18 januari 2008

De Standaard toen en nu

PARALLEL TUSSEN 1935 EN 2007

door Luc De Vriese

In 1935 bleek dat een aantal wetten, die na de eerste wereldoorlog gemaakt waren om de Vlamingen de rechten te geven, waarop ze meenden recht te hebben, minstens gedeeltelijk een dode letter waren gebleven.

Aan de hand van een negenpuntenprogramma dat De Standaard toen publiceerde kunnen we een parallel vaststellen met wat gebeurde 72 jaar later, na de verkiezingen van 10 juni 2007.

Volgens De Standaard vormden deze negen punten toen een platform, dat moest worden nagestreefd met de voor de handliggende wettelijke middelen: met de bestaande parlementaire Vlaamse meerderheid. Het ontstaan van dit negenpuntenprogramma lag in het feit dat na de eerste wereldoorlog een aantal wetten waren gestemd, inzake het leger, de Rijksuniversiteit van Gent, lager en middelbaar onderwijs, bestuur en gerecht, maar dat die wetten geen ernstig resultaat hadden opgeleverd.

In 1935 waren er nog geen Vlaamse en Waalse regimenten in het leger, van de herinrichting der centrale besturen was niets terecht gekomen. Daarnaast nemen de Brusselse gemeentebesturen een ‘revolutionaire’ houding aan tegenover de taalwetten en ‘verkrachten’ vooral de wet op het lager onderwijs. Brussel-stad gedraagt zich als een staat-in-de-staat, voor wie onder meer de Minister voor Onderwijs moet zwichten.
De poging om bestuurlijke aangelegenheden voor Vlaanderen in het Nederlands te laten behandelen is op een failliet uitgelopen.
Koninklijke en ministeriële besluiten ontkrachten vaak de strekking van de taalwetten.

Een vergelijking negenpuntenprogramma 1935 en 2007
(in cursief de situatie in 2007)

1) Een organieke wijziging van het Staatsbestuur van België, o.m splitsing der diensten in alle centrale bestuursinrichtingen van de staat (enz.)
De federale staatsstructuur anno 2007 voldoet nog altijd niet aan de normen van goed bestuur. Immobilisme en ingewikkelde bevoegdheidsverdelingen bemoeilijken goed bestuur en verzwaren de kost van het overheidsapparaat voor de economie.

2) Wijziging van de radiowet (eigen bestuur voor de Vlaamse en Franstalige omroepen).
Culturele autonomie is een feit maar met de radiofrekwenties en storingen in de regio Vlaams Brabant (door Franstalige zenders) is er nog altijd een probleem.

3) Officiële vaststelling van de taalgrens ten behoeve van het eentalig Vlaams gebied en eentalig Waals gebied.
De taalgrens wordt nog steeds aangevochten rond Brussel, hoewel er reeds een aanpassing kwam ten gunste van Brussel. In de faciliteitengemeenten wordt de eentaligheid van Vlaanderen ondergeschikt gemaakt aan het individuele recht (van de Franstaligen) om het gebruik van het Frans te eisen voor bestuurszaken.

4) Een speciale wettelijke afbakening van de omheining der groot-brusselse agglomeratie, waarop een tweetalig regime, wettelijk vastgelegd voor bestuur, lager en middelbaar onderwijs en gerecht.
De grens met Brussel staat nog steeds onder druk vanuit de Franstalige Brusselse politieke kringen (niet alleen het FDF!)
Het gebruik van de Vlaamse meerderheid in het parlement voor de jarenlange geblokkeerde situatie met de splitsing van BHV, stoot op een allergische reactie langs Franstalige kant, terwijl men in 1935 de Vlaamse meerderheid als ‘een voor de hand liggend wettelijk middel’ bestempelde.

5) Het leger : zo worden Vlaamse en Waalse divisies gevraagd, een eigen Vlaamse militaire school enz. weliswaar onder een unitair oppercommando.
Hoewel het leger op een bijna “voorbeeldige” manier tweetalig werd in de praktijk, is er nooit sprake geweest van een splitsing behalve in de eenheden (Bataljons) die wel ééntalig zijn op enkele uitzonderingen na.

6) Voltooiing van het Nederlandstalig hoger onderwijs enz.
Onderwijs is een gemeenschapsmaterie en behalve de ééntalige Franstalige scholen in de faciliteitengemeenten zijn die allemaal onder de exclusieve bevoegdheid van de Vlaamse minister van Onderwijs.

7) Oprichting van een Raad van State met het oog op de controle op de naleving en instandhouding van het nieuwe bestuurlijk statuut van België.
Bestaat en functioneert met ééntalige en gemeenschappelijke kamers.

8) Onafhankelijke buitenlandse politiek gesteund op neutraliteit van België.
Deze eis is niet meer relevant gezien de toetreding tot de NAVO en de EU

9) Een economische organisatie van het Vlaamse land gericht naar de solidariteit van de Vlaamse gemeenschap enz.
De economische en sociale hefbomen zijn nog steeds grotendeels federaal hoewel een uniform beleid niet meer mogelijk is gezien de grote economische verschillen tussen Wallonië en Vlaanderen.
Zou men nu ‘een analoge slogan als ‘geen Vlaams geen centen’ durven hanteren om tot een beter beleid in Brussel en Wallonië te komen, als voorwaarde voor de enorme stroom Vlaamse centen? Neen, eigenlijk maakt de arrogantie van Franstalige zijde het nog erger, want Reynders mikt op Vlaamse centen (bovenop de transfers) om reserves aan te leggen voor de toekomstige pensioenlasten, waarvoor de federale staat onvoldoende reserves heeft gevormd.


Ook de rol van de media toen en nu vertoont parallellen.
(in cursief de situatie in 2007)

La Nation Belge noemde het programma ‘ une véritable machine de guerre flamingante contre l’unité du pays.
La Libre Belgique gebruikte eenzelfde terminologie :’un programme belliqueux’ dat België wilde vernietigen.

Op 13 juli 1935 schreef De Standaard : “ We zijn ervan overtuigd dat een programma als datgene wat wij hier formuleerden, door de Belgische staat zou moeten worden aanvaard als de laatste redplank, als een laatste poging tot vreedzame en evenwichtige oplossing van het Vlaams-Belgisch geschil, die nog enige kans heeft.

Ook De Standaard geloofde toen in ‘ de Belgische mogelijkheid voor Vlaanderen’, dus dat de culturele zelfstandigheid het doelmatigst kan worden beveiligd in een Belgisch staatsverband.

De Franstalige media hebben in 2007 een zeer agressieve éénzijdige campagne gevoerd tegen de Vlaams eisen in. “Bye Bye Belgium” en de krantenartikels in zowel Le Soir als La Libre Belgique veroorzaakten een golf van vijandigheid jegens de Vlamingen.
La Dernière Heure titelde recent nog over het ‘Plan Verhofstadt’ : “un pas de plus vers le divorce du pays”.
Separatisten, racisten, … geen woord was te lelijk om de Vlamingen te typeren. Er was ook geen tegenspraak mogelijk.

Aan Vlaamse zijde waren de media veel toleranter en werd evenveel ruimte geboden aan de Belgicistische invalshoek dan de Vlaamse.

Op voorstel van Le Soir werden gemeenschappelijke reportages gemaakt met De Standaard om “mekaar beter te leren kennen”.
Het besluit van de twee hoofdredacteuren, Peter Vandermeersch en Béatrice Delvaux achteraf was niet zo eensluidend.
Peter Vandermeersch schrijft op 13 dec 2007: Collega's van de Franstalige pers in dit land, met stijgende verbazing heb ik het afgelopen jaar gekeken hoe jullie het begrip 'journalistieke onafhankelijkheid' hebben toegepast. Net een jaar geleden heb ik mij, naar aanleiding van Bye Bye Belgium, bijzonder boos gemaakt in De Standaard. 'Nous en avons marre', heb ik toen geschreven. Het gevoel is er een jaar later niet minder op geworden.
Wat hem niet belet om achteraf nog te verklaren dat hij fier is om op “een historisch moment” gekozen te hebben voor de samenwerking met Le Soir. Hij kreeg er een expliciete koninklijke erkenning voor.


Besluit

Het is opmerkelijk dat de communautaire problemen net zoals 77 jaar geleden en ondanks meerdere hervormingen nog altijd het politiek leven domineren.

De Franstalige pers heeft zich toen en nu zeer militant opgesteld en haar politici gesteund zonder nuance en zonder enige blijk van respect voor de Vlaamse solidariteit.

De Vlaamse media steunden weliswaar de Vlaamse eisen maar “als het erop aan kwam” wezen ze vooral op de verscheidenheid binnen de Vlaamse opinie en ontzegden hun expliciete steun aan de Vlaamse onderhandelaars en de nochtans erkende eisen.

Geen opmerkingen: