Politieke vernieuwing
ANDERS GELEZEN
Na de splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV in vorige Anders Gelezen, volgt een analyse van het luik politieke vernieuwing. Politieke vernieuwing, die naam waardig, moet leiden tot een beter functioneren van de staatsinstellingen en resulteren in een efficiënter bestuur. Voor de Vlaamse meerderheid, is de politieke vernieuwing onderdeel van de overeengekomen grote hervorming waarbij het zwaartepunt van de macht van het federale naar het regionale niveau verlegd wordt. Voldoet de formateursnota aan deze verwachtingen? Na een grondige lezing, zijn er wel enkele goede aanzetten te noteren, maar op de cruciale vragen konden we geen antwoord lezen. Hoewel dit onderdeel, net zoals de splitising van het gerechtelijk arrondissement BHV, geen communautaire splijtzwam hoeft te zijn, is het voorstel allesbehalve vernieuwend en is er geen reden voor vreugdekreten.
In de uitgebreide tekst staan inderdaad positieve voorstellen, zoals een transparantere doelstelling van de regering (aftoetsen van de vooropgetelde resultaten). Een senaat bestaande uit afgevaardigden van gewesten en gemeenschappen, klinkt veelbelovend. Maar alle grendels, 2/3 meerderheden en andere blijven intact zodat het democratisch deficit op federaal niveau intact blijft en een parlementaire minderheid nog steeds een meerderheid kan afblokken, wat in feite net het tegengestelde is van een democratie waar de meerderheid beslist.
Volgend citaat vraagt om onze bijzondere aandacht: “De Senaat zal op gelijke voet bevoegd zijn als de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor onder meer de verklaring van de herziening van de Grondwet, de Grondwetsherziening, de wetten waarvoor de Grondwet een bijzondere meerderheid voorziet,… Met andere woorden, de internationale verdragen die in de parlementaire vergaderingen van de deelstaten en van het federale niveau goedgekeurd moeten worden.” Van de afschaffing van de senaat en het dubbel werk is er geen sprake.
Verder staat dat de ministers 5 % op hun loon zullen inleveren. Dat dit een belachelijk detail is in de globale besparingen die onvermijdelijk zijn, toont aan dat deze nota niet gespeend is van enig populisme. Andere besparingen zoals het bevriezen van de budgetten voor de kabinetten en de dotaties voor het parlement zijn al even banaal voor een besparingsoperatie zonder voorgaande. Bevriezen is in deze omstandigheden een misplaatst woord. Ook de uittreding en pensioenen van de parlementariërs zal men herzien, maar dan wel progressief, wat eigenlijk een doorschuifoperatie is die de huidige verkozenen spaart. Het voorstel om de parlementaire vakanties in te korten is zelfs pijnlijk na de drie weken (+) vakantie die de onderhandelaars zich permitteerden in volle crisistijd. Dat de dotaties voor het Hof eveneens worden bevroren spoort al evenmin met de inspanningen die men in een ander luik van de nota verwacht van de gewonen mensen. Een kleine troost: de transparantie van en controle op de financiering van de monarchie wordt vergroot.
Zijn samenvallende verkiezingen een vooruitgang? Regionalisten zullen beweren van niet, federalisten vinden het wel een vooruitgang. Feit is dat wij vandaag in België niet meer verkiezingen hebben dan pakweg Frankrijk of Duitsland en het dus niet zo erg is als de voorstanders ons willen laten geloven. Wat wel duidelijk is: op die manier wordt het federale niveau versterkt. Alvast voor CD&V en de V partijen kan dat niet de bedoeling zijn van een hervorming die het zwaartepunt verlegt naar de gemeenschappen en gewesten. Idem voor de voorgestelde federale kieskring die eveneens op de taboelijst van CD&V staat en dus niet aan bod zal komen, tenminste als Wouter Beke woord houdt. Toch ook goed nieuws, want wie verkozen is zal zijn mandaat moeten opnemen en het aantal federale parlementsleden zou (een klein beetje) verminderen.
Er staat ook een zeer suggestief zinnetje in dit gedeelte van de tekst: “De constitutieve autonomie zal ten voordele van de Duitstalige Gemeenschap en de het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgericht worden. Deze zal in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de praktijk omgezet worden volgens de huidig voorziene kiesregels van de dubbele meerderheid, met respect voor de bescherming van de beide taalgroepen en haar tweetalig karakter.” Wie dit leest zonder in de formateursnota het communautaire luik over BHV te lezen wordt door bovenstaande misleid want de bescherming van de Nederlandstaligen in Brussel wordt wel degelijk uitgehold.
Het zou goed zijn mochten de Vlaamse onderhandelaars aan Di Rupo vragen wat hij juist bedoelt met volgend: “De bijzondere wet op de institutionele hervormingen van 8 augustus 1980 zal worden aangepast, opdat de betrokken Gewesten – indien zij dit zouden wensen – een kieskring voor hun volledige kunnen creëren voor de verkiezing van een deel van hun parlementsleden.” Zouden de media de moeite willen doen om ons te informeren over de juiste interpretatie van dit voorstel?
Waarover de nota niet spreekt.
Ondanks de goede aanzetten in enkele domeinen is er nauwelijks sprake van een efficiënter bestuur en blijft het democratisch deficit (machtsonevenwicht) bestaan. Het lijkt eerder op een opsmukoperatie die de echte macht van de politieke partijen ontziet. In de nota staat geen woord over het terugdringen van de particratie, noch over de ongezonde financiering van de politieke partijen via belastinggelden, noch over de depolitisering van de administratie, noch over de ondoorzichtige werking van agentschappen, commissies, parastatalen en andere in het leven geroepen diensten en organisatie die een goed functionerende administratie vooral fnuiken in plaats van ze te ondersteunen met specifieke expertise. Maar voor alles blijft er het democratisch en politiek deficit van deze nota: er wordt niets gedaan om de scheiding van de Machten, inzonder de Wetgevende en Uitvoerende Macht, in de praktijk mogelijk te maken. Er is evenmin sprake van meer politieke verantwoordelijkheid ten overstaan van de onverkozenen (de sociale partners) die ons sociaal systeem beheren zonder democratische controle. Onlangs hoorde ik van een insider verbijsterende verhalen over courante misbruiken in de gezondheidssector waarbij de betrokken partners, ziekenfondsen, artsen, de farma industrie en laboratoria duidelijk niet in staat zijn om deze uit te roeien; integendeel, medeplichtig zijn aan de instandhouding ervan.
Wie de voorgestelde politieke vernieuwing afmeet naar de doelstellingen van de Vlaamse regering en de noodzaak om efficiënter te besturen blijft op zijn honger zitten. Dat een toekomstig premier het nodig vond om expliciet pietluttige maatregelen aan te kondigen maar niets doet aan de echte politieke mankementen is ronduit teleurstellend. Een goede basis voor onderhandelingen die echt vernieuwen?
Pjotr
07 augustus 2011
31 juli 2011
De formateursnota
De splitsing van het gerechtelijk arrondissement
ANDERS GELEZEN
Een nota als basis voor onderhandelingen aanvaarden om ze vervolgens in diverse domeinen af te schieten is een riskante en zelfs onrealistische onderneming. Immers, halfweg tussen ‘demandeurs de rien’ en zij die een copernicaanse hervorming willen is er geen goed bestuur mogelijk, laat staan een pacificatie. De kans op een voor beide gemeenschappen aanvaardbare (dat wil zeggen maatschappelijk gedragen en niet enkel electoraal aanvaardbaar) compromis, is quasi onbestaande.
Een analyse van de formateursnota toont aan dat in de voorgestelde splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV de voorrechten van de Franstaligen instandgehouden of zelfs versterkt worden: dat is onrechtvaardig en polariserend.
Zoals blijkt uit de aanhef van de formateursnota is deze hervorming ingegeven door de wil om een beter functioneren van het gerecht mogelijk te maken. Dergelijke louter administratieve ingreep zou in een normaal werkend federaal systeem geen probleem mogen opleveren vermits zowel Vlamingen als Franstaligen gebaat zijn bij een goed functionerende justitie. In elk geval kan deze hervorming geen aanleiding geven tot compensaties. Een correcte rechtspraak kent immers geen bevoorrechten en houdt rekening met de taalkundige indeling van het federale België.
Letterlijk, de tekst van de nota Di Rupo over de splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV:
Gezien de omvang en de verscheidenheid van de situaties waarmee men op het terrein geconfronteerd wordt in het arrondissement, de strenge eisen op het vlak van tweetaligheid en de hoge werklast, in het bijzonder gelinkt aan de rol van Brussel, moet het gerechtelijk arrondissement BHV hervormd worden om het beter te laten werken.
Deze hervorming zal gebaseerd zijn op volgende elementen:
• Binnen het gerechtelijk arrondissement BHV, komt er een parket van
Brussel alsook een parket van Halle-Vilvoorde en wordt het geheel van rechtbanken ontdubbeld worden. De tweetaligheidsvereisten worden bijgevolg aangepast.
• De rechten in verband het taalgebruik in gerechtelijke materies, van de Franstaligen in
Halle-Vilvoorde en de Nederlandstaligen in Brussel worden volledig behouden en gegarandeerd. Een rechtstreeks beroepsrecht voor een tweetalige kamer van het Hof van Cassatie wordt ingevoerd voor het geval deze procedurele rechten en garanties geschonden worden.
• De specifieke situatie van de zes faciliteitengemeenten zal in het kader van
de huidige hervorming behouden worden en de bijzondere modaliteiten zullen voorzien worden voor de burgers van deze gemeenten.
• Binnen het gerechtelijk arrondissement van BHV kunnen de partijen met
wederzijdse toestemming zich wenden tot een rechtbank in de taal van hun keuze.
• De personeelskaders zullen verdeeld worden in functie van de werklast.
Eerste opvallende vaststelling: er bestaan ook in het nieuwe gerechtelijke arrondissement Halle Vilvoorde verschillende soorten ‘klanten’. Er is blijkbaar nood aan afzonderlijke regels voor Franstalige Vlamingen en er bestaat nog een derde expliciet vermeldde categorie, de (Franstalige) inwoners van de zes faciliteitengemeenten. Waarom anderstaligen die eveneens in grote getale in Vlaams Brabant wonen niet vermeld worden – en dus uitgesloten worden van een geprivilegieerde behandeling – bewijst de onevenwichtige benadering van deze oplossing. Dat de Nederlandstaligen in Waals Brabant niet kunnen genieten van gelijkaardige voorrechten, duidt op het oneerlijke karakter van deze eenzijdige oplossing.
Helemaal onbegrijpelijk stelt Di Rupo in de nota de tweetaligheid van Halle Vilvoorde gelijk met de tweetaligheid in Brussel. Dat is een provocerende negatie van het officieel tweetalig statuut van Brussel versus de bestuurlijke eentaligheid van Vlaanderen en Wallonië. Wie deze tekst in een groter verband leest kan niet anders dan vaststellen dat dit voorstel perfect kadert in de beoogde uitbreiding van het tweetalige hoofdstedelijk gebied, zoals dit ook in andere onderdelen van de nota wordt verwoord. De facto wordt zo de positie van het Frans als officiële voertaal behouden/versterkt in het arrondissement Halle Vilvoorde en dat kan bezwaarlijk beschouwd worden als een blijk van goede wil. Maar het is nog erger want deze voorrechten staan goed bestuur in de weg, zoals bleek uit een recente evaluatie van de taal- en veiligheidssituatie in Vilvoorde door burgemeester Marc Van Asch (CD&V). Hij kwam tot twee conclusies:
1. Het restrictiever woningbeleid werpt vruchten af en de kennis van het Nederlands neemt snel toe bij de allochtone bevolking. Enkel de Franstalige inwijkelingen doen onvoldoende moeite. Hij stelt vast dat de positie van het Nederlands - in tegenstelling tot wat sommige Brusselse Vlamingen ons graag willen doen geloven – niet verzwakt is en er wel degelijk uitzicht is op het behoud van het Nederlandstalig – maar veelkleurig – karakter van de rand en meer bepaald van zijn stad.
2. De splitsing van het gerechtelijk arrondissement is cruciaal voor de veiligheidssituatie in Vilvoorde vermits in de huidige omstandigheden een beperkte bende Franstalige straatcriminelen telkens ontsnappen aan vervolging door te kiezen voor de Franstalige procedure. Door dit voorrecht in stand te houden staat Di Rupo een kordaat beleid in de weg en dat is géén bewijs van goed bestuur, wel integendeel. Het hoeft geen betoog dat het lakse Franstalige beleid de frustratie bij de veiligheidsdiensten en bevolking doet toenemen. Meer polarisatie in plaats van pacificatie.
Niet alleen de CD&V burgemeester van Vilvoorde zal bezwaren hebben want het eigen voorstel van CD&V senator Vandenberghe is volledig in tegenspraak met de nota. Voor CD&V moet het parket territoriaal gesplitst worden zodat al wie in het Nederlandstalig rechtsgebied woont zich moet richten tot een Nederlandstalige rechtbank en waar de werktaal van het parket eveneens Nederlandstalig is. Di Rupo heeft deze voorrechten voor Franstaligen vooraf niet afgetoetst en dus hoeft Cd&V noch de andere Vlaamse partijen deze arrogante toevoeging niet te aanvaarden.
Een ander opmerkelijk deel van de tekst slaat op de verdeling van de personeelskaders in functie van de werklast. Hoewel te vaag om concreet te kunnen uitmaken wat precies bedoeld wordt, kan deze tekst aanleiding geven tot een achteruitstelling van de Nederlandstalige parketten in Brussel. Zo kunnen de Franstaligen bij geldgebrek prioriteit geven aan de invulling van de onbezette functies op de Franse taalrol.
Waarom is dit voorstel onrechtvaardig?
Het behoudt/versterkt de taalvoorrechten van de Franstaligen in het Vlaamse arrondissement Halle Vilvoorde. Daarenboven werkt het gerecht door deze voorrechten met twee maten en twee gewichten, zoals blijkt uit bovenstaande voorbeeld. Deze voorrechten moeten verdwijnen en alle anderstaligen hebben recht op dezelfde rechten: het gebruik van een tolk zo ze dit wensen.
Waarom polariseert dit voorstel?
De schending van het principe van gelijkheid, noodzakelijk voor een vreedzaam samenleven, dient de pacificatie niet. Zonder pacificatie op basis van een wederzijds respect is elk maatschappelijk draagvlak utopisch.
Conclusie: Het voorstel van de formateur inzake de splitsing van het gerechtelijk arrondissement is geen aanvaardbare basis voor onderhandelingen. Vlaamse partijen die de voorgestelde splitsing zouden aanvaarden zonder de wegwerking van de voorrechten voor de Franstaligen zullen moeilijk kunnen uitleggen waarom ze bereid waren om een prijs te betalen voor de bestuurlijke eentaligheid van de Vierde Macht in Vlaanderen. In elk geval mogen de Vlamingen van hen verwachten dat ze ons voorafgaand uitleg verschaffen vooraleer ze ons confronteren met een beslissing die noch goed bestuur noch rust brengt.
Pjotr
ANDERS GELEZEN
Een nota als basis voor onderhandelingen aanvaarden om ze vervolgens in diverse domeinen af te schieten is een riskante en zelfs onrealistische onderneming. Immers, halfweg tussen ‘demandeurs de rien’ en zij die een copernicaanse hervorming willen is er geen goed bestuur mogelijk, laat staan een pacificatie. De kans op een voor beide gemeenschappen aanvaardbare (dat wil zeggen maatschappelijk gedragen en niet enkel electoraal aanvaardbaar) compromis, is quasi onbestaande.
Een analyse van de formateursnota toont aan dat in de voorgestelde splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV de voorrechten van de Franstaligen instandgehouden of zelfs versterkt worden: dat is onrechtvaardig en polariserend.
Zoals blijkt uit de aanhef van de formateursnota is deze hervorming ingegeven door de wil om een beter functioneren van het gerecht mogelijk te maken. Dergelijke louter administratieve ingreep zou in een normaal werkend federaal systeem geen probleem mogen opleveren vermits zowel Vlamingen als Franstaligen gebaat zijn bij een goed functionerende justitie. In elk geval kan deze hervorming geen aanleiding geven tot compensaties. Een correcte rechtspraak kent immers geen bevoorrechten en houdt rekening met de taalkundige indeling van het federale België.
Letterlijk, de tekst van de nota Di Rupo over de splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV:
Gezien de omvang en de verscheidenheid van de situaties waarmee men op het terrein geconfronteerd wordt in het arrondissement, de strenge eisen op het vlak van tweetaligheid en de hoge werklast, in het bijzonder gelinkt aan de rol van Brussel, moet het gerechtelijk arrondissement BHV hervormd worden om het beter te laten werken.
Deze hervorming zal gebaseerd zijn op volgende elementen:
• Binnen het gerechtelijk arrondissement BHV, komt er een parket van
Brussel alsook een parket van Halle-Vilvoorde en wordt het geheel van rechtbanken ontdubbeld worden. De tweetaligheidsvereisten worden bijgevolg aangepast.
• De rechten in verband het taalgebruik in gerechtelijke materies, van de Franstaligen in
Halle-Vilvoorde en de Nederlandstaligen in Brussel worden volledig behouden en gegarandeerd. Een rechtstreeks beroepsrecht voor een tweetalige kamer van het Hof van Cassatie wordt ingevoerd voor het geval deze procedurele rechten en garanties geschonden worden.
• De specifieke situatie van de zes faciliteitengemeenten zal in het kader van
de huidige hervorming behouden worden en de bijzondere modaliteiten zullen voorzien worden voor de burgers van deze gemeenten.
• Binnen het gerechtelijk arrondissement van BHV kunnen de partijen met
wederzijdse toestemming zich wenden tot een rechtbank in de taal van hun keuze.
• De personeelskaders zullen verdeeld worden in functie van de werklast.
Eerste opvallende vaststelling: er bestaan ook in het nieuwe gerechtelijke arrondissement Halle Vilvoorde verschillende soorten ‘klanten’. Er is blijkbaar nood aan afzonderlijke regels voor Franstalige Vlamingen en er bestaat nog een derde expliciet vermeldde categorie, de (Franstalige) inwoners van de zes faciliteitengemeenten. Waarom anderstaligen die eveneens in grote getale in Vlaams Brabant wonen niet vermeld worden – en dus uitgesloten worden van een geprivilegieerde behandeling – bewijst de onevenwichtige benadering van deze oplossing. Dat de Nederlandstaligen in Waals Brabant niet kunnen genieten van gelijkaardige voorrechten, duidt op het oneerlijke karakter van deze eenzijdige oplossing.
Helemaal onbegrijpelijk stelt Di Rupo in de nota de tweetaligheid van Halle Vilvoorde gelijk met de tweetaligheid in Brussel. Dat is een provocerende negatie van het officieel tweetalig statuut van Brussel versus de bestuurlijke eentaligheid van Vlaanderen en Wallonië. Wie deze tekst in een groter verband leest kan niet anders dan vaststellen dat dit voorstel perfect kadert in de beoogde uitbreiding van het tweetalige hoofdstedelijk gebied, zoals dit ook in andere onderdelen van de nota wordt verwoord. De facto wordt zo de positie van het Frans als officiële voertaal behouden/versterkt in het arrondissement Halle Vilvoorde en dat kan bezwaarlijk beschouwd worden als een blijk van goede wil. Maar het is nog erger want deze voorrechten staan goed bestuur in de weg, zoals bleek uit een recente evaluatie van de taal- en veiligheidssituatie in Vilvoorde door burgemeester Marc Van Asch (CD&V). Hij kwam tot twee conclusies:
1. Het restrictiever woningbeleid werpt vruchten af en de kennis van het Nederlands neemt snel toe bij de allochtone bevolking. Enkel de Franstalige inwijkelingen doen onvoldoende moeite. Hij stelt vast dat de positie van het Nederlands - in tegenstelling tot wat sommige Brusselse Vlamingen ons graag willen doen geloven – niet verzwakt is en er wel degelijk uitzicht is op het behoud van het Nederlandstalig – maar veelkleurig – karakter van de rand en meer bepaald van zijn stad.
2. De splitsing van het gerechtelijk arrondissement is cruciaal voor de veiligheidssituatie in Vilvoorde vermits in de huidige omstandigheden een beperkte bende Franstalige straatcriminelen telkens ontsnappen aan vervolging door te kiezen voor de Franstalige procedure. Door dit voorrecht in stand te houden staat Di Rupo een kordaat beleid in de weg en dat is géén bewijs van goed bestuur, wel integendeel. Het hoeft geen betoog dat het lakse Franstalige beleid de frustratie bij de veiligheidsdiensten en bevolking doet toenemen. Meer polarisatie in plaats van pacificatie.
Niet alleen de CD&V burgemeester van Vilvoorde zal bezwaren hebben want het eigen voorstel van CD&V senator Vandenberghe is volledig in tegenspraak met de nota. Voor CD&V moet het parket territoriaal gesplitst worden zodat al wie in het Nederlandstalig rechtsgebied woont zich moet richten tot een Nederlandstalige rechtbank en waar de werktaal van het parket eveneens Nederlandstalig is. Di Rupo heeft deze voorrechten voor Franstaligen vooraf niet afgetoetst en dus hoeft Cd&V noch de andere Vlaamse partijen deze arrogante toevoeging niet te aanvaarden.
Een ander opmerkelijk deel van de tekst slaat op de verdeling van de personeelskaders in functie van de werklast. Hoewel te vaag om concreet te kunnen uitmaken wat precies bedoeld wordt, kan deze tekst aanleiding geven tot een achteruitstelling van de Nederlandstalige parketten in Brussel. Zo kunnen de Franstaligen bij geldgebrek prioriteit geven aan de invulling van de onbezette functies op de Franse taalrol.
Waarom is dit voorstel onrechtvaardig?
Het behoudt/versterkt de taalvoorrechten van de Franstaligen in het Vlaamse arrondissement Halle Vilvoorde. Daarenboven werkt het gerecht door deze voorrechten met twee maten en twee gewichten, zoals blijkt uit bovenstaande voorbeeld. Deze voorrechten moeten verdwijnen en alle anderstaligen hebben recht op dezelfde rechten: het gebruik van een tolk zo ze dit wensen.
Waarom polariseert dit voorstel?
De schending van het principe van gelijkheid, noodzakelijk voor een vreedzaam samenleven, dient de pacificatie niet. Zonder pacificatie op basis van een wederzijds respect is elk maatschappelijk draagvlak utopisch.
Conclusie: Het voorstel van de formateur inzake de splitsing van het gerechtelijk arrondissement is geen aanvaardbare basis voor onderhandelingen. Vlaamse partijen die de voorgestelde splitsing zouden aanvaarden zonder de wegwerking van de voorrechten voor de Franstaligen zullen moeilijk kunnen uitleggen waarom ze bereid waren om een prijs te betalen voor de bestuurlijke eentaligheid van de Vierde Macht in Vlaanderen. In elk geval mogen de Vlamingen van hen verwachten dat ze ons voorafgaand uitleg verschaffen vooraleer ze ons confronteren met een beslissing die noch goed bestuur noch rust brengt.
Pjotr
25 juli 2011
Radicaal
ANDERS GELEZEN
De radicale wending in de regeringsonderhandelingen, ten gevolge van de bocht die CD&V nam - na lange tijd samen met N-VA front gevormd te hebben – om nu wel te willen onderhandelen op basis van de fameuze formateursnota van Di Rupo kan niet onderschat worden. Weliswaar zijn er enkele voorafgaandelijke voorwaarden gesteld, maar of dat voldoende is om van deze nota een basis voor onderhandelingen te maken is zeer twijfelachtig. Een precair evenwicht volgens Bart Sturtewagen in DS en terecht want vanuit een Vlaamsgezinde invalshoek is deze nota op talrijke punten helemaal niet evenwichtig. Tijdens de onderhandelingen zal zoals gebruikelijk bij een Belgisch compromis, elke bijkomende eis leiden tot marchanderen om uiteindelijk te resulteren in een zoveelste “scheve dromedaris” zoals Gaston Eyskens deze onzalige compromissen ooit noemde.
Gezichtbedrog: Welles, nietes.
Welles, N-VA heeft zichzelf buitenspel gezet door neen te zeggen.
Nietes, N-VA werd door de onaanvaardbare eisen van de PS – zo blijkt overduidelijk uit de recente reacties van onder meer Onckelinck (dS) en Milquet (DM) - verplicht om eruit te stappen zoniet zou ze haar kiezers bedriegen. Dat Wouter Beke hoort tot de aanhangers van de welles argumentatie en kiezersbedrog erbij neemt, is niet alleen moeilijk verteerbaar voor de Vlaamsgezinde CD&V vleugel maar voor alle Vlaamsgezinden. Of hoe CD&V toeliet dat het Vlaams front uiteengespeeld werd door de Franstaligen en waardoor de Vlaamse beweging, waaronder ook niet N-VA gezinden zoals de Gravensteengroep uitgesloten worden van machtsdeelname. Wat mij in mijn contacten vooral droef stemde was de vaststelling dat zelfs enkele Vlaamsgezinde sterkhouders binnen CD&V eveneens de welles redenering verdedigen en N-VA de rug toekeren. Net zoals voor de verkiezingen van 2010 toen CD&V de Vlaamse onderstroom bagatelliseerde, lijkt het er sterk op dat de partij opnieuw het breed gedragen front van misnoegden negeert. Nochtans weet men maar al te goed dat in de nota Di Rupo voldoende brandstof te vinden is voor vernietigende commentaren. Elk negatief voorstel, en zo zijn er nogal wat, zal als een onrechtvaardige of te dure toegeving worden ervaren. Zelfs een intelligente Wouter Beke zal daar zonder tsjeventaal weinig verweer tegen hebben. Meer zelfs, gezien een Vlaams afwijzingsfront over de partijgrenzen heen voor de hand ligt, zal dra blijken dat de nota Di Rupo alleen een assertieve Francofone agenda dient die zelfs niet Belgisch kan genoemd worden. Wie de moeite doet om deze nota te toetsen aan de Baert doctrine maar dan vanuit de visie van een onafhankelijk Wallo-Brux – zodra België niet meer loont - zal tot de vaststelling komen dat deze tekst perfect tegemoet komt aan deze doctrine. Dat de traditionele Vlaamse partijen hieraan willen meewerken is verbazingwekkend. Hoe kunnen ze geloofwaardig blijven?
Gelukkig verkleinen de kansen dat de gezagsgetrouwe media er zullen in slagen om de bevolking om de tuin te leiden en de ware draagwijdte van de voor Vlaanderen negatieve punten te verdoezelen of te negeren. Oh ja, ze zullen het wel proberen zoals bleek in DS (23/07) waar men de reactie van N-VA afdoet als oppositietaal; “het zal voor N-VA nooit genoeg zijn”. Het is zo voorspelbaar, maar dank zij de diverse nieuwe communicatiekanalen zal op zijn minst ook de kritiek op de formateursnota luider klinken dan Beke, Gennez en De Croo wel zouden willen. Ook de lezers van Anders Gelezen kunnen rekenen op degelijke informatie. Wordt vervolgd.
LLB 19/07 Francis Van de Woestyne in zijn editoriaal (vrije vertaling):
De Vlaams nationalisten wilden geen akkoord en onderhandelen met hen was gekkenwerk. Helaas moeten we wel onderhandelen met CD&V want ze zijn numeriek en politiek noodzakelijk. Tiens, de grootste partij van het land is dat niet?
Beke gedraagt zich als een verwend kind die eerst alles wil krijgen vooraleer te onderhandelen. Hem vandaag gelijk geven zou hem in de toekomst nog op slechtere gedachten kunnen brengen. Het schoothondje van N-VA is nu een verwend kindje geworden? In elk geval volstaan kleine stappen niet meer en dus is het tijd voor radicale veranderingen op voorwaarde dat de Franstaligen een federatie Wallonie-Bruxelles krijgen met uiteraard een geografische link tussen beide.
In zijn Journaal citeert Mark Grammens p.4663 journalist Monteyne (LLB) die het heeft over EU Raadsvoorzitter Herman Van Rompuy. Tijdens zijn rede onder meer voor de Vlaamse gemeenschapscommissie op 14 juni sprak hij met lof over de meertaligheid van de EU waar elkeen zijn eigen taal mag gebruiken. Helaas deed hij dat uitsluitend in het Frans hiermee de foute indruk geeft dat België een Franstalig land is en zijn moedertaal hem blijkbaar te min geworden is sinds hij zichzelf (althans op zijn visitekaartje) ‘The President’ noemt. Vermits hij zich openlijk bekent lid te zijn van de Orde van den Prince, mag hierbij vermeld worden dat dergelijke houding strijdig is met de gelofte die hij aflegde, namelijk om in zijn persoonlijk en maatschappelijk leven de Nederlands taal en cultuur te bevorderen. Het is een beetje zoals prominent Princelid indertijd die het genootschap verliet omdat hij niet verkozen werd tot afdelingsvoorzitter en vervolgens, uit schrik dat zijn lidmaatschap zijn toekomst in het Belgicistisch establishment zou hinderen, poogde alle sporen van zijn lidmaatschap te laten wissen. Hij werd baron, terwijl de stichter van de Orde van den Prince, Guido Van Gheluwe weerstond aan de pogingen tot beïnvloeding door het Hof.
Doorbraak – JP Rondas: Hoor, de koning ontbloot luidskeels zijn kroon.
“Baggot” zei de koning, alsof hij de Engelse naam die hij bedoelde wou laten rijmen op “maggot”. Het klonk als een vers scheldwoord. Waarom heeft geen enkele taalkundige raadgever hem verteld dat Sir Walter Bagehot zijn eigen naam liever liet rijmen op “gadget”? (…) Welke hoveling heeft de koning ingefluisterd om deze Engelse constitutionalist (1826-1877) in te zetten in een redenering die kant noch wal raakt? Waarom heeft geen enkele juridische raadgever de koning de goeie raad gegeven om die hele Bagehot onvermeld te laten? Het ligt nochtans voor de hand om in zo’n koninklijk leven (als van Albert II) minstens één keertje de drie belangrijke rechten te vermelden die de Victoriaan Bagehot aan de Britse vorst nog wou inruimen: het recht om door zijn ministers geconsulteerd (en dus vooraf geïnformeerd) te worden, het recht hen aan te moedigen, en het recht hen te waarschuwen. Het is deze klassieker uit de literatuur over de monarchie die door Albert werd geciteerd als rechtvaardiging om nu eens een publieke waarschuwing tot alle politici te richten. Waarom had hij dat beter niet gedaan?
Wel, om te beginnen was die Bagehot een zeer koele minnaar van de monarchie. Wie hem citeert, moet weten dat zijn verdediging ervan gebaseerd was op de goedgelovigheid van het volk in een koning die regeert bij Gods genade. Bagehot justifieert de monarchie als theatrale volksverlakkerij, als een magische poppenkast die het daglicht schuwt (“But we must not let in daylight upon magic”). (…) De constitutionele monarchie, schrijft hij, functioneert als een maskerade die het de werkelijke heersers toelaat onderling van plaats te verwisselen zonder dat de onoplettende (heedless) onderdanen het beseffen. (…) Tussen twee legislaturen in heeft de koning volstrekt niets te zeggen, en zo is het sinds Bagehot en tot de dag van vandaag nog altijd gebruikelijk in Groot-Brittannië. Het hoofdstuk “Regeringsvormingen manipuleren en beïnvloeden” komt in zijn boek The English Constitution niet voor. Dit is een specialiteit van het Belgische hof, waarvoor je dus niet naar de Engelse geleerde kunt verwijzen. Maar er is meer. Albert noemt de voormelde rechten (geïnformeerd worden, aanmoedigen, waarschuwen) namelijk “prerogatieven”. Niet alleen is dat een heel erg feodaal klinkend woord dat gedoemd lijkt om door de guillotine van zijn prefix te worden ontdaan. Het beduidt ook net het omgekeerde van wat Bagehot bedoelde. Voor deze auteur gaat het om een beperking (de koning mag slechtsdie dingen doen) en een taak (minstens dat moet hij doen), en niet om een prerogatief. Hij bedoelde evenmin dat de koning die waarschuwingen in het publiek mag uitdelen, integendeel. Alleen zijn ministers mag hij waarschuwen, en zeker niet alle politici via de toegesproken burgers. Deze ministers mogen ook slechts privé, in het kader van het heilige “colloque singulier”, gewaarschuwd worden. Deze colloque singulier, die door onze Franstalige landgenoten op een middeleeuwse manier “sacré” wordt genoemd, werd nu door de koning zelf verbroken. Dit alles heeft de koning op 21 juli dus met voeten getreden – en daardoor heeft hij luidkeels zelf zijn kroon ontbloot. Toch raar dat geen enkel journalist zoiets wil of kan schrijven. (…) Al in 2006 speelde de koninklijke scribent het klaar om de begrippen “omfloerst separatisme”, “subnationaliteit”, en “repli sur soi-même” in één alinea onder te brengen, allemaal ondubbelzinnig op de Vlaamse nationalisten gemikt. De koninklijke toespraken zijn namelijk gericht tot Franstalige oren, die heel goed begrijpen dat hij niet hen bedoelt, maar dat hij, over de Vlaamse koppen heen, tot hen over recalcitrante Vlamingen spreekt. Het afgezaagde “repli sur soi-même” en het opnieuw opgedolven poujadisme maken deel uit van de Franstalige woordenschat, niet van de Vlaamse. Daarom zijn Franstalige politici het ook altijd zo roerend eens met de koninklijke woorden. Door zo te spreken accentueert de koning de verdeeldheid, terwijl het ook anders zou kunnen. Maar daartoe moet hij eventjes in de toekomst kijken. Ook dit kan hij leren uit het Handboek van de koning van Robert Senelle (van motto tot conclusie). Waarmee ik niet wil suggereren dat het Senelle was die de hand van de koninklijke scribent vasthield. De toespraak moet geschreven zijn door iemand die Senelles boek slecht verteerd heeft. Want stel dat de monarchie een eenheidsfactor zou willen blijven, ook na een zeer ingrijpende hervorming die echte autonome deelstaten binnen een losse Belgische statenbond creëert, danzou de koning van zijn drie prerogatieven moeten gebruik maken tegenover de Vlaamse nationalisten. Juist hen zou hij dus moeten aanmoedigen, door hen zou hij zich moeten laten voorlichten, precies zonder hen permanent beledigend te waarschuwen. Hij zou van hen even “bang” moeten zijn als van de Waalse socialisten. Maar inzake de Vlaamse Beweging verder kijken dan de huidige dag kan de Coburgse familie nu eenmaal niet, dat hebben ze genoegzaam bewezen. Het resultaat is voorspelbaar: solus Rex.
Beste lezers, wat ik voorlopig uit de commentaren en talrijke reacties van de lezers onthou zijn vooral vragen waarop de politici van de Vlaamse traditionele partijen een antwoord moeten geven willen ze aan geloofwaardigheid winnen: geloven ze echt dat de onderhandelingen op basis van deze formateursnota zullen resulteren in een copernicaanse hervorming met duidelijk afgebakende bevoegdheden en verantwoordelijkheid zonder federale compensaties? Dat er nadien minder polarisatie zal zijn tussen de twee taalgemeenschappen? Mocht het antwoord negatief zijn dan blijft als resultaat van de CD&V bocht alleen het cordon sanitaire rond de Vlaamse beweging over. Kan dat de ultieme bedoeling zijn?
Pjotr
Anders Gelezen
De radicale wending in de regeringsonderhandelingen, ten gevolge van de bocht die CD&V nam - na lange tijd samen met N-VA front gevormd te hebben – om nu wel te willen onderhandelen op basis van de fameuze formateursnota van Di Rupo kan niet onderschat worden. Weliswaar zijn er enkele voorafgaandelijke voorwaarden gesteld, maar of dat voldoende is om van deze nota een basis voor onderhandelingen te maken is zeer twijfelachtig. Een precair evenwicht volgens Bart Sturtewagen in DS en terecht want vanuit een Vlaamsgezinde invalshoek is deze nota op talrijke punten helemaal niet evenwichtig. Tijdens de onderhandelingen zal zoals gebruikelijk bij een Belgisch compromis, elke bijkomende eis leiden tot marchanderen om uiteindelijk te resulteren in een zoveelste “scheve dromedaris” zoals Gaston Eyskens deze onzalige compromissen ooit noemde.
Gezichtbedrog: Welles, nietes.
Welles, N-VA heeft zichzelf buitenspel gezet door neen te zeggen.
Nietes, N-VA werd door de onaanvaardbare eisen van de PS – zo blijkt overduidelijk uit de recente reacties van onder meer Onckelinck (dS) en Milquet (DM) - verplicht om eruit te stappen zoniet zou ze haar kiezers bedriegen. Dat Wouter Beke hoort tot de aanhangers van de welles argumentatie en kiezersbedrog erbij neemt, is niet alleen moeilijk verteerbaar voor de Vlaamsgezinde CD&V vleugel maar voor alle Vlaamsgezinden. Of hoe CD&V toeliet dat het Vlaams front uiteengespeeld werd door de Franstaligen en waardoor de Vlaamse beweging, waaronder ook niet N-VA gezinden zoals de Gravensteengroep uitgesloten worden van machtsdeelname. Wat mij in mijn contacten vooral droef stemde was de vaststelling dat zelfs enkele Vlaamsgezinde sterkhouders binnen CD&V eveneens de welles redenering verdedigen en N-VA de rug toekeren. Net zoals voor de verkiezingen van 2010 toen CD&V de Vlaamse onderstroom bagatelliseerde, lijkt het er sterk op dat de partij opnieuw het breed gedragen front van misnoegden negeert. Nochtans weet men maar al te goed dat in de nota Di Rupo voldoende brandstof te vinden is voor vernietigende commentaren. Elk negatief voorstel, en zo zijn er nogal wat, zal als een onrechtvaardige of te dure toegeving worden ervaren. Zelfs een intelligente Wouter Beke zal daar zonder tsjeventaal weinig verweer tegen hebben. Meer zelfs, gezien een Vlaams afwijzingsfront over de partijgrenzen heen voor de hand ligt, zal dra blijken dat de nota Di Rupo alleen een assertieve Francofone agenda dient die zelfs niet Belgisch kan genoemd worden. Wie de moeite doet om deze nota te toetsen aan de Baert doctrine maar dan vanuit de visie van een onafhankelijk Wallo-Brux – zodra België niet meer loont - zal tot de vaststelling komen dat deze tekst perfect tegemoet komt aan deze doctrine. Dat de traditionele Vlaamse partijen hieraan willen meewerken is verbazingwekkend. Hoe kunnen ze geloofwaardig blijven?
Gelukkig verkleinen de kansen dat de gezagsgetrouwe media er zullen in slagen om de bevolking om de tuin te leiden en de ware draagwijdte van de voor Vlaanderen negatieve punten te verdoezelen of te negeren. Oh ja, ze zullen het wel proberen zoals bleek in DS (23/07) waar men de reactie van N-VA afdoet als oppositietaal; “het zal voor N-VA nooit genoeg zijn”. Het is zo voorspelbaar, maar dank zij de diverse nieuwe communicatiekanalen zal op zijn minst ook de kritiek op de formateursnota luider klinken dan Beke, Gennez en De Croo wel zouden willen. Ook de lezers van Anders Gelezen kunnen rekenen op degelijke informatie. Wordt vervolgd.
LLB 19/07 Francis Van de Woestyne in zijn editoriaal (vrije vertaling):
De Vlaams nationalisten wilden geen akkoord en onderhandelen met hen was gekkenwerk. Helaas moeten we wel onderhandelen met CD&V want ze zijn numeriek en politiek noodzakelijk. Tiens, de grootste partij van het land is dat niet?
Beke gedraagt zich als een verwend kind die eerst alles wil krijgen vooraleer te onderhandelen. Hem vandaag gelijk geven zou hem in de toekomst nog op slechtere gedachten kunnen brengen. Het schoothondje van N-VA is nu een verwend kindje geworden? In elk geval volstaan kleine stappen niet meer en dus is het tijd voor radicale veranderingen op voorwaarde dat de Franstaligen een federatie Wallonie-Bruxelles krijgen met uiteraard een geografische link tussen beide.
In zijn Journaal citeert Mark Grammens p.4663 journalist Monteyne (LLB) die het heeft over EU Raadsvoorzitter Herman Van Rompuy. Tijdens zijn rede onder meer voor de Vlaamse gemeenschapscommissie op 14 juni sprak hij met lof over de meertaligheid van de EU waar elkeen zijn eigen taal mag gebruiken. Helaas deed hij dat uitsluitend in het Frans hiermee de foute indruk geeft dat België een Franstalig land is en zijn moedertaal hem blijkbaar te min geworden is sinds hij zichzelf (althans op zijn visitekaartje) ‘The President’ noemt. Vermits hij zich openlijk bekent lid te zijn van de Orde van den Prince, mag hierbij vermeld worden dat dergelijke houding strijdig is met de gelofte die hij aflegde, namelijk om in zijn persoonlijk en maatschappelijk leven de Nederlands taal en cultuur te bevorderen. Het is een beetje zoals prominent Princelid indertijd die het genootschap verliet omdat hij niet verkozen werd tot afdelingsvoorzitter en vervolgens, uit schrik dat zijn lidmaatschap zijn toekomst in het Belgicistisch establishment zou hinderen, poogde alle sporen van zijn lidmaatschap te laten wissen. Hij werd baron, terwijl de stichter van de Orde van den Prince, Guido Van Gheluwe weerstond aan de pogingen tot beïnvloeding door het Hof.
Doorbraak – JP Rondas: Hoor, de koning ontbloot luidskeels zijn kroon.
“Baggot” zei de koning, alsof hij de Engelse naam die hij bedoelde wou laten rijmen op “maggot”. Het klonk als een vers scheldwoord. Waarom heeft geen enkele taalkundige raadgever hem verteld dat Sir Walter Bagehot zijn eigen naam liever liet rijmen op “gadget”? (…) Welke hoveling heeft de koning ingefluisterd om deze Engelse constitutionalist (1826-1877) in te zetten in een redenering die kant noch wal raakt? Waarom heeft geen enkele juridische raadgever de koning de goeie raad gegeven om die hele Bagehot onvermeld te laten? Het ligt nochtans voor de hand om in zo’n koninklijk leven (als van Albert II) minstens één keertje de drie belangrijke rechten te vermelden die de Victoriaan Bagehot aan de Britse vorst nog wou inruimen: het recht om door zijn ministers geconsulteerd (en dus vooraf geïnformeerd) te worden, het recht hen aan te moedigen, en het recht hen te waarschuwen. Het is deze klassieker uit de literatuur over de monarchie die door Albert werd geciteerd als rechtvaardiging om nu eens een publieke waarschuwing tot alle politici te richten. Waarom had hij dat beter niet gedaan?
Wel, om te beginnen was die Bagehot een zeer koele minnaar van de monarchie. Wie hem citeert, moet weten dat zijn verdediging ervan gebaseerd was op de goedgelovigheid van het volk in een koning die regeert bij Gods genade. Bagehot justifieert de monarchie als theatrale volksverlakkerij, als een magische poppenkast die het daglicht schuwt (“But we must not let in daylight upon magic”). (…) De constitutionele monarchie, schrijft hij, functioneert als een maskerade die het de werkelijke heersers toelaat onderling van plaats te verwisselen zonder dat de onoplettende (heedless) onderdanen het beseffen. (…) Tussen twee legislaturen in heeft de koning volstrekt niets te zeggen, en zo is het sinds Bagehot en tot de dag van vandaag nog altijd gebruikelijk in Groot-Brittannië. Het hoofdstuk “Regeringsvormingen manipuleren en beïnvloeden” komt in zijn boek The English Constitution niet voor. Dit is een specialiteit van het Belgische hof, waarvoor je dus niet naar de Engelse geleerde kunt verwijzen. Maar er is meer. Albert noemt de voormelde rechten (geïnformeerd worden, aanmoedigen, waarschuwen) namelijk “prerogatieven”. Niet alleen is dat een heel erg feodaal klinkend woord dat gedoemd lijkt om door de guillotine van zijn prefix te worden ontdaan. Het beduidt ook net het omgekeerde van wat Bagehot bedoelde. Voor deze auteur gaat het om een beperking (de koning mag slechtsdie dingen doen) en een taak (minstens dat moet hij doen), en niet om een prerogatief. Hij bedoelde evenmin dat de koning die waarschuwingen in het publiek mag uitdelen, integendeel. Alleen zijn ministers mag hij waarschuwen, en zeker niet alle politici via de toegesproken burgers. Deze ministers mogen ook slechts privé, in het kader van het heilige “colloque singulier”, gewaarschuwd worden. Deze colloque singulier, die door onze Franstalige landgenoten op een middeleeuwse manier “sacré” wordt genoemd, werd nu door de koning zelf verbroken. Dit alles heeft de koning op 21 juli dus met voeten getreden – en daardoor heeft hij luidkeels zelf zijn kroon ontbloot. Toch raar dat geen enkel journalist zoiets wil of kan schrijven. (…) Al in 2006 speelde de koninklijke scribent het klaar om de begrippen “omfloerst separatisme”, “subnationaliteit”, en “repli sur soi-même” in één alinea onder te brengen, allemaal ondubbelzinnig op de Vlaamse nationalisten gemikt. De koninklijke toespraken zijn namelijk gericht tot Franstalige oren, die heel goed begrijpen dat hij niet hen bedoelt, maar dat hij, over de Vlaamse koppen heen, tot hen over recalcitrante Vlamingen spreekt. Het afgezaagde “repli sur soi-même” en het opnieuw opgedolven poujadisme maken deel uit van de Franstalige woordenschat, niet van de Vlaamse. Daarom zijn Franstalige politici het ook altijd zo roerend eens met de koninklijke woorden. Door zo te spreken accentueert de koning de verdeeldheid, terwijl het ook anders zou kunnen. Maar daartoe moet hij eventjes in de toekomst kijken. Ook dit kan hij leren uit het Handboek van de koning van Robert Senelle (van motto tot conclusie). Waarmee ik niet wil suggereren dat het Senelle was die de hand van de koninklijke scribent vasthield. De toespraak moet geschreven zijn door iemand die Senelles boek slecht verteerd heeft. Want stel dat de monarchie een eenheidsfactor zou willen blijven, ook na een zeer ingrijpende hervorming die echte autonome deelstaten binnen een losse Belgische statenbond creëert, danzou de koning van zijn drie prerogatieven moeten gebruik maken tegenover de Vlaamse nationalisten. Juist hen zou hij dus moeten aanmoedigen, door hen zou hij zich moeten laten voorlichten, precies zonder hen permanent beledigend te waarschuwen. Hij zou van hen even “bang” moeten zijn als van de Waalse socialisten. Maar inzake de Vlaamse Beweging verder kijken dan de huidige dag kan de Coburgse familie nu eenmaal niet, dat hebben ze genoegzaam bewezen. Het resultaat is voorspelbaar: solus Rex.
Beste lezers, wat ik voorlopig uit de commentaren en talrijke reacties van de lezers onthou zijn vooral vragen waarop de politici van de Vlaamse traditionele partijen een antwoord moeten geven willen ze aan geloofwaardigheid winnen: geloven ze echt dat de onderhandelingen op basis van deze formateursnota zullen resulteren in een copernicaanse hervorming met duidelijk afgebakende bevoegdheden en verantwoordelijkheid zonder federale compensaties? Dat er nadien minder polarisatie zal zijn tussen de twee taalgemeenschappen? Mocht het antwoord negatief zijn dan blijft als resultaat van de CD&V bocht alleen het cordon sanitaire rond de Vlaamse beweging over. Kan dat de ultieme bedoeling zijn?
Pjotr
Anders Gelezen
18 juli 2011
Een cruciale periode
ANDERS GELEZEN
In vorige Anders Gelezen las ik de formateursnota niet enkel als een manier om N-VA eraf te rijden, maar ook en wellicht nog belangrijker, als een manier om de traditionele Vlaamse partijen te bewegen tot een zoveelste Belgisch compromis waarvoor – zoals het past in het Belgique à papa” – pas nadien een maatschappelijk draagvlak moet gezocht worden met steun van de gezagsgetrouwe media. Zondagavond had ik een interessante babbel met een partijpolitiek geëngageerde dame die de problemen met de onderhandelingen terugvoerde tot het gebrek aan discretie van de politici waardoor voorstellen vooraleer ze goed en wel begrepen zijn reeds afgeschoten worden in de media. Media die ervan leven maar tegelijk oproepen om toch wat meer discretie aan de dag te leggen, tenminste als het overeenstemt met hun eigen politieke mening. Daarom, aldus deze bron, weet ook het CD&V partijbestuur niet meer wat de onderhandelingen precies inhouden. Ze twijfelt zelfs of Leterme nog tot de inner circle behoort.
Het redelijke van discretie zal iedereen wel inzien maar is het ook een garantie op een goede oplossing? Uit ervaring – vooral met langdurige onderhandelingen – kan men leren dat tussen de onderhandelaars een irreële wereld ontstaat en het heel gevaarlijk is om hen in dergelijke omstandigheden te laten beslissen om pas nadien – wat inherent is aan deze methode –de confrontatie aan te gaan met de voornaamste aandeelhouders, partijleden en kiezers. Het Antwerpse Lange Wapper dossier is er een schoolvoorbeeld van. Men besliste ‘en petit comité’ en zocht daarna een draagvlak. Quid non en gelukkig maar, want deze oude politieke zeden heeft precies geleid tot de onzalige compromissen die het Belgisch draagvlak volledig hebben uitgehold. Vandaag is de machtigste spelbepaler niet langer N-VA, die het als non-conformistische partij verplicht is om eerst aan de kiezers te denken, maar CD&V dat om meerdere redenen voor een cruciale periode in haar bestaan staat. Even ander lezen.
In de staatgetrouwe media, waaronder dS werd CD&V gekleineerd wegens geen eigen stem en karikaturaal voorgesteld als het ‘schoothondje’ dat N-VA achterna liep. De pennenridders deden dat niet zomaar. Ze verhulden nauwelijks hun politiek doel: CD&V diende zich te distantiëren van N-VA. N-VA, hoe eerbaar ook dit vreemde eendje voorgesteld, werd op last van de Franstalige partijen, de traditionele Nederlandstalige partijen én de pers wat graag in een nieuw cordon sanitaire gestopt. Zo werd zonder ook maar enig weerwerk de ganse Vlaamse beweging aan de kant gezet. Opgeruimd staat blijkbaar netjes.
Ongerustheid heerst in Vlaamsgezinde kringen nu N-VA afhaakte en CD&V ondanks alle voorgaande verklaringen duidelijk bereid is om onderhandelingen zonder N-VA te beginnen. Ongerustheid omdat men vreest dat de nieuwe CD&V uiteindelijk te veel toegevingen zal doen vanuit haar traditionele staatsdragende visie. In hoeverre zullen de botsende visies binnen de partij een rol spelen in de besluitvorming? Voor partijvoorzitter Beke wordt het zeer moeilijk om zowel de Vlaamse als de Belgicistische vleugel onder controle te houden. Electoraal zou het toch duidelijk moeten zijn dat CD&V in de toekomst enkel opnieuw kan groeien door haar Vlaamsgezinde kiezers terug te halen. De Belgicistische – vooral ACW - kiezers zijn in de partij gebleven en zullen, ongeacht het compromis of het afwijzen ervan, blijven om de eenvoudige reden dat ze geen alternatief hebben. De vraag is in hoeverre het uiteindelijk compromis waarvoor Wouter Beke duidelijk klaar is, verteerbaar zal zijn voor de positie van Kris Peeters als minister president van de Vlaamse regering. De kans dat de media erin slagen om het compromis te laten klinken als een overwinning wordt alsmaar kleiner, nu de mondige kiezers andere communicatiewegen hebben om een eigen mening te vormen en de doorzichtige spelletjes van de ‘spelers zonder kleur’ zoals Peter Vandermeersch zijn journalisten noemde, niet meer de invloed hebben die ze voordien wel hadden.
Maar waaraan moet het compromis dan wel getoetst worden? Aan de zeer algemene doelstellingen van bij voorbeeld de gedateerde Octopus nota – met onvermijdelijke compensaties voor elke toegeving - of moet het vooral rekening houden met de zeer concrete kritiek op elk afzonderlijk onderdeel. De lezing van de bezwaren die professor Vuye liet noteren in DM (zie vorige AG) zou alvast CD&V behoeden voor een onzalig BHV compromis waarvoor in Vlaams Brabant helemaal geen draagvlak bestaat, zoals te lezen is op de webstek van sterkhouder, CD&V burgemeester Michel Doomst.
In het concert van botsende meningen schreef Guido Vanden Wijngaert in dS (18/07) terecht dat ten gronde de communautaire discussie gaat over het democratisch gehalte van België. De Franstaligen beseffen dat nu toegeven (over BHV) aan de Vlaamse meerderheid het einde betekent van hun geprivilegieerde positie met bescherming van de minderheid. In het nieuwe België zou de Vlaamse meerderheid ook in andere dossiers het recht van de sterkste kunnen opeisen. Een horror situatie die voor de Franstaligen veel erger is dan de splitsing van het land; daarom hun plan B. De conclusie van deze interessante opinie – de keuze tussen blijven bij een evenwichtige machtsdeling of de splitsing van het land - gaat echter voorbij aan de mogelijkheid om een nieuw verhaal te schrijven voor België waarin de beide gemeenschappen mekaar niet meer kunnen afblokken door ze elk hun eigen weg te laten gaan. Een confederatie met samenwerking die niet meer afgewogen wordt tegen de electorale en financiële winst of verlies voor de partij, maar gebaseerd is op welbegrepen eigenbelang van zelfstandige gemeenschappen. Waarom deze visie in Vlaanderen nauwelijks aan bod komt in de Nederlandstalige media hoewel steeds meer vooraanstaande opiniemakers en politicologen erkennen dat dit de beste oplossing zou zijn om tot goed bestuur en pacificatie te komen, mag een raadsel heten. Hoelang nog zullen de ‘spelers zonder kleur’ blijven rondjes draaien?
DIT België willen steeds meer weldenkende Vlamingen niet meer en voor een splitsing is er geen Vlaamse meerderheid, maar een ANDER – confederaal - België blijft onbespreekbaar? Hierover zou de discussie moeten gaan en op deze maatschappelijk wel gedragen vraag moet in de eerste plaats Wouter Beke en CD&V ten gronde een antwoord geven. Durft CD&V de oude compromisteksten opzij schuiven en een nieuw verhaal schrijven in plaats van een compromis te aanvaarden waardoor het beleid nog ingewikkelder wordt (dixit Vanden Broucke over de financieringswet) en de toegevingen van vandaag vooral wrevel veroorzaken in de toekomst? Of zal Wouter Beke in de traditie van de oude CVP, toch beslissingen nemen zonder voldoende maatschappelijk draagvlak? Alle ogen zijn gericht op CD&V in deze cruciale periode.
Pjotr
ANDERS GELEZEN
In vorige Anders Gelezen las ik de formateursnota niet enkel als een manier om N-VA eraf te rijden, maar ook en wellicht nog belangrijker, als een manier om de traditionele Vlaamse partijen te bewegen tot een zoveelste Belgisch compromis waarvoor – zoals het past in het Belgique à papa” – pas nadien een maatschappelijk draagvlak moet gezocht worden met steun van de gezagsgetrouwe media. Zondagavond had ik een interessante babbel met een partijpolitiek geëngageerde dame die de problemen met de onderhandelingen terugvoerde tot het gebrek aan discretie van de politici waardoor voorstellen vooraleer ze goed en wel begrepen zijn reeds afgeschoten worden in de media. Media die ervan leven maar tegelijk oproepen om toch wat meer discretie aan de dag te leggen, tenminste als het overeenstemt met hun eigen politieke mening. Daarom, aldus deze bron, weet ook het CD&V partijbestuur niet meer wat de onderhandelingen precies inhouden. Ze twijfelt zelfs of Leterme nog tot de inner circle behoort.
Het redelijke van discretie zal iedereen wel inzien maar is het ook een garantie op een goede oplossing? Uit ervaring – vooral met langdurige onderhandelingen – kan men leren dat tussen de onderhandelaars een irreële wereld ontstaat en het heel gevaarlijk is om hen in dergelijke omstandigheden te laten beslissen om pas nadien – wat inherent is aan deze methode –de confrontatie aan te gaan met de voornaamste aandeelhouders, partijleden en kiezers. Het Antwerpse Lange Wapper dossier is er een schoolvoorbeeld van. Men besliste ‘en petit comité’ en zocht daarna een draagvlak. Quid non en gelukkig maar, want deze oude politieke zeden heeft precies geleid tot de onzalige compromissen die het Belgisch draagvlak volledig hebben uitgehold. Vandaag is de machtigste spelbepaler niet langer N-VA, die het als non-conformistische partij verplicht is om eerst aan de kiezers te denken, maar CD&V dat om meerdere redenen voor een cruciale periode in haar bestaan staat. Even ander lezen.
In de staatgetrouwe media, waaronder dS werd CD&V gekleineerd wegens geen eigen stem en karikaturaal voorgesteld als het ‘schoothondje’ dat N-VA achterna liep. De pennenridders deden dat niet zomaar. Ze verhulden nauwelijks hun politiek doel: CD&V diende zich te distantiëren van N-VA. N-VA, hoe eerbaar ook dit vreemde eendje voorgesteld, werd op last van de Franstalige partijen, de traditionele Nederlandstalige partijen én de pers wat graag in een nieuw cordon sanitaire gestopt. Zo werd zonder ook maar enig weerwerk de ganse Vlaamse beweging aan de kant gezet. Opgeruimd staat blijkbaar netjes.
Ongerustheid heerst in Vlaamsgezinde kringen nu N-VA afhaakte en CD&V ondanks alle voorgaande verklaringen duidelijk bereid is om onderhandelingen zonder N-VA te beginnen. Ongerustheid omdat men vreest dat de nieuwe CD&V uiteindelijk te veel toegevingen zal doen vanuit haar traditionele staatsdragende visie. In hoeverre zullen de botsende visies binnen de partij een rol spelen in de besluitvorming? Voor partijvoorzitter Beke wordt het zeer moeilijk om zowel de Vlaamse als de Belgicistische vleugel onder controle te houden. Electoraal zou het toch duidelijk moeten zijn dat CD&V in de toekomst enkel opnieuw kan groeien door haar Vlaamsgezinde kiezers terug te halen. De Belgicistische – vooral ACW - kiezers zijn in de partij gebleven en zullen, ongeacht het compromis of het afwijzen ervan, blijven om de eenvoudige reden dat ze geen alternatief hebben. De vraag is in hoeverre het uiteindelijk compromis waarvoor Wouter Beke duidelijk klaar is, verteerbaar zal zijn voor de positie van Kris Peeters als minister president van de Vlaamse regering. De kans dat de media erin slagen om het compromis te laten klinken als een overwinning wordt alsmaar kleiner, nu de mondige kiezers andere communicatiewegen hebben om een eigen mening te vormen en de doorzichtige spelletjes van de ‘spelers zonder kleur’ zoals Peter Vandermeersch zijn journalisten noemde, niet meer de invloed hebben die ze voordien wel hadden.
Maar waaraan moet het compromis dan wel getoetst worden? Aan de zeer algemene doelstellingen van bij voorbeeld de gedateerde Octopus nota – met onvermijdelijke compensaties voor elke toegeving - of moet het vooral rekening houden met de zeer concrete kritiek op elk afzonderlijk onderdeel. De lezing van de bezwaren die professor Vuye liet noteren in DM (zie vorige AG) zou alvast CD&V behoeden voor een onzalig BHV compromis waarvoor in Vlaams Brabant helemaal geen draagvlak bestaat, zoals te lezen is op de webstek van sterkhouder, CD&V burgemeester Michel Doomst.
In het concert van botsende meningen schreef Guido Vanden Wijngaert in dS (18/07) terecht dat ten gronde de communautaire discussie gaat over het democratisch gehalte van België. De Franstaligen beseffen dat nu toegeven (over BHV) aan de Vlaamse meerderheid het einde betekent van hun geprivilegieerde positie met bescherming van de minderheid. In het nieuwe België zou de Vlaamse meerderheid ook in andere dossiers het recht van de sterkste kunnen opeisen. Een horror situatie die voor de Franstaligen veel erger is dan de splitsing van het land; daarom hun plan B. De conclusie van deze interessante opinie – de keuze tussen blijven bij een evenwichtige machtsdeling of de splitsing van het land - gaat echter voorbij aan de mogelijkheid om een nieuw verhaal te schrijven voor België waarin de beide gemeenschappen mekaar niet meer kunnen afblokken door ze elk hun eigen weg te laten gaan. Een confederatie met samenwerking die niet meer afgewogen wordt tegen de electorale en financiële winst of verlies voor de partij, maar gebaseerd is op welbegrepen eigenbelang van zelfstandige gemeenschappen. Waarom deze visie in Vlaanderen nauwelijks aan bod komt in de Nederlandstalige media hoewel steeds meer vooraanstaande opiniemakers en politicologen erkennen dat dit de beste oplossing zou zijn om tot goed bestuur en pacificatie te komen, mag een raadsel heten. Hoelang nog zullen de ‘spelers zonder kleur’ blijven rondjes draaien?
DIT België willen steeds meer weldenkende Vlamingen niet meer en voor een splitsing is er geen Vlaamse meerderheid, maar een ANDER – confederaal - België blijft onbespreekbaar? Hierover zou de discussie moeten gaan en op deze maatschappelijk wel gedragen vraag moet in de eerste plaats Wouter Beke en CD&V ten gronde een antwoord geven. Durft CD&V de oude compromisteksten opzij schuiven en een nieuw verhaal schrijven in plaats van een compromis te aanvaarden waardoor het beleid nog ingewikkelder wordt (dixit Vanden Broucke over de financieringswet) en de toegevingen van vandaag vooral wrevel veroorzaken in de toekomst? Of zal Wouter Beke in de traditie van de oude CVP, toch beslissingen nemen zonder voldoende maatschappelijk draagvlak? Alle ogen zijn gericht op CD&V in deze cruciale periode.
Pjotr
ANDERS GELEZEN
Abonneren op:
Posts (Atom)