ANDERS GELEZEN
Negen november 2009.
Twintig jaar na de val van de muur in Berlijn staan de media vol herinneringen aan deze historische wende. Het einde ook van de Koude Oorlog. De kranten spreken vol lof over de politici die het toen voor het zeggen hadden. Sommigen maken van de gelegenheid gebruik om hun sympathie voor het communistisch systeem te betuigen. Een gewezen DDR-partijlid mocht op Canvas zelfs fel van leer trekken tegen die West-Duitsers die (inderdaad, maar begrijpelijk) weinig respect betoond hebben bij de hereniging. Al gaf interviewer Geert Van Istendael toe dat de VRT wel de meest negatieve getuigenis selecteerde en zo een vertekend beeld gaf van zijn bijdrage. Daar zijn ze sterk in, bij de VRT. Maar er viel nauwelijks iets te lezen over de gewone mensen; het verhaal over de echte problemen. Zij die wij in ons leven ontmoetten.
Waar stilte stilstand is
De eerste keer dat ik het IJzeren Gordijn ‘bezocht’ was in 1984, na mijn mutatie naar de 14de Compagnie Genie die gelegerd was in Arolsen; het meest oostelijk garnizoen, toen. Om de soldaten uit te leggen waarom wij in Duitsland waren werd voor elke lichting een uitstap georganiseerd naar enkele ‘observatieposten’ in de omgeving van Duderstadt aan de grens tussen Oost en West. Zo’n bezoek mistte zijn effect niet en verving de saaie theorielessen over de NAVO-opdracht waarvoor wij in Duitsland waren. Maar wat mij vooral bijgebleven is uit deze periode? Hoe dichterbij de grens, hoe liever de West Duitsers ons zagen en er de lasten van de vele legeroefeningen bijnamen. Vele huisgezinnen in de grensstreek hadden familie aan de overkant en dat deed veel. Ze wisten wat er ginder gebeurde. Wat vooral niet gebeurde. Want als er één ding indrukwekkend was aan het IJzeren gordijn – een combinatie van prikkeldraad, wachttorens, honden en gemijnde no-go zone – was de oorverdovende STILTE. Stilte wegens het ontbreken van geluid, maar vooral ook stilte omdat er geen beweging was. Op de landbouwakkers palend aan het ‘gordijn’ werkten hooguit enkele boeren met verouderd materieel en altijd waren er wachters om ze in de gaten te houden.
Wie toen het Oostblok bezocht klaagde over de slechte ‘service’. Landen waar de klant niet welkom was, enkel een onvermijdelijke noodzaak om de staat aan deviezen te helpen. Waar mensen met een nors gezicht rondliepen ook al hadden ze werk en een inkomen. Alleen hielden ze niet van hun werk, omdat niemand ook verwachtte dat ze er ‘iets’ zouden van maken. Beter willen doen dan de anderen werd al rap bestempeld als stielbederven. Wie niet politiek correct was (of als dusdanig werd verklikt) had geen werk meer, soms ook geen woning. Dat beginnen we hier ook te kennen.
Zimmer Frei
Oberammergau, periode 1972 – 1975. Het dorpje in Beieren bekend om zijn typische huizen versierd met prachtige fresco’s en eens om de tien jaar de beroemde ‘Passionsspiele’. Maar ook het dorpje met een NAVO school. Waar cursussen gegeven werden over het ‘gebruik van en de bescherming tegen nucleaire en chemische wapens’. Voorspellingen van het aantal ‘casualties’ op basis van tabellen, wiskundige formules en weersvoorspellingen.
Tijdens één van deze cursussen logeerden we in een nette ‘Zimmer Frei’. De rondborstige gastvrouw was de levend geworden vriendelijkheid zelve en samen met haar moeder en jongere zus genoten we ’s avonds in de tuin van een drankje, luisterden we naar hun levensverhaal. Dat van zovele duizenden Oostduitsers die zich vrijgekocht hadden en vanuit de DDR overgekomen waren naar de Bundesrepubliek. Jawel, mensenhandel maar dan niet door criminele mensenhandelaars maar door een staat die zijn burgers beschouwde als koopwaar. Voor een oudere vrouw zonder inkomsten konden ze niet veel vragen maar een jonge gezonde vrouw was al een stuk meer waard. Dat ze haar zoon die gestudeerd had moest achterlaten, zei ze, wegens geen geld genoeg, deed pijn. Alleen al de gedachte. Zouden diegenen die de laatste dagen lovend over dit regime schrijven dat niet geweten hebben? Een selectief geheugen?
Zij kwamen dus uit de DDR met elk één valies en twintig ‘WestMarken’ naar de dochter die al in Oberammergau woonde. Later zou de rest van hun inboedel opgestuurd worden. Tenminste datgene dat niet te groot of te zwaar was. Hoeveel volume weet ik niet meer maar een verhuis kon je het niet noemen, hooguit bagage. Waarom de oude moeder uit haar vertrouwde dorp wegwilde na zoveel jaren? Haar man, die een bakkerij had was gestorven. Trouwens stelt u niet teveel voor van die bakkerij. Het was vadertje staat die besliste hoeveel tarwe hij kreeg om brood van te bakken. Zijn luxe bestond uit een ruilhandeltje, een beetje foefelen met het gewicht en dan brood ruilen voor nylonkousen zoals in West Duitsland na de oorlog maar dan 25 jaar later.
Grenzenloze vrijheid
Een anekdote om nooit te vergeten.
Op een vrije namiddag nodigden we de pas aangekomen oudere vrouw en jongere dochter uit voor een toeristische uitstap. Eerst naar het Ettal klooster, schitterend. Vervolgens naar Garmisch-Partenkirchen, via de weg N23 Oostenrijk binnen, Lermoos en dan Reutte vooraleer terug Duitsland binnen te rijden en nog een bezoek te brengen aan de Wiesskirche en Schloss Linderhof. Wij genoten van deze prachtige streek en het culturele patrimonium. Wat zij het beste vonden? Dat ze tweemaal een staatsgrens overstaken zonder controle. Dat hadden ze nog nooit meegemaakt in gans hun leven. Zelfs naar Rusland reizen was bij elke grensovergang een ware beproeving. Dát overtrof al het moois dat ze gezien hadden. Ze waren zelfs een beetje bang geweest van dit ‘avontuur’, bekenden ze achteraf. ‘Grenzen’loze vrijheid: wij weten niet eens meer wat ‘grenzen'loos betekenen.
Geestesdodend
De muur is al lang gevallen maar in de geesten staat hij nog lang overeind.
Wenen 1997 - 2002. Prachtige stad op de grens met het Oostblok, waar de meeste vakmensen een Tsjechische, Poolse, Slowaakse of Hongaarse naam dragen. Hun heimat was niet ver en stond op het punt om lid te worden van de Europese Unie. Daar leerden we hogeropgeleiden uit het vroegere Oostblok kennen: Russen, Oekraïners, Roemenen, Bulgaren. Wij bezochten samen Oostenrijkse instellingen. Zaten dan ook samen aan tafel; proefden van de Oostenrijkse keuken. Maar bij mekaar op bezoek gaan, dat was éénrichtingsverkeer. Hooguit een receptie in de ambassade, drank à volonté en een buffet met nationale specialiteiten. Nooit uit het oog van vadertje staat. En dat wisten zij ook. Initiatief, wablief? Sociale contacten, wat zit daarachter? Is het niet normaal dat in zo’n omstandigheden zelfs de meest creatieve en briljante geesten het langzaam laten afweten en zich alleen nog bekommeren om het geld dat te verdienen valt met deze job. Voor hen was het ergste de terugkeer, het opgeven van de kortstondige voorzichtige intellectuele vrijheid in internationaal gezelschap; ondenkbaar in hun eigen land. Met tranen in de ogen namen ze afscheid.
Dat ook de Russische officieren het geweld in de Baranja, Kroatië (1992 - ) verkozen boven een terugkeer naar het goede vadertje Rusland, weten alle Belgische officieren die met hen daar samenwerkten. Dat ze geen moer gaven om de pacificatie maar wel handeltjes opzetten die de vredesmissie ondermijnden en ander vredestroepen in gevaar brachten. Wie maalt daar nu nog om?
Wanneer ik al die grote historische verhalen hoor over de DDR en het Oostblok dan denk ik terug aan die gewone mensen die zelfs hun TV antenne op zolder verborgen voor de eigen familie. Zou iemand eens willen berekenen hoeveel creativiteit en intellectuele capaciteiten gefnuikt werden in dit ‘sociaal’ systeem dat ook in de DDR alles overheerste?
Geschreven uit respect voor de onderdrukte mensen uit de DDR en ander Oostbloklanden.
Pjotr
Anders gelezen
09 november 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten