zijn ze veel schadelijker dan de
verspreiding van de informatie. Voor politici is het daarenboven quasi
onmogelijk om na te gaan of een inlichtingendienst niet een eigen agenda gaat
volgen.
Meestal gaat het ook over het bekomen van meer
geld en meer mankracht. Dan kan iets niet weten een goed argument zijn. Beter
dan open te staan voor samenwerking. Want voor alle duidelijkheid, en zeker
inzake veiligheidsproblemen zou er geen enkele goede reden mogen zijn om niet
veel beter samen te werken. Het wantrouwen zit duidelijk niet alleen bij de
politici, maar ook (en vooral) bij de inlichtingendiensten zelf. Een wereld die
leeft van wantrouwen en bedrog. Het zou daarom niemand mogen verbazen dat de
Amerikaanse veiligheidsdienst Duitse politici afluisterde. Een gewezen
medewerker van deze veiligheidsdienst (NSA) verklaarde aan een vriend: “Listen, we have to know what the Germans
are doing. The Germans are doing a lot and they do not
tell us everything.” Wie een beetje vertrouwd is met deze wereld weet dat deze achterdocht
niet enkel leeft tussen Amerikanen en Duitsers, maar evenzeer onder Europese
‘vrienden’. Of denkt u dat Frankrijk de EU meer vertrouwt dan het VK of de VS?
Het US afluisterschandaal met Duitsland
Na het bekend worden van het afluisteren van de
mobiele telefoon van kanselier Angela Merkel door de NSA, ontstond geen nieuwe
situatie. Maar de bekendmaking maakt wel duidelijk dat de Amerikanen hun meest
onderdanige Europese partner sinds WO II, behandelen als een potentieel gevaar
voor hun eigen land. Dat kan moeilijk zonder politieke gevolgen blijven. Daarom
verdient dit incident meer aandacht dan de reguliere media eraan besteden.
Volgens ontvangen mails met verwijzingen naar reporters van bloomberg.net, heeft de Amerikaanse
ambassadeur John Emerson, op 9 juli laatstleden Duitsland aangeboden om
voortaan dezelfde voorrechten te hebben als de actuele bevoorrechte partners
van de ‘Five Eyes Intelligence Communitiy’, zijnde de VS, het
VK, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Dit voorstel tot ‘wiedergutmachung’
is eigenlijk een beetje absurd. Hoe kan men iemand bespioneren en vervolgens
hem als schadeloosstelling toelaten tot het clubje waar alleen betrouwbare
vrienden bij horen. Dit komt bij mij zelfs over als ondoordacht, want wat dan
met Frankrijk, Nederland, …? Of dacht men dat dit aanbod niet publiek zou
bekend worden?
Ook CIA Directeur John Brennan was bereid om
een bezoek te brengen aan Berlijn om de plooien glad te strijken. Maar voor Merkel
en haar regering was het allemaal te weinig en te laat. Dus werd het hoofd van
de CIA in Berlijn verzocht om het land te verlaten. Dat is net iets minder
gênant dan de verklaring van ‘persona non grata’ volgens de Conventie van Wenen
over de diplomatieke verkeer. Maar als signaal dat Duitsland misnoegd is
kan het tellen. Dat er in Moskou
geapplaudisseerd werd, bewijst dat dit incident veel meer is dan een fait
divers.
De Duitse minister van financiën, Wolfgang
Schäuble, die indertijd nog mee de eenmaking van Duitsland onderhandelde,
verklaarde over dit schandaal op 9 juli: ‘It makes you want to cry’.
Hoog tijd voor bezinning, zowel in Berlijn als in
Washington.
De VS én de EU gooien eigen ruiten in
Hoe belangrijk dit schandaal wel is, kan
moeilijk nu al ingeschat worden. Het is wel geen alleenstaand accident. Door de
gewijzigde strategie van de USA, die vooral focust op goede relaties met de
opkomende machten in het Oosten, wordt Europa minder belangrijk. Temeer daar
Europa nooit bereid was om, zoals de Amerikanen meermaals vroegen, hun
defensie-inspanningen op te drijven. Over de lusten en de lasten wordt in
kringen van rabiate VS-haters nooit een debat gevoerd. Tenzij om de defensie
uitgaven nog meer te beperken.
Anderzijds staat ook in Duitsland de tijd niet
stil en groeit het verzet tegen eenzijdige Amerikaanse beslissingen (zoals de
inval in Irak). Het kan ook zijn dat Europa het Nabije Oosten anders bekijkt
dan de VS. Het waren wel Europese staten (vooral Groot-Brittannië en Frankrijk)
die daar arbitraire staatsgrenzen trokken op stafkaarten en niet de Amerikanen.
En toch verwachten de Europeanen nu dat de VS het historisch mismeesterde
territoriaal probleem zouden oplossen.
Zelfs in de periferie van Europa hebben de USA
een andere visie zoals recentelijk bleek na het uitbreken van de crisis in
Oekraïne. Dat zorgt voorlopig enkel voor veel gegrom binnenskamers, maar
hoopvol voor een betere samenwerking is het niet.
Ook de financiële crisis die Europa recent
teisterde en die door de USA veroorzaakt werd (de vastgoedbubbel), heeft het
onderlinge vertrouwen geschaad. Dat
speelt achter de schermen ongetwijfeld mee. Het wordt dus uitkijken naar
het resultaat van het opgestarte handelsoverleg tussen de EU en de VS. Wees
maar zeker dat beide partijen permanent hun oor te luisteren leggen om te weten
te komen wat de tegenpartij denkt.
Een andere oorzaak die zorgde voor een
gewijzigde strategische visie is de toenemende Europese afhankelijkheid van
externe energiebronnen. Daardoor werd Rusland opnieuw belangrijk voor Europa en
in het bijzonder voor Duitsland. Daarom is het Rusland van Putin nog altijd
geen betrouwbaarder partner dan de VS. Wie dat wel denkt,
maakt een foute inschatting die ons in de toekomst zou kunnen opzadelen met nog
meer problemen..
En China, dat door enorme investeringen in de USA
al de Amerikaanse machtspositie
ondergroef, lijkt nu ook zijn weg gevonden te hebben naar Europa. Economisch
zijn zowel Rusland als China heel belangrijke partners geworden en dat knaagt
vanzelfsprekend aan de hegemonie van de USA (en niet te vergeten de ‘Londense
City’). De dag dat Amerika ons dwingt om te kiezen, zou het wel eens snel
kunnen gedaan zijn met het modieuze ‘VS-bashing’.
De Europese belangensfeer is in elk geval niet
meer zo duidelijk gericht op de VS. Zelfs al zijn we economisch een absolute
wereldspeler, zonder een sterk Amerika kan Europa evenmin de wereldwijde
uitdagingen oplossen.
Het is gemakkelijk om het verleden te vergeten.
Maar het is hypocriet wanneer precies diezelfde groupuscule (de rabiate anti-VS
stemmen) zo vergeetachtig zijn wanneer het gaat om wat de Amerikanen voor ons
deden maar in eigen land blijvend het verleden oprakelen wanneer het hen goed
uitkomt. Anders gelezen: ‘Den Duits’ kunnen we nooit vergeven en daarom kunnen
we ook de Amerikanen niet vergeven dat
ze van onze vijand hun vrienden maakten.
Dat de Amerikanen niet erg geloven in de
meerwaarde van de diplomatie en sneller naar de grote middelen grijpen werkt
velen in Europa op de zenuwen. En het klopt dat de VS zich nogal eens als
cowboys gedragen en van de weeromstuit niet geliefd zijn. En dan vergeten ze
wel eens de voordelen van de diplomatieke relaties. Zopas nog wees Dirk Rochtus
in een bijdrage in Knack online erop ‘dat de Washington in tien
Latijns-Amerikaanse landen niet eens een ambassadeur heeft’. En in Afrika is
China omnipresent. Door de diplomatieke inspanningen af te bouwen verhoogt men
alvast niet het vertrouwen. Het ‘bevriende buitenland’ wordt alsmaar kleiner.
Tegenover de Amerikaanse cowboys staat echter de Europese
wankelmoedigheid wanneer er zich gemeenschappelijke geostrategische uitdagingen
aandienen. Het wordt hoog tijd dat de Europese politieke wereld beseft dat er
van die zo geroemde ‘soft power’ niemand wakker ligt. Het
onthoofden, verkrachten, vermoorden gaat onverminderd door. Ook hoog tijd dat men beseft dat de enorme
financiële steun aan crisisgebieden vooral het status quo dient en nauwelijks
bijdraagt tot de oplossing. Soms zelfs een oplossing in de weg staat.
Hoog tijd voor bezinning, zowel in Brussel als in
Washington, Moskou en Peking.
Pjotr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten